GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Niet het werk eens menschen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet het werk eens menschen

Hendrik de Cock, geb. 12 April 1801

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ergens op een pas-verlaten plein, bijna vier eeuwen geleden — Jan Luyken heeft naar 't voorval een van zijn treffendste prenten geteekend — bukt een vijftienjarige jongen zich om te zoeken in de asch van een brandstapel. Met zijn kleinste broertje van drie jaar op den arm was hij op een bank gaan staan om getuige te zijn' van zijns moeders dood, maar toen het hout werd aangestoken en zij vlam vatte, viel hij in onmacht. „Daarna, als het volk gescheyden was, ging aan de brandplaats sijnes moeders en socht in de assche, waarin hij de schroeve vond daer haere tonge mede vastgeschroeft was".

Om den lof Gods en de belijdenis des geloofs te stuiten, huurt de Sorbonne mannen, die bij de terechtstelling van Louis Bert^uin te Parijs door luid ge-

schreeuw de woorden van den martelaar onverstaanbaar moeten maken; te Mechelen stopt men Franciscus en Nicolaas Thijs een bal in den mond om hun het spreken te beletten; te Doornik snijdt men Bertrand Ie Bias de tong uit den mond; later gebruikt men het tongschroefje, een uitvinding van Alva naar het algemeen gerucht gaat, waardoor alle spreken onmogelijk gemaakt wordt.

Vrees voor het Woord. En haat tegen de sprekers van het Woord, de getuigen van Jezus Christus. En dat geschiedt op instigatie van de kerk, door de staatsmacht als executrice bijgestaan.

Maar zij, die den titel voerde: „kerk der martelaren", afvallig geworden wijl ontzonken aan het Woord, begint nu op haar beurt de vervolging, en ook zij roept de i-egeering te hulp om de „muiters" en „onruststokers" er onder te krijgen. Nu niet meer door brandstapel en schavot, want men leeft in de „eeuw der verlichting". Doch de haat en de vrees zijn opnieuw ontwaakt.

Als Hendrik de Cock in 1833 de schaapskooi van Christus verdedigt, die aangevallen was door twee wolven, schrijft hij op de keerzijde van het titelblad:

„De wereld zal u haten, zegt de Heere Jezus tot zijne discipelen, en dit wordt dezer dagen wederom blijkbaar in de Phariseën, die onder den naam van ^ nieuw licht, oude, versleten en verwezen dwalingen" als nieuwgevonden wijsheid de wereld met list en geweld zoeken op te dringen; waaromtrent zeker jeugdig geloofsheld onzer dagen zegt:

Die Jezus' reine leer Nog onvervalscht belijden. Die zouden z' als weleer De tongen wel uitsnijden".

Intusschen liet 't zich aanvankelijk allerminst aanzien, dat de man, die vóór anderhalve eeuw geboren werd, nog eens een instrument Gods zou worden om Zijn kerk te reformeeren. De Cock volgt als student het traditioneele, liberalistische spoor: dat der hooggeroemde „verlichting"; hij heeft geen bezwaren tegen den geest der eeuw, want hij beziet de Schrift door het alles-wazig-makend glas van het supranaturalisme, de gereformeerde leer is hem onbekend, Calvijn is voor hem niet meer dan een naam, de Dordtsche Leerregels zijn hetn een verzegeld boek.

Het rationalisme had zijn intrede gedaan in de kerk, en gelijk het den Staat had geëmancipeerd van alle Goddelijk gezag, zoo had het ook de Goddelijke oorsprong van de kerk geloochend. Het collegialisme, met het rationalistisch beginsel doordrenkt, had nu de kerk gedenatureerd tot een vereeniging in den Staat, tot staatsdienares; het had, de Goddelijke oorsprong van het ambt loochenend, de ambtsdragers tot ambtenaren gemaakt, en terwijl in theorie de stelling werd gehuldigd dat deze vereeniging, dit genootschap, de kerk, werd geregeerd door den wil der meerderheid, was de praktijk, dat dit geschiedde door de predikanten, die feitelijk als staatsambtenaren zouden fungeeren. Dit waren de tendenzen die ten grondslag lagen aan de kerkelijke organisatie van 1816, en waartegen De Cock eenmaal in fel verzet zou komen. En ten aanzien van de leer? De wijsgeer Hobbes had in vorige tijden de kerkelijke dogma's nog vergeleken bij medische pillen, die men door moest slikken zonder ze te kauwen. Maar in een tijd, dat men elkaar toezong: „o sterveling, gevoel uw waarde" ging het toch niet aan, iets door te slikken, waarvan men den inhoud niet gecontroleerd had. De bijbel kon bovendien onmogelijk iets leeren, dat in tegenspraak is met de gezonde rede — en zoo verachtte men de menschen, die geloofden in de Drieëenheid, de Godheid van Christus, Zijn plaatsbekleedend lijden en sterven; men haalde meewarig de schouders over hen op.

Tegen dit rationalisme trad nu het supranaturalisme op, dat aannam een „Bovennatuurlijk Wezen", „op natuurlijke wijze" werkend. De ergernis van het kruis werd door deze richting angstvallig bedekt; de wonderen ontkende men niet, maar ze kwamen voor als een post, pro memorie uitgetrokken — men durfde niet positief en consequent zijn uitgangspunt en standpunt nemen in 't geloof, maar men stond, evenals het rationalisme dat men bestreed, op den grondslag van de rede; men beijverde zich slechts, de gereformeerde dogma's zooveel mogelijk van al het „aanstootelijke" te ontdoen en ze door een zoogenaamde „bijbelsche voorstelling" voor het denkend verstand pasklaar te maken.

Dit was de sfeer, waarin De Cock opgroeide en opgeleid werd. Zijn predikant. Ds Oosterbeek, had hem geleerd dat een theoloog op de hoogte van zijn tijd moest zijn en met zijn tijd vooruitgaan — wat zou hij zich dan vermoeien rnet de gereformeerde leer, hem als verouderd en bekrompen voorgesteld? Als professoren in de theologie vond hij te Groningen de hoogleeraren Muntinghe, Ypey en Tinga. De beide eersten waren supranaturalist — de weinig beteekenende Tinga onderscheidde zich alleen als volksprediker. Van Ypey zegt Hofstede de Groot, dat deze in oorspronkelijkheid, diepzinnigheid en smaak verre voor Muntinghe onderdeed; hij noemt zijn geschriften langwijlig en omlialig, zijn colleges droog en vervelend, 't .Ligt voor de hand, dat Muntinghe op den jongen student den meesten invloed gehad heeft.

Wat hoorde hij op diens colleges? Dit: dat de onfeilbaarheid der H. Schrift betrekking heeft op de religieuze gedeelten, want niet alles wat de Goddelijke oorkonde bevat kan den naam dragen van Goddelijke openbaring; de verhalen van het O. Testament moeten wel geschiedenis zijn, omdat alles zoo eenvoudig den gang der natuur volgt, en bedrog wel de grootste onwaarschijnlijkheid zou zijn — maar wel is toe te geven, dat de inkleeding mythisch is. De woorden: Drieëenheid, Persoon, Eeuwige generatie, zijn af te keuren. Christus' menschelijke ziel heeft bestaan vóór de grondlegging der wereld en werd vereenigd met de Goddelijke natuur. Scherp fulmineerde Muntinghe tegen de bloed-theologie: Christus' lijden gaf aan heel •de • menschheid een ontzettend beeld van de straf, welke ze verdiend had en die men zonder Zijn tusschenkomst moest ondergaan. Christus gaf in Zijn dood bewijs van Zijn standvastigheid, godsvrucht en volkomen deugd. De schepping van hemel en aarde is een feit, maar de inkleeding is mythisch, evenzoo is het met den val des menschen en met vele andere gewichtige feiten, door de Schrift meegedeeld.

Jaren lang heeft men gesproken over de reorganisatie van de Ned. Herv. Kerk. Men weet, waarop alle „herstel"-plannen zijn uitgeloopen. Maar wat zou reorganisatie baten, wat kan ook uiteindelijk baten de invloed van , , kerkelijke" hoogleeraren, gesteld zelfs, dat ze zich allen hielden aan Gods Woord, zoolang de benoeming der overige professoren berust bij een humanistisch-gezinde Overheid? Hoe kan een stroom zuiver blijven, als de hoofdbron niet zuiver is?

In de boven geschetste gedachten-wereld werd De Cock „toebereid" voor en „uitgerust" tot de Evangelie-bediening. Elke Reformatie, ook de Afscheiding, roept uit: Niet het w e r k eens men­ schen!"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 april 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Niet het werk eens menschen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 april 1951

De Reformatie | 8 Pagina's