GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Wij willen nu wat met elkander praten over de gemeentepolitiek.

En dat om de véle misverstanden, die omtrent het doel van het Gereformeerd politiek verbond in antirevolutionairen kring, in haar algemeen-christelijke peirs, en zelfs bij die vrijgemaakten bleken te bestaan, die alsnog meenen bij de antirevolutionaire partij te moeten blijven.

Pe mannen, die op onze lijsten gekozen zijn en straks de raadzaal zullen binnentreden, krijgen met die misverstanden zeker te doen. Zij zullen er niet door van streek geraken, maar het is toch wel goed, dat wij ze vooraf overwegen.

Daar is allereerst het misverstand bij de eigen menschen in de raden, die de A.R. partij niet wilden verlaten.

Zij . zagen, toen naast de A.R. lijst een eigen lijst onzerzijds werd ingediend, daarin een aanklacht tegen hen persoonlijk, een bewijs van afkeuring en in gebreke-stelling.

Sommigen sloegen zich op de eenigermate opgeheven borst en riepen: en deden wij het niet goed?

Anderen vroegen een bewijs van vertrouwen.

Noch voor het een, noch voor het ander was er eenige aanleiding.

De zaak is toch heel eenvoudig. De mannen van het Ger. Pol. verbond zien zich uitgedreven uit de A.R. partij, wijl zij daarin slechts konden blijven na het getuigenis, dat het onrecht, der kerk van Christus aangedaan, de anti-revolutionaire partij niet aangaat. Zij zien daarin een verloochening van hun Heiland en Heere.

En wilden zij dus hun burgerrechten handhaven en hun burgerplicht vervullen, dan moesten zij uitkomen met een eigen lijst. De vrijgemaakte, die ergens lid van den raad was, had allicht, indien hij zich bij het Ger. Pol. verbond had aangesloten, noiruner één op zijn lijst kunnen worden.

Van eenige persoonlijke disqualificatie was er geen sprake.

Een tweede misverstand ontmoetten wij in den toon der pers, die mee de A.R. partij ondersteunt. Die toon herinnerde levendig aan den liberalen hoogmoed tegenover Groen en Kuyper, en aan de socialistische laatdunkendheid van thans, als wij getrouw zijn namelijk. Want een Vrije Universiteit, met gehoon in den beginne begroet, wordt nu wel als groot en ruim geprezen, doch een verbetering bewijst dit niet. En zoo is het ook met de politieke partij der reformatie. Ik heb soms behoefte aan smaad, zeiden Groen en Kuyper beiden, om te weten, of ik op den goeden weg ben.

Er wordt gesproken van „afsplintering" en op het onbeteekenende van het resultaat wordt gewezen, zooals de democratie thans gewaagt van miniatuurpar-•tijtjes.

Daar wordt wel een weinig vergeten, dat hoovaardigheid gemeenlijk den val inleidt. Zoo zegt het ook de Schrift.

Van Deyssel heeft eens als voorbeeld van groote schoonheid gezien de wandeling van een trotschen rijkaard door zijn dorpje, eerbiedig gegroet en nage­ staard door zijn eenvoudige dorpsgenooten. Mijnheer gaat'uit...

Als dit schoonheid is, dan heeft de redactie van „Trouw" in dit geval waarUjk een aandoenlijke hoogtegraad vian artisticiteit bereikt.

De boeren hier zeggen in zulk geval: de koe is totaal vergeten, dat zij kalf is geweest.

Een derde misverstand betreft het optreden van de enkele onzer verkozen mannen straks in den raad van stad of dorp.

Het begon reeds met het appèl der vierhonderd.

Want daarin werd tegenover de mannen van het gereformeerd politiek verbond gewezen op de christelijke nuchterheid in het zien en beoordeelen der dingen ook van de gemeentepolitiek.

Hieruit mocht worden afgeleid, dat men bij' die mannen een gemis aan deze christelijke nuchterheid had ontdekt.

Hetzij dan niet tengevolge van het te veel innemen van geestrijken, dan toch wel van verkeerd gemengden drank.

Nu ligt hier een merkwaardig geval.

Want waar de mannen van het Ger. politiek verbond, die zeggen niet een nieuwe partij te hebben opgericht, maar het herstel beoogen van de oude antirevolutionaire partij, niets anders zien dan een heel eenvoudig gebod Gods, geldend voor gansch het leven, daar gaat voor den blik van den steller van het appèl een zeer ingewikkeld panorama open van veelvormigheid van het leven en daarachter nog een veelvoudigheid van ordinantiën.

Dit nu doet denken aan dat aardige verhaaltje van dien man, wien door zijn zoon deze vraag werd gesteld: waaraan, vader, kan men bemerken, dat iemand niet meer nuchteren is, en die toen ten antwoord gaf: och, dat is heel eenvoudig mijn jongen. Zie, daar staan op den schoorsteenmantel twee vazen. Als ik nu zeg, dat er vier zijn, dan ben ik niet meer nuchteren.

Nu, zei toen het zoontje, daar staat er anders maar één, vader.

Ik kom tot een vierde misverstand, waarmede ook weer Groen en Kuyper steeds haJdden te worstelen.

En dat wij nu met groote verbazing aanwezig zien bij zich noemende antirevolutionaire journalisten, en zelfs bij enkele vrijgemaakten.

Men zegt: gij wilt als fundament ook voor de gemeentepolitiek de Schrift en de belijdenis. En spreekt steeds van de gehoorzaamheid aan het Woord Gods.

Maar wat meent gij nu, dat een asphaltstraat of de bouw van woningen te maken heeft met het Woord?

Wilt gij gedurig preeken houden in den raad in plaats van te handelen over heel gewone zaken, die daar aan de orde komen?

Zoo hoonden de liberalen eertijds van christelijk rekenen en christelijke aardrijkskunde, als het toppunt van dwaasheid.

Alsof staat en gemeente thans niet ten zeerste door een onchristelijk rekenen worden bedreigd, n.l. dat men zich daéir er geen rekenschap van geeft, dat men gaat over andermans geld, en meent dat veel uitgeven veel overhouden beteekent.

Zou een antirevolutionair willen zeggen: gij komt met de Schrift, wij met een program?

Men sprak immers zelf in de verkiezingsbiljetten van de gehoorzaaniheid aan de souvereiniteit Gods en de gehoorzaamheid aan Zijn heilig Woord?

Zou men durven zeggen, dat de bede: geef ons wijsheid in alle ding naar Uw Woord en getuigenis voor den antirevolutionair onnoodig werd, omdat hij een programmetje heeft met allerlei beloften?

Zou het gemis aan zulk een program de onvruchtbaarheid van echte antirevolutionaire gemeentepolitiek beduiden?

Dan heeft Groen van Prinsterer nimmer goede politiek kunnen voeren.

En als er geloovig gezegd werd: als wij getrouw zijn naar den eisch van het Woord des Heeren, dan zal de Heere ons de woorden in den mond leggen, is er dan eenig waarachtig Christen, die anders mag spreken, onverschillig welke zaken ter behartiging hem zijn toebetrouwd?

Daar is weer honend gezegd, dat onze nu gekozen raadsleden alleen maar neen kunnen zeggen tegen alles, wat hun als voorstel wordt voorgelegd. Zij willen immers alles anders en beter doen dan de antirevolutionaire raadsleden. Als zij ja zeggen vallen zij die raadsleden immers bij ? Want die .weten blijkbaar alles en zijn in alles wijs en goed.

Welk een dwaasheid spreekt uit zulk dom geklap.

Ik heb het voorrecht gehad een veertigtal jaren lid van een gemeenteraad te zijn. En ik vermoed, dat onze gekozen mannen niet anders zullen handelen, dan ik dat mij voor elk goed raadslid voorstelde, en daarnaar ook zooveel mogelijk trachtte te spreken.

Zij zullen eerst hard werken, om in de zakenjvan den gemeenteraad in te komen. Wetend, dat men eerst goed spreken kan over de dingen, als men ze, om het nu eens gewoonweg te zeggen, door heeft.

Geen waarachtige kennis en geen geschiktheid tot . goed handelen wordt zonder groote inspanning verkregen.

De man, die zijn betrouwen stelt op den Heere zijn God en gehoorzaam wenscht te wandelen in den weg van Zijn Woord, arbeidt hard, om ide zaken, hem ter behartiging mede toevertrouwd zoo goed mogelijk te leeren verstaan. En dan heeft hij vrijmoedigheid om te bidden: geef mij, Heere, wijsheid en kracht, want ik moet het alles van U ontvangen.

Zou eenig antirevolutionair anders durven te spreken?

Men kan gerust zijn. De kinderen der reformatie zien de kerk des^ Heeren in het centrum ook van het gemeenteleven, maar zij zijn geen mystieke dwazen en kennen, juist omdat zij zulks doen, het goed onderscheid van de taak der kerk en die van een gemeenteraad.

Het is niet onmogelijk, dat zij, zooals van ouds de les was in de politiek, eerst een tijdje zwijgen, om goed de gemeentezaken te leeren kennen. Zij behooren niet tot die lieden van wie het Fransche versje zegt: on entre, on crie, et c'est la vie; men komt binnen, men schreeuwt, ziedaar het leven.

Zoo is het met den revolutionair. Antirevolutionair is het zeker niet.

De reformatorische raadsleden zullen heel gewone raadsleden zijn, die elk verstandig voorstel zullen steunen en elk goed woord zullen waardeeren, allereerst als het van den kant der antirevolutionairen komt, die niet met hen wilden meegaan.

Het is wel zeer merkwaardig.

De wijsgeer, prof. Beerling, constateert in zijn , , Crisis van den mensch" nog eens weer, wat honderden keeren ook van ongeloovige zijde werd erkend: het Calvinisme wekt in den geloovige een groote mate van practische energie en sociaal economisch élan. En dat Calvinisme was alleen krachtig, toen het de kerk des Heeren beleed, zooals dit in onze Nederlandsche geloofsbelijdenis geschiedt. Het zou wat wezen, dat een gereformeerd man zulk een Calvinist kon verwijten: gij zijt tot geen goed ding in staat, gij kunt op eigen houtje geen gemeentezaak begrijpen. Gij kunt geen goed woord zeggen, alleen maar preeken.

Trouwens, wie preekt er meer dan de socialist en de commimist, die den mond altijd vol hebben over hun levensbeschouwing.

En het zou wel vreemd wezen, als de goede antirevolutionair daartegenover niet de Schriftuurlijke belijdenis omtrent mensch en wereld, staat en gemeente zou mogen plaatsen.

Ik geloof, dat uit niets meer het onverstand van de huidige algemeen-christelijke pers, die ook de antirevolutionaire partij wil steunen, spreekt, dan uit al datgene, wat men zooal aanvoert tegen het gereformeerd politiek verbond.

Wij moeten er ons maar niets van a, antreldi: en en den Heere bidden om getrouw te mogen zijn, ook in den gemeenteraad.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juli 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juli 1949

De Reformatie | 8 Pagina's