GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater,

Wij willen ons gesprek over het groot gevaar, hetwelk het leven bedreigt door onze schuld — de schuld der Vrijmaking — nl. de v e r k e r k e 1 ij k i n g, nu voortzetten en weer luisteren naar wat de heer Algra ons daaromtrent kan leeren.

Wij leerden dan, dat de J.V. haar zelfstandigheid moet bewaren tegenover de kerk, d.i. de kerkeraad of den predikant.

Als dit nu reeds geldt voor de jonge lieden, hoeveel te meer behoort een ieder in heel zijn leven voor dit gevaar ter dege op zijn hoede te zijn.

Welnu, in, weerwil van dit gevaar stellen de jongelieden hun vereeniging toch onder het toezicht van den kerkeraad. Vrijwillig.

Zij kunnen het ook laten. Maar de bondsvoorzitter vindt het wél goed nog, dat het geschiedt. Maar — weest op uw hoede, dus waarschuwt hij. Het toezicht moet worden beperkt tot de belijdenis, d.i. een zeer speciaal punt.

Ik begrijp dit nu zoo, dat bedoeld wordt: de kerkeraad mag toezien, mag er bij wezen, als een artikel van de belijdenis wordt behandeld. Hij zal zich moeten vergewissen, krachtens zijn principaal d e Synode, dat bij de behandeling van art. 33 de jongelieden niet in de fout vallen van dien boozen candidaat Schilder, die zelfs een prof. Grosheide er zoo leelijk liet inlocpen, en dat het ook goed gaat als de artikelen 27—29 aan de orde komen.

Maar dan is het ook uit. Als het uurtje belijdenis voorbij is, mag het kerkeraadslid misschien wel blijven, maar te zeggen heeft hij niets meer. Mocht hij bij de behandeling van al het andere maar even zijn mond opendoen om critiek te oefenen, de voorzitter zou er aanstonds op bedacht moeten wezen die brutaliteit te keeren.

liteit te keeren. Weest op uw hoede, zegt de bondsvoorzitter. Want daar dreigt een groot gevaar: de verkerkelijking.

Echter zoo is het toch niet heelemaal juist.

Want zoo heet het: de kerkeraad moet zich vergewissen, niet alleen of er goed synodaal geredeneerd wordt, maar ook hoe wij arbeiden op den grondslag van Schrift en belijden i s.

Nu begint het ons te schemeren.

Zou men misschien moeten zeggen: maar die grondslag: Schrift en belijdenis, is maar een speciaal punt?

Maar wie bouwt nu zijn huis op een punt, al is het ook speciaal?

Dit is geen koud grapje, want de zaak is buitengemeen ernstig. De kerkeraad moet zich vergewissen, dat de jongelieden arbeiden — in hun vereenigingsarbeid — op den grondslag van Schrift en belijdenis. Daar kan ook voor den heer Algra niets buiten vallen. Zouden Schrift en belijdenis niet heel ons leven moeten beheerschen?

Ik krijg dus den indruk dat de kous nog niet af is.

Men denke zich het geval eens in: daar komen de jongelingen bij den kerkeraad en zeggen: wij stellen ons onder uw toezicht. De praeses antwoordt: dat is goed. Maar aanstonds daarop zeggen de jongelingen: ja, pas op, wij hebben wel beloofd uw vermaan en tucht te aanvaarden in leer en leven, maar weet U wel hoe beperkt het toezicht is? Alleen maar voolhet uurtje, dat de belijdenis aan de orde is. Voorts ook of wij op dien grondslag arbeiden, maar daar valt buiten: onze organisatie, onze financiën en feitelijk al het andere. Zal de kerkeraad zulks kunnen aanvaarden?

Maar daar rijzen meer vragen.

Als het arbeiden op den grondslag van Schrift en belijdenis slechts als een „speciaal punt", de belijdenis, zou raken, welk een klein plaatsje neemt die grondslag voor den arbeid dan in?

En op welken grondslag is nu al het andere opgetrokken, want een fundament moet er toch zijn. Niet op de belijdenis die gehoorzaam de Schrift naspreekt. voor de kerk en den staat en het gezin en dè maatschappij. Maar waarop dan?

Op beschouwingen van menschen, programma's van partijen, sociale vereenigingen ?

Van menschen, die zelf heel hun leven door op hun hoede moeten zijn, dat zij niet verkerkelijkt worden, en hun zelfstandigheid tegenover de kerk moeten handhaven? Zonderen wij toch Schrift en belijdenis uit dan blijft er niets anders over dan menschelijke wijsheid.

Hier zien wij tot welke buitensporigheden de leer der gemeene gratie en die van de souvereiniteit in eigen kring kan leiden, zeker niet, zooals dr Kuyper dit bedoelde. Dat bewijzen zijn geschriften ook.

Ik noem nu niet de pluriformiteit der kerk, omdat.' als de heer Algra de oude papieren eens nagaat, hem zal blijken, dat een J.V. zeer wel het kerkelijk toezicht van verschillende kerken kunnen vragen. Niet alleen dat van den eenen „synodalen". kerkeraad, zooals de heer Algra dit stelt.

Ook de Christelijke gereformeerde kerkeraad zöü toezicht kunnen oefenen.

Zelfs de Ned Herv. kerkeraad, want als ik het wel heb, was er ergens in Gelderland eens een Ned. Herv. J.V. aangesloten bij den bond van Vonkenberg en De Lange. Zoo leerden zij het.

Wij zaten toen allen vast in Kuyper's „Gemeene Gratie" en menigmaal werden consequenties getrokken, die Kuyper allicht niet bedoelde. Ik neem nu maar onze scholen.

Er waren toen vele christelijke scholen, opgericht door een kerkeraad; dus een kerkelijke school. Het bleek mij eens, dat bulten onzen kring dit zóó wer J opgevat, dat men op zulke school niets anders leerde dan psalmen, bijbelteksten en den catechismus.

Een liberale wethouder, die onze school bij een feestelijke gelegenheid bezocht, stond stom verbaasd, toen hij sommen op het bord zag, waarmee Zijne edelachtbare zelf groote moeite zou hebben. Wat, riep hij uit, leeren ze hier ook rekenen?

De kerkeraad had dus zeggenschap over de school, wat velen onderwijzers niet smaakte. U weet wel: de dominee en het hoofd der school konden het niet altijd best met elkander vinden, en twee stuurlui op één schip

Los van de kerk, was dan de leus, en het argument: de school staat niet op het terrein van de particuliere, maar op dat van de gemeene gratie.

Ik heb het beleefd, dat men mij op een ringvergadering van J.V. de vraag stelde: op welk terrein staat

de J.V., op dat der gemeene gratie of der particuliere genade ?

Ik schrok geducht, dat moet ik eerlijk zeggen en deed toen zelve twee vragen: is uw J.V. geen gereformeerde, dus echt christelijke J.V.? En voorts: hebt U misschien ruzie met den dominee ter plaatse? Het laatste bleek het geval te zijn.

Wat de heer Aigra beweert ligt nu op die lijn, als het iets zal beteekenen. Het gevaar der Lugtigheids en der afwijking in de Ned. Herv. kerk, die zich met aUes en nog wat gaat bemoeien, nadat zij de belijdenis meer en meer verminkt, benauwt hem.

Zoo gaat het altijd, als de kerk de gehoorzaamheid aan het Woord loslaat. Men wordt dan heel vroom en heel werkzaam, maar juist waar dit niet zoo hoort.

Laten wij dan nu eens zien hoe de Vrijmaking der kerk ten gevolge heeft de bevrijding van gansch het leven uit de macht van menschen, die zich opwerpen, om ons aan hun wijsheid te onderwerpen.

Onze J.V. vragen geen kerkelijk toezicht. Als zij het deden, zou de kerkeraad zeggen: daar doen wij niet aan jongelui, gij staat onder ons opzicht. Geen enkele vereeniging vraagt dit „toezicht" en van zulk een verkerkelijking kan bij ons, als vsdj getrouw blijven aan Schrift en belijdenis, ook geen sprake zijn.

De heer Algra mag wel voorzichtig zijn. Hij zegt tot de J.V.: geef de pink, straks neemt de kerkeraad of de predikant heel de hand. Hij ziet het al voor oogen, in het geval ds Lugtigheid.

Maar de Vrijmaking der kerk uit boozen band wijst ons den weg der vrijmaking voor gansch het leven.

Wij staan onder het opzicht van de kerk, van het hijzonder ambt, en van dat der geloovigen allen.

En dan is er geen stukje van het leven uitgezonderd. Wat is toch de kerk? De vergadering der geloovigen en hun zaad.

Die kerk heeft haar dienaar des Woords, die eiken Zondag het licht van het Woord doet schijnen over gansch ons leven, maar ook geen andere macht heeft dan dat Woord aan hetwelk hijzelf is onderworpen. Die kerk heeft haar kerkeraad, die 't opzicht houdt over de gemeente in de bediening van het Woord, in het huisbezoek.

Welk een ontzaglijk voorrecht, en hoe stelt ons dat gerust te midden van het gevaarlijke leven, waar wij belijden tot hinken en zinken élk oogenblik geneigd te zijn.

Ja, hoe geruststellend te weten, dat wij als kinderen der kerk, die met elkander de bediening van het "Woord Gk)ds mogen ontvangen, straks, als wij het leven ingaan, heel die week van vaak harde worsteling, op elkander toezien in liefde, en dat, als iemand der onzen mocht afdwalen, hij de waakzaamheid van de gemeenschap der heiligen rondom zich heeft. Opdat wij allen, waar wij ook zijn, gewonnen mogen worden voor de gehoorzaamheid aan het Woord Gods.

Door de bediening van het Woord wordt ons de kracht gegeven, de eenige die er is, om op onze hoede te zijn tegen de werkelijke gevaren van het leven allen dag. Deze bediening is de tucht waaronder wij ons stellen of weten.

Wordt dit dan een heerschappij van menschen over ons gezin, onze zaak, onze politieke vereeniging? Daar Is immers geen sprake van. Niet de kerkeraad heerscht over ons, maar het Woord en de belijdenis. Wie niet naar dat Woord spreekt heeft ons niets te vertellen of te vermanen. En onze zelfstandigheid is, dat wij zelve wezenlijk aan het Woord Gods gehoorzaam zijn.

Er is gelukkig een opzicht, maar dan van menschen, die op zich zelf niets over ons te zeggen hebben dan alleen: wandelt gij wel in den weg van het Woord en de belijdenis? En dan moeten wij luisteren, ons doen toetsen aan hetgeen naar het Woord wordt gezegd.

Want zoowel hij die vermaant, als hij, die vermaand •wordt, staan beide onder denzelfden Meester, en dat is onze Heere Jezus Christus.

Dat is de vrijheid voor het leven. Vrijheid, die verantwoordelijkheid is en alleen daar kan zijn, waar wij wandelen in den weg van Gk)ds geboden.

Wat wil men toch met die zelfstandigheid teg'eno V e r de kerk, alsof haar opzicht een groot gevaar "voor ons zou zijn?

Wij staan in het publieke leven onder allerlei toezicht, dat wij, meermalen onbevrast, aanvaarden. Daar zijn de zeden en gewoonten, daar is, om maar iets voorts te noemen, de publieke opinie. Wij zijn zeer bang voor het geval dat de „menschen wat over ons te zeggen zouden hebben". Dat kan een booze dwang zijn.

En zouden wij nu allen dag op onze hoede zijn voor het vermaan, dat de ware kerk ons biedt? Zouden wij de eenige hulp die onze God ons arme menschen, vol zoo vaak van onverstand en dwaasheid, ons in Ziju genade biedt in Zijn kerk, van ons afwerpen en zeggen: nu ja, op een speciaal punt en misschien op den Zondag — maar voorts bewaren wij onze zelfstandigheid daartegenover? Want o, die verkerkelijking?

Welk een dwaasheid.

Ik begrijp echter, dat, nu in de gebonden kerken helaas die figuren het allengs meer te zeggen krijgen, . waartegen voorheen de heer Algra even getrouw waarschuwde als anderen dit mochten doen, nu hij zich liet binden aan onschriftuurlijke bindingen en aan ernstige afwijking der belijdenis, en moet vechten om het behoud van wat hem lief was geworden, en dat nu gevaar loopt stuk voor stuk te worden afgebroken, hij begint te roepen: past op die verkerkeUjking. Maar zijn stijd richt zich tegen een front, van waar het gevaar juist niet dreigt. Hij richt zich tegen de vrijmaking

O, als hij zich met zoovelen meer in de gebonden kerken, die het kwaad wel zien maar niet gehoorzaam willen zijn, kon vrijmaken allereerst wat de kerk betreft, hoe zou hij aanstonds ervaren in de zuivere lucht der waarachtige vrijheid weer te mogen ademen. Eten waarachtige vrijheid, die wij wel met groote zorg mogen bewaken, allereerst ons zelf ziend als de plek van het eerste gevaar.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

MARNIX.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 september 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 september 1950

De Reformatie | 8 Pagina's