Werkt uws zelfs zaligheid

Als Paulus bovenstaande woorden aan de Filippenzen schrijft is hij voor hen geen onbekende. Hij zelf heeft hun het evangelie verkondigd. Hand. 16.

De meeste bewoners van Filippi hebben zich tegen het evangelie van Jezus Christus verzet. Maar de • Heere opende het hart van Lydia, zoodat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd. Hand. 16 : ' 14. Ook de stokbewaarder — de cipier van de gevangenis •— werd met al de zijnen gedoopt en hij verheugde 'zich, dat hij met al zijn huis aan God geloovig gemorden was. Hand. 16 : 33, 34.

Er zullen nog wel anderen geweest zijn, die geloofd hebben in den Heere Jezus Christus en die door hèt geloof zalig geworden zijn. Hand. 16 : 31.

Ze waren aanvankelijk verlost. Ze vonden' Vergeving der zonden en eeuwig leven in Christus Jezus. Sedert dien tijd zijn ze gehoorzaam geweest. Niet alleen zoolang Paulus bij hen was, maar ook in zijn afwezigheid, Fil. 2 : 12a.

De apostel vermaant hen nu om daarmee voort te gaan, om daarin te volharden.

Hij doet dat met deze woorden: „Werkt uw eigen zaligheid".

De Nieuwe Vertahng zegt het zoo: „Blijft uw behoudenis bewerken".

• Het Grieksche woord dat met werken of bewerken vertaald is beteekent: afmaken, voltooien, tot een goed einde brengen.

God behandelt ons niet als automaten. Maar Hij schakelt ons in in Zijn verlossend werk. We zijn geheel afhankelijk, maar niet lijdelijk. Het heeft God behaagd ons op zulk een wijze te verlossen, dat wij onze eigen zaligheid mogen en moeten voltooien.

We mogen het doen, het is een heerlijk voorrecht, een lichte last.

We moeten het doen, de HEERE beveelt het ons. Wee als we het nalaten.

Met. dat woord zaligheid is het gegaan als met vele bekende Bijbelsche uitdrukkingen. Door het veelvuldig gebruik is het afgesleten als een oude cent.

Als er van zaligheid gesproken wordt krijgen de mens.chen een vaag idee van geluk en denken ze aan den hemel of het Paradijs. En als gevraagd wordt: wat is zaligheid, dan weet naen het niet te zeggen.

Zaligheid is: redding, verlossing, behoudenis. Redding van de zonde en den duivel en den dood. Het is: getrokken worden uit de macht d«r duisternis en overgezet worden in het wonderbaar licht van Gods genade.

Wie gelooft in Jezus Christus is zalig, gered. Hij heeft vergeving van zonde en een voorsmaak van het eeuwige leven.

Maar er is een weg der zaligheid. Een weg heeft een begin, een voortzetting en een einde. En in onzen tekst gaat het over den voortgang naar het einde.

Als we komen tot het geloof in Jezus Christus zijn we aanvankelijk gered.

Maar de strijd blijft. Tegen onze doodsvijanden, die het op ons leven voorzien hebben. We hebben te strijden tegen vleesch en bloed, tegen onze oude natuur. Daar zijn we niet in één dag van af. Dakrtegen hebben we ons leven lang te strijden. En we hebben den strijd tegen de wereld met de begeerlijkheid des vleesches en de begeerlijkheid der oogen en de grootschheid des levens, 1 Joh. 2 : 16. We hebben den strijd tegen den duivel en zijn trawanten.

Door in dien strijd te volharden voltooien we onze Verlossing.,

We werken onze zaligheid' door ons dagelijks' af te wenden van de zonde en Godzalig te wandelen. .

De bedoeling van onzen tekst wordt ons duidelijk als we letten op wat voorafgaat en wat volgt. Ik citeer enkele teksten: ..'., •

Alleenlijk, wandelt waardiglijk het evangelie van Christus.

Staat in één geest, met één gemoed gezamenUjk strijdende door het geloof des evangelies, 1 : 27.

Vervult mijn blijdschap, dat gij moogt eensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van één gemoed en van, één gevoelen zijnde.

Doet geen ding' door twisting of ijdele eer, maat door ootmoedigheid achte de één den ander uitnemender dan zichzelven.

Dat gevoelen zij in u hetwelk ook in Christus Jezus was.

En dan volgt een schildering van den ootmoed en de vernedering van Jezus Christus. Die zichzelf vernederd heeft, gehoorzaam geworden tot den dood des kruises. Waarom God Hem verhoogd heeft. Hem een naam gevende boven allen naam, opdat in den naam van Jezus zich zou buigen alle knie dergenen, die In den hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn en alle tong zou belijden, dat Jezus Christus de Heere is tot heerlijkheid Giods • des Vaders.

Beheerscllt door Zijn genade en met Zijn gevoelen of gezindheid in hart en ^iel, zullen we alle dingen doen zonder murmureeren en tegenspreken, opdat we onberispelijk en oprecht mogen zijn, kinderen Gods, onstraffelijk of onbesproken in 't midden van een krom en verdraaid' geslacht, onder welke we schijnen als lichten in de wereld.

Paulus bedoelt met zijn vermaning tot het werken van onze zaligheid hetzelfde als wat Petrus zegt in deze woorden: Voegt bij uw geloof deugd en bij de deugd kennis en bij de kennis matigheid en bij de matigheid lijdzaamheid en bij de lijdzaamheid godzaligheid en bij de godzaligheid broederlijke liefde en bij de broederlijke liefde liefde jegens allen. 2 Petrus 1 : S—7.

, We zullen . onze taligheid voltooien. m..e t vreeze e n b e V e n.

Sommigen verstaan dit zoo, dat we eiken dag ons met angst; moeten afvragen of we wel zalig zullen worden'. En deze' dngst verlamt velen.zoo, dat ze aan het werken van hun zaligheid nooit toe komen.

Paulus heeft er niet aan gedacht deze angst bij z'n lezers te wekken. . '

Hij schrijft nergens, dat het een dubbeltje op z'n kant is öf de geloovigen wef behouden zullen worden. Juist de brief aan de Filippenzen is vol van de blijdschap, die de kinderen Gods mogen-hebben.

De Kantteekenaars van den Statenbijbel hebben den zin van vreeze en beven wel goed • getroffen als zij schrijven: Met vreeze en beven: Dat is, met een nederig gevoelen'"Van uzelven e.n met groote en kinderlijke zorgvuldigheid, vreezende dat gij iets zoudt mogen doen of nalaten, waarmede gij God zoudt kunnen vertoornen, of dat ter zaligheid hinderlijk zou mogen zijn.

Ze verwijzen naar Ps. 2 : 11: ient den HEERE met vreeze en verheugt u met beving. En naar Hebr. 12 : 28: ient Gode welbehaagUjk met eerbied en godvruchtigheid. Want onze God is een verterend vuur. En naar 1 Petrus 1 : 17: ndien gij tot een Vader aanroept dengene die zonder • aanneming des persoons oordeelt naar eens iegelijks werk, zoo wandelt in vreeze den tijd uwer inwoning.

We moeten niet als slaven beven voor de zweep van een tyran, maar we zullen als kinderen des Vaders bang zijn om van de wegen des HEEREN af te wijken, en we zullen er voor beven ook maar iets te doen, waardoor we Gods toorn over ons zouden halen. .Als een rechtgeaard kind z'n vader liefheeft, vertrouwt het op hem. Het voelt zich bij hem thuis. Het heeft het daar goed. Maar dan is het ook bang om iets te doen, dat vader boQS maakt.

Zoo zullen 'wij met vreeze en-beven zorgvuldig leven. Nauwlettend toezien, dat, we den HEERE niet vertoornen. Als we iets deden wat den HEERE mishaagt dan klopt ons geweten en als we God 'vreezen dan kunnen vi'e in het kwade niet doorgaan, maar dan belijden we met smart onze zonden. En dan, worden we bang pm het weer te doen. Dan wandelen we voorzichtig, kappen liever de hand af die tot zonde verleidt, dan dat we Gods genade zouden moeten missen.

Trekken, liever ons oog uit, dan onder Gods toom te blijven voortgaan. 'Want Gods toorn is bitterder dan de dood en Zijn vriendelijk aangezicht meer dan het leven.

Ef schijnen christenen te zijn, die meenen dat ze Gods toorn hooit meer te vrèefe; en hebben. Ik heb ze wel ontmoet, die beweerden, dat ze nooit meer bang waren en ook niet hoefden zijn. Want sedert een bepaalden dag was het met hen in orde en nu kon hun nooit meer iets gebeuren.

Laten we maar oppassen voor zulke redeneeringen.

De Schrift spreekt anders. Wij kunnen wel een redeneéring 'opzetten 'en een systeem bouwen, waarin voor vreezen en beven geen plaats meer is. Maar dan deugt die redeneering niet en dat systeem kan geen ware rust geven.

Het is heerlijk als we gelooven in Jezus Christus, den eenigen Zaligmaker.

Dan hebben we in Hefli alles wat tot onze redding noodig iS.

Maar laten we dan ook toezien hoe wij wandelen.

Want we kunnen geen vrede met God hebben als we slordig leven.

Als men mij vraagt hoe het toch komt, dat zoo weinig christenen echt rust hebben en roemen, in de heerlijkheid Gods, dan is mijn antwoord: Dat hangt onder anderen vaak samen met een zorgeloos, slordig leven.

Dat komt er van, als men lonkt naar en meedoet met de wereld.

Dat heeft zijn oorzaak vaak hierin, dat we niet eer van alle schepselen afgaan en die varen laten, eer we iets tegen Gods wil doen.

We moeten 't wel bedenken: O n z e God is een verterend vuur.

Het zou er in de gemeente des HEEREN anders uitzien als we wat meer ernst maakten met een woord als dit: Werkt uw zaligheid met vreeze en beven.

Gods toom is geen hersenschim, maar werkelijkheid.

Als we voor dien toom vreezen, dan kunnen we niet jaar en dag voortgaan met iets, waarvan we zelf weten dat het zonde is. Dan komt er een oogenblik, dat we bij ons zelf zeggen: Zoo mag en zoo kan het niet langer. Dan staan we op en gaan naar den Vader en belijden: Tegen U'heb ik gezondigd. Dan zoeken we vergeving om des bloeds van Christus wille, die God mildelijk geeft. , ,

En dan bekeeren we ons van onze booze daden.

En werken weer onze zaligheid met vreeze en beven. Daarbij steunen we dan geen moment op ons zelf, maar op God. Want het is Isrels God die krachten geeft, van Wien het volk zijn sterkte heeft.

„Want het is God, die in u werkt beide het willen en het werken naar Zijn welbehagen". Maar daarover een volgenden keer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen