GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Hoe zullen wij antvlieden....

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe zullen wij antvlieden....

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zóó groote zaligheid geen acht nemen? " Hebr. 2 : 3.

We zijn als leem in de handen van den pottenbakker. We moeten maar niet denken, dat de HEERE met ons niet kan doen, wat een pottenbakker doet met een werkstuk dat misvormd is. God doet barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Hem liefhebben en Zijn geboden onderhouden. Maar Hij is ook een ijverig God, die de misdaad der vaderen bezoekt aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht dergenen die Hem haten. Ex. 20 : 5, 6.

Nu heeft men beweerd, dat dit wel zoo was onder het Oude Testament. Maar dat in het Nieuwe Testament van verbondswraak in eigenlijken zin geen sprake was. Doch dit is een ijdel beweren.

Heel de brief aan de Hebreen o.a. getuigt ertegen.

Om te beginnen: De eerste verzen van hoofdstuk 2.

Wij, geloovigen onder het Nieuwe Testament, moeten ons nog meer houden aan hetgeen door ons gehoord is. dan de oudtestamentische geslachten.

Tot de vaderen heeft God eertijds vele malen en op velerlei wijze gesproken door de profeten. Maar in de volheid des tijds heeft God Zijn Zoon gezonden, om door Hem ons toe te spreken.

Van dien Zoon, Jezus Christus, heeft het eerste hoofdstuk heerlijke dingen gezegd. Hij is het afschijnsel van Gods heerlijkheid. Wie Hem gezien heeft, heeft den Vader gezien. Hij is de afdruk van Gods wezen. God uit God en Licht uit JLicht. Hij heeft ons den Vader verklaard. Joh. 1 : 18.

Juist omdat God tot ons gesproken heeft door Zijn I Zoon, daarom is onze verantwoordelijkheid grooter ' dan onder de oude bedeeling.

Daarom moeten wij ons te meer houden aan hetgeen door ons gehoord is.

Het hart er op zetten. Ernst er mee maken. Alle aandacht er aan geven. Opdat we niet doorvloeien, zegt de St. Vert.

Beter vertaald: Opdat wij niet voorbijdrijven. Opdat we niet op-drift-geraken. De schrijver zal gedacht hebben aan een schip op een rivier. Dat koers moet houden en binnenvallen in een haven.

Als dat schip zonder stuur en koers maar met de stroom meedrijft, gaat het aan de haven voorbij, drijft af naar de zee, mist z'n bestemming.

Dat is een duidelijk beeld van wat er met duizenden in de kerk gebeurd is.

Ze hielden zich niet vast aan Gods beloften.

Zetten hun hart niet op wat de HEERE hun bevolen had. Het Woord pakte hen niet meer. Het evangelie achtten ze voor niets. En zoo dreven ze af.

Willoos en stuurloos. Dat gaat vanzelf. Men hoeft er geen hand voor uit te steken. Men laat zich maar met de stroom drijven.

Maar het einde is, dat ze omkomen onder Gods rechtvaardige straf.

Dat het om zulke ernstige dingen gaat lezen we in V. 2 en 3.

In V. 2 wordt gezegd, dat onder het oude verbond alle overtreding van en ongehoorzaamheid aan het Woord rechtvaardige vergelding vond.

Toen ging het om een woord door de Engelen gesproken.

Ongetwijfeld denkt de Hebreënbrief daarbij aan de wetgeving op den Sinaï.

In Hand. 7 : 53 zegt Stefanus tot de Joden, dat zij de wet ontvangen hebben door beschikking of tusschenkomst van de Engelen.

En Paulus zegt hetzelfde in Gal. 3 : 19.

Welken dienst de Engelen bij de wetgeving verricht hebben', daarover is dunkt mij niets met zekerheid te Zeggen, omdat de Schrift er verder van zwijgt. Maar dat ze daarbij dienst hebben gedaan is zeker.

Doch hoewel slechts door engelendienst tot Israël werd gesproken, was het Woord toch vast. Het had rechtsgeldigheid. Israël moest er maar naar hooren en naar doen. En als het dat niet wilde kon het rekenen op Gods straffen.

Alle overtreding en ongehoorzaamheid ontving rechtvaardige vergelding. Wie met opgeheven hand, dat is opzettelijk, willens en wetens een gebod des HEEREN overtrad, moest met den dood gestraft worden.

Als heel het volk zich om Gods beloften niet bekommerde en Gods geboden overtrad, dan werd de HEERE voor zijn volk een verterend vuur.

Heel de geschiedenis van het oude volk Gods is daarvan één doorloopend bewijs. We lezen in Deut. 7 : 10: God vergeldt een ieder van hen, die Hem haten, in zijn aangezicht, om hem te verderven. Hij zal het zijn hater niet vertragen, in zijn aangezicht zal Hij het hem vergelden."

God vond het erg als zijn volk geen acht gaf Zijn Woord. op

Maar als dat reeds zoo was met het Woord door de engelen gesproken, dan is het nog veel erger als wij geen acht geven op het Woord gesproken door den Zoon. Als wij ons hart niet zetten op het Evangelie van Jezus Christus.

Naar mate ons meer gegeven wordt, wordt meer van ons geëischt.

Hoe zullen wij dan ontvlieden, als wij op zoo groote zaligheid geen acht nemen.

Hoe zullen w ij ontvlieden, indien w ij de zaligheid niet achten.

De Hebreënbrief richt zich niet tot een enkel lid van de gemeente.

De waarschuwing wordt niet geadresseerd aan een deel van de kerk.

Maar aan heel het volk des HEEREN, waarbij de schrijver zichzelf insluit.

Het wordt in de kerk soms zoo, dat men een woord van waarschuwing wel op z'n plaats acht voor den zelfkant van de gemeente. Als over deze of dergelijke teksten gepreekt wórdt luisteren velen voor anderen. Men denkt: Dat is wel eens goed voor broeder zus en

zuster zoo. Die mogen het zich wel aantrekken. En zelf blijft men buiten schot.

Maar de HEERE wil ons allen waarschuwen. Niemand heeft die waarschuwing niet noodig. Het is gevaarlijk als iemand denkt: Dat geldt voor mij niet.

Hoe zullen wij ontvlieden. Hoe zullen wij aan Gods rechtvaardige straf ontkomen, als wij op zoo groote zaligheid geen acht hebben.

Waarom is er in de gemeente dikwijls zoo weinig blijdschap des geloofs?

Waarom ontbreekt het velen aan „vrijmoedigheid", blijde zekerheid? .

Waarom is het vaak zoo weinig aan ons te merken, dat wij rijk zijn in God en dat we getroost zijn in leven en in sterven?

Zou het niet dikwijls hieraan liggen, dat we geen acht geven op zoo groote zaligheid?

Die zaligheid is zóó groot, dat geen pen het kan beschrijven, geen mond het ten voUe kan uitspreken, geen hart het kan bevatten.

God schenkt ons „zoo maar", uit louter genade, vergeving der zonden en eeuwig leven. Redding van de zonde en van den duivel en van den dood. Hij begiftigt ons met een heil, dat nooit vergaat en belooft ons een erfenis, die onverderfelijk, onvergankelijk, onverwelke-Hjk is en in den hemel voor ons bewaard wordt. Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eeniggeboren Zoon gegeven heeft opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven heJDbe. Joh. 3 : 16.

Zijn we daar altijd vol van? Is dat de kracht van onze kracht en het leven van ons leven, dat God in Christus ons een genadige Vader is?

Als men ons vraagt, wat wij erge zonden vinden, dan zeggen we: Zonden van echtbreuk en diefstal en moord en dronkenschap. En inderdaad die zonden zijn erg. En wie in die zonden volhardt zal het verderf niet ontvlieden.

Maar weten we wel, dat ongeloof een erge zonde is? De bron van alle zonden? Het ergste wat er wezen kan?

En het niet achten van de groote zaUgheid is ongeloof. We kunnen fatsoenlijke leden van de kerk zijn, te goeder naam en faam bekend. We kunnen zitten in een gestoelte der eere en mannen van name zijn. En tóch op zóó groote zaligheid geen acht nemen. Maar hoe zullen we dan Gods rechtvaardige vergelding ontvlieden? De Hebreënbrief wil zeggen: Op geen enkele wijze kunnen we Gods straf ontgaan, wanneer we het woord der zaligheid niet bewaren in een eerlijk en oprecht hart.

We mogen en moeten allen dit woord van vermaning rustig overwegen. Hebr. 13 : 22.

We zitten som? vol van ditjes en datjes, die de moeite niet waard zijn, dat we er ook maar een seconde aan denken. We bekommeren ons over veel en velerlei, dat de moeite niet waard is, dat we onze aandacht er aan schenken.

Laten we acht nemen op die groote zaligheid, die God ons in Christus Jezus schenkt. Gelooft oprecht Gods beloften. Ze zijn waar en betrouwbaar.

Houdt u eenvoudig aan Gods bevelen. Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid. Aan Hem hebt gij genoeg in leven en sterven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 april 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Hoe zullen wij antvlieden....

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 april 1951

De Reformatie | 8 Pagina's