GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De langzame haast des Heeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De langzame haast des Heeren

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(III)

Wanneer dus de geschiedenis in Gen. 4 beschreven niet verstaan kan worden vanuit de theorie der algemeene genade, dan komt natuurlijk de vraag op: oe is deze geschiedenis dan te verstaan? Wel, dat is alleen mogelijk, als ge oog hebt voor die langzame haast des Heeren. Hij heeft wel haast om Zijn gramschap te volvoeren en om Zijn toorn uit te gieten; Hij vertraagt of tempert den vloek geenszins, gelijk sommigen vanuit hun algemeene-genade-visie meenen, dat de vloek in het vloekwoord getemperd en vertraagd is, maar die haast is debeheerschte haast van den God van het eeuwige, vaste, onwrikbare besluit. De Heere raapt Kaïn niet weg in een vlaag van oplaaiende drift, maar Hij is IN Zijn gramschap ianGmoedig over hem. Met opzet is dat woord langmoedig met een g geschreven en niet met een k, zooals gebruikelijk is. Want hooren wij dat woord lanKmoedigheid naar de huidige schrijfwijze en uitspraak, dan doorzien we het niet in zijn klare beteekenis. Langmoedigheid wil zeggen, dat iemand zijn gemoed zoo beheerschen kan, dat het lang duurt vóór hij zijn gemoed, zijn gezindheid geheel openbaart. Een prachtig voorbeeld uit de Schrift zelf is Spreuken 14 : 29: De langmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid". Daar staan dus tegenover elkaar laten we maar zeggen d e langmoedige en de haastig-gemoed e, de man, die zich beheerscht in liefde èn in haat en de heet-gebakerde, die zich niet beheerschen kan en toomeloos is in zijn liefde en ook toomeloos in zijn haat. Dat nederlandsche woord langmoedigh e i d is eigenlijk een letterlijke weergave van het grieksche grondwoord en geeft óók van het hebreeuwsche grondwoord precies de bedoeling weer, al ligt hier de zaak nog wel weer iets anders. Maar nu hebben we scherp te letten op het tweezijdige van dit woord. In iemands gemoed kan liefde, maar óók haat zijn, gunst, maar óók toom. En zoowel op de b e h e e-r s c h i n g in de openbaring der liefde, als op de beheersching in de openbaring van den haat betrekt zich het begrip langmoedigheid. Bij menschen, maar ook bij God. Ook in Z ij n hart is liefde èn haat, gunst èn gramschap. En op de beheersching in de openbaring van die beide betrekt zich het bijbelsche begrip langmoedigheid. Daar zullen we nog sterke voorbeelden van aantreffen in de Schrift. Maar voorloopig is het genoeg voor de omschrijving ervEin instemming te betuigen met wat prof. Hoeksema schrijft: Het woord „lankmoedig", zoowel als het Grieksche woord „makrothumos" (is) eigenhjk een meer of min neutraal woord, en (zegt) op zichzelf niet, wat soort van „moedigheid" lang is. Die „moedigheid" kan zijn den drang der liefde, maar kan ook zijn den drang des tooms^). Zóó nu is God lang-moedig over Kaïn. Hij tóómt over hem. Maar in Zijn toorn is Hij van eeuwige Zelfbeheersching vol. Hij heeft wel haast, maar het is b e - heerschte haast; het is haast om Zijn vaste b esluit over Kaïn te volvoeren. En dat besluit blijft dus onaangetast. Dat besluit heerscht over Kaïn en over zijn geslacht.

Om dat goed te zien is het geboden den tekst van Gen. 4 wat scherper te bezien. Ge moet er vooral op letten, dat zoowel, wanneer de Heere Zijn vloekwoord over ICaïn spreekt (Gen. 4 : 11, 12), als wanneer Kaïn den Heere antwoordt (Gen. 4 : 14), beiden twee woorden gebruiken, die ook in het oorspronkeUjk twee heel onderscheiden woorden zijn. Aardbodem en aard e. En heel duidelijk correspondeeren de gelijke woorden in 's Heeren woord en Kaïns antwoord op elkaar. In VS 12 zegt de Heere: Als gij den aardbodem bouwen zult, hij zal u zijn vermogen niet meer geven". Kaïn antwoordt daarop in vs 14: Gij hebt mij verdreven van den aardbodem". In vs 12 zegt de Heere: Gij zult zwervende en dolende zijn op de aard e" en daarop reageert Kaïn prompt weer in vs 14: , Ik zal zwervende en dolende zijn op de aarde". Daarin klopt dus Gods woord en Kaïns antwoord precies op elkaar. Wat is nu tusschen die twee woorden het verschil ? Wel, aarde staat vooral in tegenstelling tot hemel. Heel duidelijk is Gen. 1:1: In den beginne schiep God hemel en aarde". Veelal is er dus mee bedoeld de geheele uitgestrektheid der aarde, wij zouden zeggen: e aardbol^). Maar aardbodem beteekent in de Schrift, zeker als het in nevenstelling tot aarde staat, zooals hier: et akkerland, de in cultuur gebrachte grond. In die nevenstelling krijgt het dez'e kleur: ls er een stel boeren emigreeren gaat naar een nog onontgonnen gebied, dan ligt daar een brok aarde voor hen. Omdat dat brok aarde voorwerp van cultiveering wordt en zijn kan, kan ik ook vóór het in cultuur gebracht is, al wel spreken over aardbodem. Maar is het in cultuur gebracht, dan kan ik scherp afgebakend zeggen: r is nu alweer een stuk van de paradijsopdracht vervuld: onderwerpt de aarde" (Gen. 1 : 28), want nu is dit stuk der aarde aardbodem geworden^). Nu werd tot Adam het bevel gericht: Onderwerpt de aard e." En na den zondeval is die opdracht gebleven. Die opdracht was wèl verzwaard, want God had den aardbodem vervloekt! (Gen. 3 : 17). Maar over het leven van Adam en de zijnen was opgegaan het licht van het Evangelie in de moederbelofte van Gen. 3 : 15. Dus hadden zij zich opgemaakt de aarde te onderwerpen. En a 1 s zij daar mee bezig zijn en al aanvankelijk een resultaat bereikt hebben, dan wordt Kaïn broedermoordenaar en kerkvervolger en dan wordt tot hem maar niet gezegd: et aardrijk (dat is: e aardbodem) zij vervloekt om uwentwil (verg. Gen. 3 : 17), maar: ij zijt vervloekt van den aardbodem. Dat is een groot verschil. Of de vloek allereerst den aardbodem en pas zóó den werker óp dien aardbodem treft (Gen. 3 : 17) óf dat de werker zélf getroffen wordt en van den aardbodem wordt weg-gevloekt. Want zóó Staat het er letterlijk: Nu zijt gij vervloekt van den aardbodem". Zooals ook de Statenvertaling heeft in de beteekenis: an den aardbodem weg. Dat is beter dan de Nieuwe Vertaling, die prof. Aalders in de Korte Verklaring geeft: Vervloekt zijt gij op den bodem". Aalders komt tot die vertaling vanwege zijn exegese: Gtelijk uit de nadere omschrijving van vs 12 blijkt, bestaat de vloek hierin, dat de bodem aan Kaïn, ook bij ingespannen arbeid zijn opbrengst niet meer geeft, een individuele verscherping van het algemene vonnis van Gen. 3 : 17—19. Voor Kaïn zal er niet meer een verminderde opbrengst bij hard zwoegen, maar in 't geheel geen opbrengst meer zijn De bodem, die het bloed van zijn broeder heeft moeten, drinken, zal hem voortaan zijn voortbrengselen weigeren, die is als het ware van hem vervreemd, staat vijandig tegen hem over. En dat wordt nu, menen wij, uitgedrukt door het voorzetsel „vanaf", dat een verwijdering te kennen geeft. Maar in de vertaling kunnen wij niet anders zeggen dan: Op den bodem". Gevolg van den vloek zal eveneens zijn, dat Kaïn een , , zwerver en vluchteling" wordt op de aarde. Wanneer hij den bodem bewerkt en zijn arbeid geen resultaat heeft, zal hij gedwongen worden zijn geluk op een andere plaats te beproeven; en als hem daar dan ook weer dezelfde ervaring ten deel valt zal hij wederom naar elders trekken"*). Maar deze exegese is toch blijkbaar onjuist. Want in de eerste plaats is het niet waar, dat het vervloekt worden van den aardbodem weg, dat Kaïn treft alleen maar „een individuele verscherping" is van het „algemene vonnis" van Gen. 3 vs 17—19. Zooals reeds gezegd: et is maar niet een wat scherpere, maar vooral een andere vloek die Kaïn treft: IJ zijt vervloekt van den aardbodem weg, dan die bij Adam's zondeval den aardbodem treft en pas zóó Adam. En in de tweede plaats wordt op deze manier de eenheid van Gen. 4 : 11—16 verbroken. Want volgens Aalders beteekent „aardbodem" in VS 11 in 's Heeren mond iets anders dan in VS 14 in Kaïns mond. Hij schrijft irmners: de „bodem" waarvan Kaïn hier spreekt kan ook niet de gehele aardbodem zijn, zoals in vs 11 het geval is; want dan zou hij geen gewag kunnen maken van „verdrijven". De juiste opvatting is, dat Kaïn, in verband met het GoddeUjk vonnis, „een zwerver en vluchteling zult gij zijn op de aarde" denkt aan den bodem waarop hij tot hiertoe heeft gewoond. Die bodem moet hij nu allereerst verlaten"^). Maar het is toch buitengewoon onwaarschijnlijk, dat in een antwoord, dat zóó nauw correspondeert met het vloekwoord Gods èèn van de twee kernwoorden plotseling een gewijzigde beteekenis heeft. Hier hebben we dan tegelijk het „startpunt" voor het verstaan van deze pericoop gevonden. , .Aardbodem" in VS 14 beteekent onweersprekelijk de reeds in cultuur gebrachte grond, het akkerland, dat gebied, waar aanvankelijk de paradijsopdracht vervuld was. Beteekent , , aardbodem" dat in vs 14, dan óók in vs 11. Dat geeft ook een helderen zin. De Heere zegt: k stuur u weg van hier en als ge niet weggaat. Kaïn, zal de honger u wel wegdrijven. Want deze aardbodem IS k e r k 1 a n d, land der waarachtige, messiaansche cultuur en déze aardbodem heeft Abels bloed gedronken, dus zal ze u geen voedsel meer geven. Daar, op dien concreten, aanwijsbaren aardbodem, daar is de gemeenschap met den Heere in het Verbond der Genade, daar is de verwachting van den komenden Christus Jezus, in Wien het Godgeheiligd zaad 't gezegend aardrijk erven zal. Dus zegt de vloek des Heeren over Kaïn, dat de kerkvervolger uit de kerk geban-

nen wordt, de bondsbreker uit de gemeenschap van het Verbond en a! bouwt hij nu een stad ter woning en noemt hij die naar den naam van zijn zoon (vgl. 4 : 17), hij blijft op de aarde banneling. De eerste afgesnedene. De eerste afgescheidene. Van de kerk afgescheiden en afgesneden en d u s van de waarachtige cultuur. Zoo is er ook geen enkele duisterheid in die mededeeling van 4 : 17, dat Kaïn een stad bouwt. Want al zou Kaïn dan ook vlak na de vervloeking al stedeling geworden zijn, dat doet niets af van het feit, dat hij op aarde zwervende en dolende blijft, omdat hij is verdreven daar van dien aardbodem, waar de gemeenschap des Verbonds was. Zooals van den koning van Roemenië b.v. vandaag gezegd kan worden, dat hij buiten zijn eigen land omzwerft' en een banneling is, al woont hij misschien in een prachtige villa in Zwitserland of aan de Riviera, zóó is Kaïn zwervende en dolende op aarde, omdat hij verdreven is van den aardbodem-van-toen. Alleen zóó wordt m.i. recht gedaan aan de eenheid van dezen pericoop, aan de kracht van dat hebreeuwsche voorzetsel „V a n den aardbodem weg", en óók aan de kracht van den goddehjken vloek: e aardbodem zal u zijn vermogen niet meer geven. Daar is geen uitzondering op, dat is maar geen verzwaring van Gen. 3 : 7, maar dat is excommunicatie: ahve is de EERSTE, die den ban voltrekt.

KAMPHUIS.


1) H. Hoeksema, Dat Gods Goedheid Particulier Is, Grand Rapids, 1939, bl. 240.

2) W. Gesenius, Hebraisches und Aramaisches Handwörterbuch i^, S. V. wijst op Gen. 1:1, 2:1, 4, IS : 18.

'•') W. Gesenius, Handwörterbuch, s. v.

4) Aalders, a.w., bl. 158.

ö) Aalders, a.w., bl. 159.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 september 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

De langzame haast des Heeren

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 september 1951

De Reformatie | 8 Pagina's