GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater,

Niemand zal het U of mij ten kwade duiden, als wij betreffende het politieke leven met g»oote belangstelling inzonderheid letten op den weg, waarlangs thans de antirevolutionaire partij wordt geleid, nu de leiding haar winnen wil of reeds gewonnen heeft voor het federalistisch West Europa. Gewonnen heeft, want van eenige ongerustheid in breeden kring vernemen vdj niets. De deputatenvergadering heeft zonder critiek de rede van den voorzitter van het centraal comité beluisterd, haar zelfs toegejuicht. En die rede dekt geheel wat in de Tweede kamer namens de a.r. kamerclub omtrent die federatie is verdedigd en af en toe door de redactie van „Trouw" wordt toegelicht. Af en toe; want er bleek nu toch iemand te zijn, die haar schreef: als de grondslag van dat nieuwe „statelijk verschijnsel" zal zijn een gemeenschappelijk geestelijk bezit van Calvinist, Roomsch-katholiek, humanist of zelfs atheïst — en zoo is het toch in de kamer gezegd — beteekent zulks geen gelijkschakeling en is er dan nog ruimte voor het antirevolutionair getuigenis ? Leert men nu niet, dat de antithese vervallen is?

Deze briefschrijver vraagt nog, maar de redacteur van „Trouw" stelt hem gerust. Dat is niet zijn standpunt. Zelfs bepaaldelijk niet.

En wij willen nu gaarne luisteren naar de beschrijving, die wordt geg.ven, omtrent de „principieele mogelijkheid" van een federaal Europa. Principieele mogehjkheid, zoo wordt gezegd. Het gaat hier dus om een principe, dat deze federatie moet dragen; om het fundament, den grondslag. Want zulk een gebouw hangt niet in de lucht. Het moet steunen op iets gemeen­ schappelijks, dat vastheid biedt. Wat is dat nu?

Daar wordt allereerst gezegd, dat dit gemeenschappelijke geen grondslag mag worden genoemd. Wat is dan een grondslag?

Het antwoord is, dat men alleen een grondslag kan hebben bij een vereeniging, waarbij het lidmaatschap ter vrije keuze is en op ieder moment ter vrije keuze is. Een vereeniging heeft een belijdenis of beginselomschrijving, die haar werkwijze en den aard harer leden bepaalt. De leden zijn het daaromtrent naar vrije keuze eens en die het er niet mee eens is, kan er vrij uitgaan.

Nu, zulk een grondslag heeft de a.r. partij — zoo zeg ik nu — toch ook. Dat is haar prograrri, zooals wij het al den dag vernemen, van welk program artikel 18 —• in 1934 daaraan toegevoegd — feitelijk is overboord gegooid, als men de federatie aanvaardt. Het zegt toch: „voor de betrekking met andere naties leert zij — d.i. de partij — dat ook deze beheerscht worden door de ordinantiën, die God over de volken gesteld heeft; dat mitsdien met ongerepte handhaving der eigen nationale zelfstandigheid krachtig is mede te werken aan de ontwikkeling van het recht-der statengemeenschap enz."

Dit zag op den "Volkenbond van Geneve, die, wat men thans „nationale souvereiniteit" noemt, onverzwakt handhaafde, wat thans niet meer behoeft te geschieden. Het ongerepte is vervallen. Het lijkt ons wonderlijk, dat niemand op de jongste deputatenvergadering daaraan heeft gedacht. Ondanks de geduchte studie, waartoe een ieder gedurig wordt opgeroepen.

Welnu dan, in dat art. 18 wordt als grondslag voor de betrekking met de andere naties genoemd: de ordinantiën Gods, welke men toch alleen in de Heilige Schrift vindt. Dat is een belijdenis, een gemeenschappelijk getuigenis, de grondslag der betrekkingen met de andere naties. .

Zoo beleed het de a.r. partij eertijds.

Zoo beleed het de a.r. partij eertijds. Is nu zulk een grondslag slechts mogelijk voor een vrije vereeniging en beteekent zij tyrannie, als het geldt den staat of een federatie van staten? Zoo ja, dan zou daaruit blijken, dat alleen van een grondslag gesproken kan worden, als de menschen die vrijwillig voor zich zelf aanvaarden, vrijwillig omdat zij telkens ook zulke gemeenschap weer kunnen verlaten. Zij leggen dien grondslag zelf, regelen hun doen ten opzichte van een bepaald doel daarnaar, staan daarop, of gaan er van af, naar believen.

Met een staat of statelijk»verschijnsel als de federatie zou zulks heel anders zijn. Want hier heeft men geen Instituut, waarbij voor de leden, de burgers, het lidmaatschap vrij is. Men is er in buiten eigen wil. Zooals ook in het gezin, dat dan ook geen grondslag zal hebben.

Toch werd in de Tweede kamer van antirevolutionaire zijde gesproken over een basis voor de federatie, enwel drieërlei basis: een christelijke, een eultureele, een politieke.

De correctie, die thans geboden werd, heeft dezen inhoud: men kan hier eigenlijk niet van een grondslag spreken. Doet men het, vidl men het, dan heeft dat woord een andere beduidenis. Welke dan? Ziehier het nieuwe.

Spraken wij wel in dit geval van een grondslag, dan zou een ieder het met de verklaring, het getuigenis, de belijdenis daaromtrent volkomen eens moeten zijn. En dat ware tyrannie.

Echter moet er toch, wil men als volken, staten, samenwerken en, naeer dan dat, als staat samenleven, zoo iets als iets gemeenschappelijks zijn en dat gemeenschappelijke, dat een ieder dan moet aanvaarden, moet van zoodanigen aard zijn, dat het gebouw der federatie er op kan rusten of zooals het ook gezegd wordt: dat het de publiekrechtelijke structuur van een federatie toelaat. Dus toch een grondslag?

Dat zal wel moeten, want anders zou men komen tot het posicitisme van een Mussolino, die met geen normen, doch alleen met de feiten van eiken dag wUde rekenen. Vandaag is vandaag, maar wat wij heden overeenkomen, geldt voor morgen niet. Volkomen willekeur, nominalisme. Wij begrijpen niet, waarom men van dit gemeenschappelijke, dat het fundament der federatie zal zijn, niet mag spreken als van een grondslag. Het ding kan meer of minder hecht zijn, zelfs alleen in de verbeelding aanwezig, het kan, zooals toegestemd wordt, heel zwak zijn, maar het moet er toch zijn. Dat wordt erkend.

Maar, zoo gaat het dan verder, dit wil niet zeggen, dat alle menschen op het gebied der federatie het in religieus, geestehjk of politiek opzicht eens moeten zijn, evenmin als zulks met een staat het geval is. Dat kan met een vereeniging voor een bepaald doel.

Tóch, wat een grondslag kenmerkt n.l. dat er tusschen de verbonden volken iets gemeenschappelijks moet zijn, dat is er dan ook hier.

De staat toch is een „historisch verschijnsel", vrucht der historie en moet, naar gezegd wordt, „wortelen" in het historisch leven, economisch, sociaal en cultureel, van het gebied en de menschen, die daarop eventueel zullen leven. Anders is de staat een zwak kunstmatig gebouw, dat bij den eersten stoot in elkaar tuimelt. M.a.w. er moet een gron(jslag zijn. Men is het in veel niet met elkander eens, wat ook niet behoeft, maar men moet het toch wel in iets eens zijn, wil men komen tot een gemeenschappeUjke gedragslijn, tot een gemeenschappelijk aanvaarden van een zekere wijze van samenleven. Het houdt in, dat er in het dagelijksch leven een zeker verstaan van elkander in de practijk over een aantal zaken, belangrijke zaken als vrijheid^ gezag, gerechtigheid noodig is.

Wij citeerden. En zouden nu zeggen: er moet een grondslag zijn. Bijv. de beruchte verdraagzaamheid.

Maar dit behoeft — wij gaan weer verder citeeren — weer niet, zooals straks, van principieelen aard te zijn, want het is niet noodig, dat men het in principe omtrent al die belangrijke dingen eens is; er heerscht zelfs daaromtrent in Nederland een vrij heftige principieele strijd. Inderdaad nog?

Er moet zijn een elkander tot op zekere hoogte begrijpen, iets wat voor een levensgemeenschap, voor sommige dingen, als gezag, vrijheid, gerechtigheid enz. noodig is. Dus geen grondslag; toch zoo iets als een grondslag. Iets gemeenschappelijks, waarvoor men staat en bhjft staan. Nog niet een elkander begrijpen, maar wel een elkander tot op zekere hoogte, allerminst tot op zekere diepte, begrijpen.

Dat is bijv. niet mogelijk tusschen een Amerikaan en een Rus; wel tusschen de menschen in West Europa. Want daar zijn begrippen, nog eens, als gezag, vrijheid, democratie, recht, nationale zelfstandigheid, die een ieder daar op gelijke wijze gebruikt. De communisten dan uitgezonderd.

Dat gemeenschappelijke is een „christelijk element", door de prediking van het christendom tot stand gebracht. Er is een Europeesche cultuur, levensgemeenschap, ongeacht andere anti-of^ zelfs a-christelijke factoren. Dat element is de onmisbare voorwaarde voor de federalisatie van Europa. Daar ligt het gemeenschappelijke, dat die federatie dragen moet. En nu keert dan in het Trouwbetoog het afgewezen woord grondslag terug. Alleen wordt gezegd, dat hij niet stevig is. Nu, dat hadden wij al begrepen. Slechts een traditie, een overblijfsel, dat door overwoekering, afval en verwereldlijking wordt bedreigd.

Dit christelijk element wordt als zoodanig niet door allen erkend; er is van zulk een principieele erkentenis zelfs geen sprake, als men dit gemeenschappelijke aanvaardt. Men wil hoogstens de vrucht. Zooals Groen van Prinsterer het zei: men verwerpt den boom; men wil de vruchten nog wel.

Toch moet er aansluiting zijn bij den „christelijken wortel" dier levensgemeenschap, die dan de federatie zal zijn.

De mogelijkheid van zulk een federatie kan alleen een West-Europa zijn met een sterk christelijk element. Dat er echter, zooals ons bleek, niet is, en ia beginsel geen algemeene erkenning vindt.

Alleen zulks in zekere practijk.

En nu moeten de christenen in Europa, roomschen, protestanten van allerlei soort tot samenwerking worden opgeroepen, precies als thans en in de toekomst al die christenen in Nederland, tot den strijcl tegen de doorbraakidee.

Ik dacht, dat wij tot nu toe van weinig anders dan van zulk een doorbraakidee vernamen.

Op de basis van de wezenlijke verloochening der waarachtig christel^ke beginselen, de ordinantiën Gods, zal een christelijke politieke strijd moeten worden gevoerd. Die komt in de federatie aan de orde.

Was ook al aan de orde bij de kwestie-Spaak. Maar ging het daarbij om iets anders dan om zijn democratie, die hij in de practijk verloochende? Een christelijk element kwam er heelemaal niet bij ter sprake.

Tenslotte wordt nog gezegd, dat in dit alles geen verloochening is der antithese, maar een bij uitstek christelijke strijd. Wij willen dat nog eens wat nader bezien en toetsen aan beginsel en practijk.

Maar ik merk al aanstonds op dat alles veel lijkt op een samenleving op den bodem van de tolerantie, zooals Locke die verdedigde in zijn beroemd geschrift: Letters concerning Toleration.

Hier is wel Locke, maar geen spoor van Calvijn.

Trouwens zelfs Locke niet geheel, want die maakte, evenals dr Kuyper, een uitzondering voor den atheïst. Locke zegt ten laatste: diegenen zijn niet te tolereeren, die loochenen het bestaan van God. Beloften, verdragen en eeden, welke zijn de vastigheden van de menschelijke samenleving, hebben geen kracht, vastheid bij een atheïst. (The works of John Locke Esq. London, 1759. Deel H blz. 262). Men zie hier ook Kuypers Program, 1907. Blz. 202.

Trouwens Rousseau en Robespierre wilden zelfs geen atheïsten in hun staat dulden, wat Locke nog wel toestond, als zij maar geen overhand trachtten te verkrijgen. Hij wilde niet op hun woord vertrouwen, kende met hen geen „gemeenschappeUjk iets" als grondslag of bindend element voor het staatsieven.

Als gezegd hoop ik in een volgenden brief op dit „gemeenschappelijk iets" als fundament voor het staatsieven ook voor de federatie van West-Europa terug te komen. Het is goed het eens wat nader te bezien, ook wat de practijk in de wereld van than* betreft. Alleen wil ik dit nog zeggen, dat, als tegen al het eensdeels machteloos — maar anderdeels gevaariijk sophisme, dat thans de hoofdzaak der politieke actie dragen moet, ^een verzet meer kan rijzen in de A.R. partij, zij haar naam maar spoedig moet veranderen.

Wij slaan bij het zien van dezen afval de handen ineen van verbazing. Maar wij herinneren ons, dat de huidige voorzitter van het Centraal Comité ons eens zei: als het in de kerk misloopt, loopt het overal mis. En dat wordt thans wel bevestigd.

Met hartelijke groeten en heilbede uw toegenegen

MARNIX.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 februari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 februari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's