GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

De bijbel als huwelijksgeschenk

Een populaire manier van bijbelverspreiding: 1858-1896

49 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 2 februari 2002 werd het huwelijk van kroonprins Willem Alexander en prinses Máxima Zorreguieta in de Nieuwe Kerk te Amsterdam door de hervormde predikant C.A. ter Linden ingezegend. Na de inzegening ontving het bruidspaar een huwelijksbijbel ten geschenke uit handen van de predikant S.L.S. de Vries, namens de Hervormde Gemeente te Amsterdam.1

De uitreiking van een bijbel aan dit pas getrouwde paar staat in een lange protestantse kerkelijke traditie, waarvan de wortels liggen in de negentiende eeuw.2 Ook in de eeuwen daarvoor gebeurde het wel dat men een bijbel ontving bij een huwelijk, maar dan ging het vrijwel steeds om een geschenk van een verwant of van de eigen partner. Zo schonk de beroemde Amsterdamse boekbinder, uitgever en boekverkoper Albertus Magnus op 30 september 1670 een bijbel aan zijn bruid Maria Claesdr. Vis ter gelegenheid van hun huwelijk.3 Bij haar huwelijk met Pieter Blussé in 1771 ontving Sophia Vermeer van haar schoonouders ‘een kostelijken Bijbel met gouden sloten’.4

De systematische uitreiking vanwege de kerkeraad van een huwelijksbijbel aan pas getrouwden is pas aan het einde van de negentiende eeuw begonnen. Zoals we zullen zien, was het initiatief om bij huwelijksinzegeningen een bijbel aan het pas getrouwde paar uit te reiken afkomstig van de afdeling Groningen van het Nederlands Bijbelgenootschap (nbg).5 Vanuit het Bijbelgenootschap werden meer bijzondere initiatieven ondernomen ter bevordering van de verspreiding van de Bijbel, maar geen daarvan was zo succesvol als de huwelijksbijbel.6 Het Bijbelgenootschap subsidieerde het uitreiken van een huwelijksbijbel gedurende enkele decennia flink, maar ook nadat het nbg vanwege teruglopende financiën die subsidie moest stoppen, ging de uitreiking van huwelijksbijbels verder.

Het Groningse initiatief

In de bestuursvergadering van 2 juli 1858 van de afdeling Groningen van het Nederlands Bijbelgenootschap werd ‘voorgesteld dat bij elke huwelijksinzegening een Bijbel zal worden uitgereikt’.7 Het voorstel werd aangenomen en ook werd bepaald dat vanaf oktober van dat jaar met de feitelijke uitreiking zou worden begonnen. Op de bestuursvergadering van 1 oktober 1858 werd gemeld dat het doopsgezinde bestuurslid ds. W. Gerhards uit Groningen, als Groningse afgevaardigde naar de jaarlijkse Algemene Vergadering in Amsterdam, met het hoofdbestuur van het Bijbelgenootschap had gesproken, onder andere over het uitreiken van (gratis) bijbels bij de inzegening van huwelijken. Enkele leden van het hoofdbestuur hadden meegedeeld dat zij bereid waren om, indien daartoe een aanvraag zou worden gedaan, een aantal bijbels tot dat doel te verstrekken, maar wilden een dergelijk verzoek in de vergadering van het hoofdbestuur bespreken. Het bestuur besloot om die reden om de bibliothecaris een dergelijke aanvraag aan het hoofdbestuur te laten zenden.8 Naar aanleiding van dit schrijven stelde het hoofdbestuur in zijn vergadering van 10 november 1858 een commissie in die een beoordeling moest geven van het Groningse verzoek en het hoofdbestuur tevens van advies moest dienen over de vraag of er mogelijkheden waren, en zo ja welke, om het Groningse voorstel ten uitvoer te brengen.9

In het bestuursverslag, dat tijdens de algemene vergadering van de afdeling Groningen van het nbg op 21 oktober 1858 werd voorgelezen, meldde het bestuur dat zij had besloten om bij elke huwelijksinzegening aan de jong getrouwden een bijbel ‘tot huislijk gebruik’ ten geschenke te geven. Het hoofdbestuur van het nbg had ‘de maatregel zoo zeer goedgekeurd’ dat het zich bereid had betoond hiertoe een aantal bijbels aan de afdeling gratis ter beschikking te stellen.10 Overigens werd pas in de bestuursvergadering van 7 januari 1859 gemeld dat de afdeling van het hoofdbestuur toestemming had gekregen om gratis bijbels uit te delen, en wel tot een maximumbedrag van ƒ150,00. Tevens werd in deze vergadering besloten om het hoofdbestuur niet alleen te bedanken, maar ook om aan haar in overweging te geven om vanuit het hoofdbestuur, of eventueel vanuit de afdeling Groningen, het uitreiken van huwelijksbijbels aan de landelijke algemene vergadering voor te leggen (zie bijlage A). Op 15 januari 1859 antwoordde het hoofdbestuur de afdeling Groningen, dat zij zelf een voorstel zou doen om de uitreiking van huwelijksbijbels algemeen te laten worden (zie bijlage B).

De adviescommissie

De commissie, die door het hoofdbestuur van het nbg was benoemd om te adviseren over het Groningse verzoek, bestond uit de leden mr. W.C. Backer, mr. J. van Eeghen Pzn. en mr. G.H. de Marez Oyens.11 Zij kwam in december 1858 met een rapport (bijlage C) en een algemeen advies (bijlage D) over het uitreiken van huwelijksbijbels.

In het rapport formuleerde de commissie belangrijke, zij het in hoofdzaak formele, bezwaren tegen het voornemen van de afdeling Groningen:12

Wat het […] voorstel aangaat ook hiertegen heeft de Commissie bezwaar, het behoeft namelijk de ondersteuning van het Hoofdbestuur aan de Afdeeling om haar in staat te stellen aan ieder echtpaar wier huwelijk binnen de stad Groningen kerkelijk wordt ingezegend eenen Bijbel ten geschenke te geven. Volgens artikel 10 van het Reglement D zijn de Afdeelingen gehouden den Bijbel niet gratis uit te deelen, terwijl bij art 12 als uitzondering wordt toegelaten den Bijbel met inachtneming der tot weinig van misbruik noodige voorzorg, in bijzondere gevallen, aan geheel behoeftigen of Instellingen van Weldadigheid ook gratis uit te deelen.13

De afdeling was allereerst buiten haar boekje gegaan door zonder de toestemming van het hoofdbestuur gratis bijbels uit te willen reiken. Verder behoorden pas getrouwden niet tot de doelgroep, voor wie in de reglementen een uitzondering werd gemaakt om gratis bijbels aan uit te delen. De commissie waarschuwde bovendien voor de verstrekkende gevolgen van het instemmen met het Groningse verzoek: bij twee van de drie van de in totaal 24.000 huwelijken die jaarlijks in Nederland werden gesloten, behoorde tenminste een van de beide partners tot een van de protestantse kerkgenootschappen.14 Om die redenen kwam de commissie tot de volgende, op formele argumenten berustende, conclusie:

Zoolang dus in de beginselen en bewoordingen der wet geene verandering is gemaakt, of de Algemeene vergadering zich daaromtrent niet op beslissende wijze heeft verklaard, meent de Commissie dat het Hoofdbestuur niet bevoegd is de gevraagde ondersteuning in deze toe te staan.

Op verzoek van het hoofdbestuur formuleerde de commissie, naar aanleiding van het Groningse plan, tevens een advies op welke wijze het nbg dit initiatief tot het uitreiken van huwelijksbijbels wel zou kunnen ondersteunen. De commissie liet zich over het initiatief zelf bijzonder positief uit en adviseerde dan ook om de protestantse kerken te wijzen op de mogelijkheid van het uitreiken van een huwelijksbijbel en hen uit te nodigen daaraan mee te doen (zie bijlage D). De commissie vond bovendien dat het hoofdbestuur aan de afdelingen daartoe bijbels voor de helft van de prijs ter beschikking moest stellen, hetgeen het belang onderstreept dat de commissie aan deze vorm van bijbelspreiding hechtte. De afzonderlijke afdelingen zouden vervolgens met de plaatselijke kerken afspraken moeten maken over de prijs waartegen zij de bijbels zouden leveren. Het hoofdbestuur van het nbg volgde dit advies en nam in de uitnodiging (van 30 juni) aan de afdelingen voor de algemene vergadering van 11 augustus 1859, het voorstel op om het hoofdbestuur te machtigen huwelijksbijbels voor de helft van de prijs aan de afdelingen ter beschikking te stellen.15

Het voorstel aanvaard

In de openingsrede van de algemene vergadering riep de voorzitter van het nbg, mr. J. Messchert van Vollenhoven, destijds burgemeester van Amsterdam, op tot een meer actieve bijbelverspreiding. Hij prees de afdelingen voor hun ijver, en vermeldde in het bijzonder, al vooruit wijzend naar het voorstel dat later in de vergadering aan de orde zou komen, het voornemen van de afdeling Groningen om huwelijksbijbels uit te reiken.16 De voorzitter meende dat een dergelijk initiatief, mits breed gedragen, de belangstelling voor het werk van het nbg zou kunnen bevorderen.17 Kort na de openingsrede werd het voorstel van het hoofdbestuur aan de orde gesteld:

Dat de Algemeene Vergadering het Hoofdbestuur gelieve te magtigen, om voor de helft van den gewonen prijs aan de Afdeelingen den Bijbel af te staan, die door haar aan het echtpaar, bij de inzegening van het huwelijk, kosteloos is uitgereikt, en om de Besturen der onderscheidene Protestantsche Kerkgenootschappen uit te noodigen, de uitreiking van den Bijbel bij die gelegenheid naar vermogen aan te bevelen en te bevorderen.18

Omdat niemand van de aanwezigen het woord over het voorstel wilde voeren, werd het in stemming gebracht en aangenomen. In een circulaire van 28 december 1859 maakte het hoofdbestuur het besluit en de praktische uitwerking ervan bekend.19 In het algemeen verslag van het hoofdbestuur in de algemene vergadering van 9 augustus 1860, berichtte de secretaris over de positieve resultaten in het eerste jaar:20

Op de vorige Vergadering heeft het voorstel Uwe goedkeuring weggedragen, om aan de Afdeelingen, tegen de helft van den gewonen prijs, de Bijbels uit het Hoofdmagazijn af te staan, die men ter gelegenheid van de inzegening des huwelijks zou willen ten geschenke geven. Ter uitvoering van Uw besluit heeft het Hoofdbestuur zorg gedragen, dat de Kerkeraden van alle ons bekende Protestantsche gemeenten in Nederland,21 en de hoogste Besturen der Kerkgenootschappen, zoowel als onze Afdeelingen bij gedrukte circulaire tot het bevorderen van zoodanige uitreiking worden opgewekt, – met dat gevolg, dat binnen vijf maanden reeds 34, dus bijna een-derde van de bestaande Afdeelingen, aanvragen hebben ingezonden ten bedrage van 1180 exemplaren van den Bijbel. Daarbij neme men nog in aanmerking, dat er vragen zijn geopperd als deze: of de kostelooze uitreiking bij die gelegenheid niet tot de onvermogenden behoort te worden beperkt, en: of de Afdeelingen, dan wel de Kerkeraden de onkosten ten laatste moeten dragen. Men heeft gemeend, dit alles aan het overleg der Afdeelingen te moeten overlaten, die zich echter zullen herinneren, dat in geval van onvermogen het Hoofdbestuur steeds bereid is, om zooveel mogelijk, haar ter hulp te komen. Slechts is het te betreuren, dat bij sommige uitgebreide gemeenten onoverkomelijke bezwaren aan de uitvoering van ons plan schijnen in den weg te staan.

Het inititatief was dus zeer succesvol gebleken. De secretaris besteedde in het ‘rondje langs de afdelingen’, een vast onderdeel van het jaaroverzicht, expliciet aandacht aan de huwelijksbijbel: in de afdeling Arnhem was de ‘Vrouwenvereeniging’ bereid geweest om de kosten te dragen van het gratis uitdelen van huwelijksbijbels; huwelijksbijbels werden verder onder meer uitgedeeld in de afdelingen Delft, Doetinchem, Edam, Eibergen, natuurlijk Groningen, Den Helder, Loenen aan de Vecht, Maassluis, Maasland en Rozenburg, Middelburg, Oudewater, Oudshoorn, Purmerend en Tiel.

Toch was niet iedereen even enthousiast, zoals de secretaris in zijn jaarverslag al had aangeduid. Zo werd in de loop van de vergadering duidelijk dat de afdeling Zaanlandse Dorpen een maximum wilde stellen aan het aantal bijbels dat vanuit de algemene kas werd gesubsidieerd.22 Het voorstel werd toegelicht door de afgevaardigde ds. B.C.J. Mosselmans (Assendelft) en bestreden door L.G. Pareau, de afgevaardigde van de afdeling Groningen en uit het hoofdbestuur door Stuart en Van Vollenhoven. Vervolgens werd het voorstel in rondvraag gebracht en bij grote meerderheid verworpen.

Het succes van de huwelijksbijbel ging onverminderd voort. In de algemene vergadering van 14 augustus 1862 meldde de secretaris in het jaaroverzicht dat in het afgelopen jaar huwelijksbijbels waren geleverd aan in totaal tenminste 70 afdelingen,23 dus meer dan een verdubbeling in twee jaar tijd.24 De bibliothecaris van het nbg meldde in zijn jaarverslag voor het eerst het aantal huwelijksbijbels dat werd uitgereikt: 2.596 exemplaren, op een totaal aantal van 36.414 door het nbg geleverde bijbels, dus ca. 7 procent.25

Al gauw werd duidelijk dat het succes ook een keerzijde had. Op de jaarvergadering van 10 augustus 1865 was als een van de agendapunten opgenomen het voorstel om ‘het besluit der Algemeene Vergadering van 1859 … betreffende het afstaan voor halven prijs van den Bijbel, die bij de inzegening van het huwelijk aan de echtelingen wordt uitgereikt’ in te trekken.26 De belangrijkste reden was een financiële: het subsidiëren van de huwelijksbijbels kostte het bijbelgenootschap per jaar, aldus de waarnemend penningmeester W.C. Backer, ruim 3.000 gulden. Het hoofdbestuur achtte een dergelijke bezuinigingsmaatregel nodig, omdat het bijbelgenootschap reeds enkele jaren moest interen op eigen vermogen vanwege jaarlijkse financiële tekorten. De algemene vergadering stemde echter tegen de voorgestelde bezuinigingsmaatregel, vanweg het belang dat men aan het uitreiken van huwelijksbijbels hechtte en de naar verwachting slechts geringe bezuiniging die de maatregel zou opleveren.27

Het jaar daarop stelde het hoofdbestuur voor om de subsidie van de helft van de prijs van een bijbel terug te brengen tot een derde.28 Omdat vanwege de heersende Spaanse griep in 1866 geen jaarvergadering werd gehouden, kwam het voorstel pas in 1867 aan de orde. De algemene vergadering besloot echter om de bestaande subsidieregeling te handhaven.29

Over het uiterlijk

Ook stond de vormgeving van de huwelijksbijbels regelmatig ter discussie. Op de algemene vergadering van 14 augustus 1873 gaf ds. J.H. de Ridder, afgevaardigde van de afdeling Den Haag, in overweging om het opschrift van huwelijksbijbels te wijzigen, zodat het aan de jonggehuwden duidelijk zou worden dat de bijbel, althans gedeeltelijk, een geschenk was van het nbg. Hier werd tegenin gebracht dat de uitreiking geschiedde vanwege de kerkeraden. In deze vergadering werd niets concreets besloten, maar het hoofdbestuur zegde toe zoveel mogelijk op de wens van de Haagse afgevaardigde te letten.30

In het jaarverslag over 1873-1874 werd uitvoerig verslag gedaan van de discussie uit 1873 over de vormgeving van de huwelijksbijbel.31 Het hoofdbestuur vond uiteindelijk dat recht doen aan de juiste verhoudingen tussen kerkeraad en nbg niet mogelijk was binnen het formule-achtige karakter van een inscriptie op het titelblad. Wel zou het mogelijk zijn om enkele woorden tot aanbeveling van het nbg aan de keerzijde van de titel te plaatsen, alhoewel het hoofdbestuur ook dat minder nodig vond, aangezien huwelijksbijbels meestal niet aan zulke echtparen werden uitgereikt, van wie voor het nbg veel ondersteuning te verwachten zou zijn. Wat betreft de vormgeving van de inscriptie bepaalde het hoofdbestuur twee veranderingen. De inscriptie werd versierd met een rand en de redactie veranderd. Daarbij zou geen plaats worden aangegeven voor het inschrijven van de namen van de jonggehuwden of voor datum of ondertekening, waarvan immers zelden gebruik zou worden gemaakt, aldus het hoofdbestuur, en dus meer last dan gemak zou opleveren.

Bovendien zouden in het vervolg de zes witte bladzijden weggelaten worden, die eerder op de titel volgden. Als men mensen in de gelegenheid wilde stellen om familie-aantekeningen in de bijbel te maken, dan moest men die bladzijden daarvoor passend inrichten en niet blanco laten, zoals nu was gebeurd.32 Het hoofdbestuur was echter van mening dat deze gewoonte in Nederland nooit zeer algemeen was geweest en op dat moment zelfs vrijwel voorbij.33 Bovendien was de kwaliteit van de huwelijksbijbels niet zodanig dat men daarin nu aantekeningen van blijvende waarde zou maken, wat in het geval van de oude foliantbijbels, in leer gebonden en met (koper)beslag, wel anders was geweest.

In de bespreking van het algemeen jaarverslag op de algemene vergadering van 1874 bekritiseerde ds. De Ridder het gerapporteerde en herhaalde hij zijn wens dat uit de inscriptie zou mogen blijken dat de jonggehuwden een geschenk van het nbg ontvingen.34 De voorzitter, jhr. mr. C.H. Backer,35 bracht hiertegen in, dat de huwelijksbijbel, zij het met medewerking van het nbg, toch een geschenk was van de kerkeraad aan het echtpaar. De emeritus-hoogleraar P. Hofstede de Groot, afgevaardigde van de afdeling Groningen, achtte het evenwel wenselijk om op de keerzijde van de titel een aanbeveling van het nbg te plaatsen. Het hoofdbestuur zei toe deze en andere opmerkingen over de huwelijksbijbel in nadere overweging te nemen.

Op de volgende algemene vergadering van 1875 kondigde het hoofdbestuur de definitieve vormgeving aan, waarmee evenwel nog steeds niet iedereen tevreden was.36 Op het titelblad zou een passende inscriptie komen met de mogelijkheid om namen met de pen in te vullen, binnen een fraaie sierrand. Een aanbeveling van het nbg kwam er niet, omdat het hoofdbestuur het niet passend vond om tegelijk én een royaal gebaar te maken én reclame voor het nbg te maken. In de daarop volgende jaren bleef af en toe tijdens de algemene vergadering kritiek komen op de vormgeving of de kwaliteit van de gebruikte materialen van de huwelijksbijbels.37

Financiële moeilijkheden

Niettegenstaande deze kritiek bleef de huwelijksbijbel ook in de jaren daarna een bijzonder populair instrument in de bijbelverspreiding, zoals de cijfers laten zien: in het jaar 1882-1883 werden zelfs bijna 5500 bijbels uitgereikt.38 In 1889 gaf de bibliothecaris in zijn toelichting bij het jaaroverzicht expliciet aandacht aan de cijfers over de geleverde huwelijksbijbels.39 Nog steeds kwam het volgens hem voor, dat afdelingsbestuurders niet bekend waren met de gunstige voorwaarden (levering tegen halve prijs) waaronder huwelijksbijbels aan de afdelingen werden geleverd. Daarentegen kwam het, aldus de bibliothecaris, meermalen voor dat men juist vanwege de gunstige leveringsvoorwaarden huwelijksbijbels afnam, maar die voor een geheel ander doel gebruikte (bijv. voor de gratis verspreiding). Als de gunstige leveringsvoorwaarden dus breder bekend zouden zijn, zou het aantal geleverde huwelijksbijbels waarschijnlijk nog veel hoger zijn, tenzij men deze alleen voor het aangewezen gebruik zou aanwenden.

In de algemene vergadering van 1893 werden de afdelingen aangespoord de kerkvoogden en de kerkeraden uit te nodigen tenminste een gedeelte van de kosten van een huwelijksbijbel voor hun rekening te nemen en ook in het algemeen waar mogelijk een vergoeding te vragen aan diegenen die zij van bijbels voorzagen.40 Het hoofdbestuur zag hierin een mogelijkheid om de subsidie aan de afdelingen te kunnen verminderen en op deze wijze de noodzakelijke bezuinigingen te kunnen bereiken.

Aan deze oproep werd gehoor gegeven. De afdeling Groningen besloot tijdens de algemene vergadering van 30 november 1893 om de kerkeraad van de Ned. Herv. Gemeente te Groningen mee te delen dat, om meerdere redenen, met ingang van 10 januari 1894 huwelijksbijbels niet meer gratis, maar tegen de halve prijs geleverd zouden worden. Dat zou ook meer in overeenstemming zijn met de mededeling voorin de huwelijksbijbels dat het hier een geschenk van de kerkeraad betrof. Het bijbelgenootschap vergemakkelijkte het schenken van een bijbel slechts, door deze tegen de halve prijs ter beschikking te stellen.41 Zoals te verwachten, liet de kerkeraad een krachtig protest horen, dat in een extra bestuursvergadering op 18 december 1893 werd besproken. In een uitvoerig antwoord zette het bestuur uiteen dat er verschillende redenen waren, zowel financieel als formeel, die het niet mogelijk maakten om op het besluit van de afdeling terug te komen.

Dat er landelijk bezuinigd moest worden, werd in de daarop volgende jaren steeds duidelijker. Op de algemene vergadering in september 1895 kwam het hoofdbestuur met het ingrijpende bezuinigingsvoorstel om het drukken van berijmde psalmen en liturgische geschriften te staken, overigens nadat eerder al de (prijzige) vergulde gezangboeken van de prijslijst waren gehaald. De voorstanders van het voorstel wezen er op dat de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk aan de Bijbelcompagnie had verzocht een goedkope uitgave van de gezangboeken te maken, waardoor het niet meer nodig zou zijn hiervoor een beroep op het nbg te doen. Omdat het merendeel van de aanwezige afdelingen, om uiteenlopende redenen, echter bezwaar maakt tegen het voorstel, werd besloten de beslissing over het voorstel een jaar op te schorten en tevens het hoofdbestuur te vragen naar andere mogelijke middelen ter verbetering van de financiën uit te zien.42 In dezelfde vergadering werd nog eens nadrukkelijk gewezen op de moeilijke financiële situatie van de algemene, landelijke kas. Als een van de oorzaken wees het hoofdbestuur op de bijdrage die vanuit de algemene kas aan de afdelingen gegeven werd voor huwelijksbijbels.43 Omdat men vermoedde dat de meeste afdelingen zich onvoldoende realiseerden welke bedragen hiermee gemoeid waren, zou in het vervolg in de financiële overzichten niet alleen aangegeven worden hoeveel bijbels aan de afdelingen waren verzonden, maar tevens hoeveel korting aan hen was gegeven. Het hoofdbestuur verwachtte dat de afdelingen, als zij zouden zien ‘hoe weinig voordeel of ook hoe groot nadeel zij aan de Algemeene Kas’ toebrachten, alle krachten zouden inspannen om hierin verbetering te brengen.

Tijdens de algemene vergadering van 18 september 1896 werd duidelijk op welke wijze het hoofdbestuur de noodzakelijke bezuinigingen wilde bereiken.44 Het hoofdbestuur had gesproken met afgevaardigden van de afdelingen Amsterdam, Delft, Dordrecht, Leeuwarderadeel, Rhenen en Rotterdam over mogelijkheden tot bezuiniging. Het hoofdbestuur was op basis van de resultaten van dit gesprek gekomen tot de volgende twee voorstellen:45

1. De Vergadering drage aan het Hoofdbestuur op, bij den herdruk van het Brevier-Testament (24-27 der Prijslijst) en van het Pareltestament (28 en 29 der Prijslijst) en voorts te zijner tijd bij eventueelen herdruk van den Nonparel-Bijbel niet te doen herdrukken de berijmde Psalmen en den Catechismus (vgl. Prijslijst 38, 39, 41-46).

2. De Vergadering trekke in het besluit van 11 Augustus 1859, waarbij bepaald wordt, dat de levering van Huwelijksbijbels door het Hoofdbestuur aan de Afdeelingen zal geschieden voor den halven prijs en bepale tevens dat dit besluit in werking treedt op 1 November 1896.

De voorzitter, J.G. Sillem, gaf beide voorstellen in behandeling. De afgevaardigde van de afdeling Amsterdam, dr. J. Th. de Visser, stelde voor om het tweede voorstel eerst te behandelen ‘als het minder ingrijpende’. De tweede secretaris, L.J. van Wijk, wees er op dat het hoofdbestuur niet zonder reden deze volgorde had voorgesteld, omdat de grootste besparing met het eerste voorstel te behalen zou zijn. Omdat tegen het voorstel van De Visser geen bezwaar binnen de vergadering bestond, bracht de voorzitter toch het tweede voorstel het eerst in bespreking. De discussie, die uiteindelijk zou leiden tot de beslissing om te stoppen met het subsidiëren van huwelijsbijbels, is hier tamelijk uitvoerig weergegeven.

Al snel werd duidelijk dat er ernstige bezwaren bestonden tegen dit voorstel. Ds. W. van Esveld (afdeling Hattem) deed de suggestie om het aanbod van verschillende soorten huwelijksbijbels te verkleinen en zo de financiële last te verlagen. Ds. P.M. Keller van Hoorn (afdeling Dordrecht) betwijfelde verder openlijk dat de benodigde bezuiniging op de huwelijksbijbels gehaald zou kunnen worden. De lasten van de huwelijksbijbels bedroegen immers 3.000 gulden, terwijl het gehele tekort 7.000 gulden was. De voorzitter reageerde dat de totale ‘schade’ op de psalmen wel 10.000 gulden bedroeg. Ds. C.F. Gronemeijer, lid van het hoofdbestuur, wees er op dat het intrekken van de korting op de huwelijksbijbels niet de volle 3.000 gulden zou opleveren, omdat de lasten elders als gevolg van de maatregel zouden stijgen. Ds. M.A. van Rhijn (afdeling Westlandsche Dorpen) waarschuwde dat de kerkeraden en kerkvoogdijen die lid van het nbg waren geworden juist omwille van de huwelijksbijbels, zich misschien teleurgesteld zouden terugtrekken. De heer W.H. Deelman (afdeling Groningen) vreesde zelfs dat de maatregel op zoveel antipathie kon rekenen, dat de collecten voor het nbg er onder zouden lijden en daardoor meer kwaad dan goed zou doen.

Opnieuw nam De Visser het woord. Alhoewel tegen beide voorstellen bezwaren in te brengen zouden zijn, leverde naar zijn mening dat over de huwelijksbijbels toch de minste op. De bijvoeging van de psalmen leverde naar zijn mening een van de krachtigste middelen voor de bijbelverspreiding en zou gehandhaafd moeten worden. Hier bracht Gronemeijer tegenin dat het Brits en Buitenlands bijbelgenootschap nooit berijmde psalmen had verspreid en desalniettemin beslist geen financiële problemen had. Ds. A. Wartena (afdeling Gouda) zou stopzetting van de subsidie betreuren, omdat hij niet verwachtte dat alle kerkvoogdijen de gehele prijs zouden kunnen betalen.46

Vanuit het hoofdbestuur nam E. René van Ouwenaller, de penningmeester, het woord. Hij wees nog eens op de ernstige financiele situatie: zowel in 1895 als in 1896 was een fors verlies geleden, samen 26.000, wat slechts met giften en legaten tot 15.000 teruggebracht had kunnen worden. Opnieuw klonken geluiden om de beslissing over het voorstel uit te stellen of om andere wegen te vinden om in het financiële tekort te voorzien.47 Ds. H. ten Kate (afdeling Rhenen) wees nog eens op de mogelijkheid om kerkeraden de huwelijksbijbels te laten betalen. Ds. P.M. Keller van Hoorn voegde daar aan toe dat het nbg maar huwelijksbijbels tegen de kostprijs moest gaan leveren. Ds. J. Th. Joosting (afdeling Nijmegen) dacht dat er hierdoor minder huwelijksbijbels zouden worden uitgereikt en zou dit betreuren. Opnieuw deed Van Esveld van de afdeling Hattem zijn eerdere voorstel om het aanbod van huwelijksbijbels te beperken. Ds. D.P.M. Graswinckel (afdeling Amersfoort) pleitte er in zijn reactie voor om maar niet de eerste de beste bijbel als huwelijksbijbel te nemen, maar een in een mooie duurzame band gebonden bijbels die als een echt familiestuk een ereplaats zou innemen. Keller van Hoorn antwoordde dat een dergelijke bijbel inderdaad van geslacht tot geslacht zou worden bewaard, maar dat er niet in zou worden gelezen. Tenslotte wees P.J. de Vos (afdeling Eibergen) nog op het bestaande misbruik van de huwelijksbijbel, waarbij sommige afdelingen deze, ontdaan van het ingeplakte papier, als gewone bijbels tegen de halve prijs aan particulieren verkochten.

Dat de meningen ernstig verdeeld waren, bleek uit de hierop volgende stemming, waarin het voorstel met 39 stemmen vóór en 38 tegen werd aangenomen.48 Het andere voorstel overigens, omtrent het niet doen herdrukken van psalmen en catechismus, dat na de pauze werd behandeld, werd met 64 tegen 13 stemmen zonder enig probleem aangenomen. Als laatste tijdens de rondvraag aan het einde van de vergadering, uitte ds. A. Wartena zijn teleurstelling over het besluit omtrent het stoppen met het subsidiëren van huwelijksbijbels. Op dit moment zou hij wel het voorstel van de afdeling Hattem wenselijk achten. Hij wees er op dat het besluit zo uitgevallen was vooral vanwege het grote aantal stemmen van de leden van het hoofdbestuur, die geen gemeenten vertegenwoordigden waar de behoefte gevoeld werd. Hierna werd de vergadering gesloten. Daarmee was echter de discussie over het beëindigen van de landelijke subsidie van huwelijksbijbels nog niet afgesloten, zoals als snel duidelijk zou worden.

Het doek definitief gevallen

Naar aanleiding van het besluit zond het hoofdbestuur op 31 oktober 1896 een rondschrijven aan de afdelingen.49 Hierin werden de afdelingen er op gewezen dat met ingang van 1 november 1896 ‘krachtens besluit der Algemeene Vergadering, de Huwelijksbijbels niet meer door het Hoofdbestuur aan de Afdeelingen zullen worden geleverd tegen den halven prijs’. Het hoofdbestuur wees er nog eens nadrukkelijk op dat het stopzetten van de subsidiëring van huwelijksbijbels door het hoofdbestuur uitsluitend een financiële maatregel binnen het nbg betrof, maar dat de uitreiking van huwelijksbijbels uiteraard door moest blijven gaan. De afdelingen moesten nu zelf, rekening houdend met de eigen financiële situatie, met de kerkeraden nieuwe afspraken maken over het al dan niet gratis verstrekken van huwelijksbijbels. Noodlijdende afdelingen konden in bepaalde gevallen een beroep doen op het hoofdbestuur.

Ook dit schrijven bracht de rust echter niet terug in de afdelingen. In de uitnodiging voor de algemene jaarvergadering van 1897 was het volgende voorstel van de afdeling Zeist opgenomen om het genomen besluit terug te draaien:50

De Vergadering trekke het besluit in van 18 september 1896, in werking getreden 1 November 1896, waarbij bepaald werd, dat de levering van Huwelijksbijbels door het Hoofdbestuur aan de Afdeelingen niet meer zal geschieden voor den halven prijs, – en herstelle dus het besluit van 11 Augustus 1859.

De afdeling voerde als redenen voor herziening van het besluit de volgende vier argumenten aan:

1. Het besluit werd met zeer kleine meerderheid genomen, waarbij de meerderheid van de afdelingen tegen was,51

2. Het was van het allerhoogste belang dat gehuwden bij de inzegening van hun huwelijk de bijbel zouden ontvangen,

3. De lage prijs dwong kerkeraden om het geld voor de huwelijksbijbels bij elkaar te krijgen en ze ten geschenke te geven,

4. Het financiële voordeel voor het nbg zou ten koste gaan van één van de meest uitstekende vormen van bijbelverspreiding.

Verder voerde de afdeling aan dat minder belangstellende kerkeraden met de uitreiking zouden ophouden, of er zelfs niet aan zouden beginnen. Kerkeraden die het belang ervan wel inzagen, zouden weliswaar doorgaan maar tegelijk hun bijdrage aan het nbg verminderen. Zo had al de kerkeraad van de Nederlandse Hervormde Gemeente te Zeist besloten de jaarlijkse collecte (ten behoeve van het nbg) voortaan niet meer in haar geheel aan de algemene kas van het nbg te geven, maar daaruit eerst de huwelijksbijbels te betalen. Het hoofdbestuur verwees bij dit agendapunt verder naar het algemeen jaarverslag over 1896-1897 dat de uitnodiging vergezelde.

In dit jaarverslag werd uitvoerig ingegaan op het genomen besluit omtrent de afschaffing van het halveren van de prijs van de huwelijksbijbels.52 Het hoofdbestuur meende dat veel misverstand was ontstaan over dit besluit en had daarom besloten een rondschrijven te moeten zenden aan de afdelingen (zie boven). Dat deze haar doel, althans voor een deel, had gemist was wel duidelijk geworden uit de toelichting bij het voorstel van de afdeling Zeist, dat later in de vergadering aan bod zou komen. Het hoofdbestuur was van mening dat als nu aan de kerkeraad uit Zeist hogere prijzen in rekening zouden worden gebracht voor de huwelijksbijbels, de kerkeraad bij het bestuur van de plaatselijke afdeling van het nbg zou moeten klagen.

De verrekening van de korting op de huwelijksbijbels tussen afdeling en landelijke kas was, zo stelde het hoofdbestuur, toch vooral een boekhoudkundige zaak tussen beiden geweest, die administratief de nodige moeilijkheden met zich mee had gebracht. Bovendien ontving ook elke afdeling de korting, ook die welke deze beslist niet nodig had. Slechts enkele afdelingen kwamen door het afschaffen van de korting in moeilijkheden, welke door de verdwijning van de Psalmen vrijwel steeds weer verdwenen.

Wat het hoofdbestuur vooral verbaasde was dat de meeste afdelingen, zoals Zeist, schenen begrepen te hebben dat zij nu aan de kerkeraden faciliteiten zouden moeten onthouden, hetgeen echter beslist niet in het besluit stond. Tot voor kort was het zo, dat afdelingen huwelijksbijbels leverden aan kerkeraden op allerlei voorwaarden: gratis, voor de helft, voor een derde, voor een kwart van de prijs, voor een vaste bijdrage per jaar, voor een collecte, dus zoals men dat plaatselijk had geregeld. Het stond de afdelingen nog steeds vrij dit plaatselijk en naar eigen goeddunken te regelen.

Niettegenstaande de uitvoerige toelichting in het jaarverslag, werd tijdens de algemene vergadering van 1897 over het voorstel uit Zeist uitvoerig van gedachten gewisseld.53 Ds. Th.H. Nahuijs van de afdeling Zeist opende de discussie met een vurig pleidooi voor herinvoering van de huwelijksbijbel, alhoewel het hem moeite kostte tegen de wens van het hoofdbestuur in te gaan. Hij wees er op, dat het uitdelen van huwelijksbijbels de bijbelverspreiding bijzonder had bevorderd en bovendien nieuwe afdelingen tot stand had gebracht. Om die reden moest het leveren van huwelijksbijbels voor de halve prijs doorgaan. De door het hoofdbestuur gesuggereerde administratieve moeilijkheden verwierp Nahuijs, onder verwijzing naar andere bestaande voorbeelden van gesubsidieerde bijbeluitgaven.

De voorzitter van het hoofdbestuur stelde daarentegen dat er een misverstand in het spel was. Er hoefde immers niets te veranderen: nog steeds konden afdelingen aan kerkeraden huwelijksbijbels voor half geld blijven verstrekken, indien de plaatselijke afdeling dat wenselijk achtte. Alleen aan de ‘status aparte’ van huwelijksbijbels, via een afzonderlijke verrekening met de algemene kas, kwam een einde. Vanaf nu zouden huwelijksbijbels onderdeel uitmaken van het totale ‘quotum’ aan bijbels dat aan een afdeling was toegewezen.

De verkapte bezuiniging, die de maatregel wel degelijk inhield, ontging de vergadering niet. De heer A.H. Hartevelt (afdeling Rotterdam) vreesde dat zijn afdeling nu het aan haar toegewezen aantal bijbels zou moeten overschrijden, terwijl zij eerder wel uitkwam. Ds. C.F. Gronemeijer van het hoofdbestuur bestempelde de laatste opmerking als fictie. Doordat de vele huwelijksbijbels aan de afdeling tegen de halve prijs werden geleverd, kreeg zij ook eerder reeds in werkelijkheid meer dan waarop zij recht had. Deze maatregel zou dan ook de totale financiële last die iedere afdeling op de algemene kas legde, duidelijk zichtbaar maken.

Nu de discussie zich toespitste op de financiële kant van de zaak, kwamen enkele aanwezigen met suggesties ter verlichting van de lasten van de afdelingen. Ds. C. Rasch (afdeling Amersfoort) meldde dat zijn afdeling alleen nog maar relatief goedkope bijbels in een wat kleiner formaat als trouwbijbel uitreikte. Ds W. van den Bijtel jr. (afdeling Makkum) meldde, toen duidelijk werd dat men de volle prijs voor de huwelijksbijbels moest betalen, dat een van de kerkvoogden uit het depôt van de afdeling Workum nog het benodigde aantal exemplaren voor de halve prijs had kunnen verkrijgen. Hiermee raakte deze predikant een uiterst gevoelig punt en het hoofdbestuur sprong er dan ook gelijk bovenop. L.J. van Wijk, de tweede secretaris, merkte op dat dit Workumse voorbeeld nu precies duidelijk maakte op welke wijze misbruik werd gemaakt van de mogelijkheid tot subsidiëring van huwelijksbijbels. Al eerder bleek dat deze bijbels, na verwijdering van het huwelijksbiljet, soms voor geheel andere doeleinden werden gebruikt. En nu bleek, dat deze bijbels zelfs voor de halve prijs in een boekwinkel (depôt Workum) te koop stonden, zonder dat duidelijk werd dat deze ook daadwerkelijk bij een kerkelijke inzegening werden gebruikt. Ds. R. Jaarsma van de afdeling Koudum haastte zich om mee te delen dat het hier een vergissing van de Workumse depôthouder betrof, die de kerkvoogd van Makkum als lid uit Koudum aanzag.54 Jaarsma verklaarde zich verder voorstander van de maatregel van het hoofdbestuur. Zijn afdeling was gewoon geweest om de huwelijksbijbels geheel gratis aan de kerkeraden ter beschikking te stellen en had aan die gewoonte ook nu vast gehouden. Wel had zij er bij de kerkeraden op aan gedrongen om de afdeling met een collecte te steunen.

Hierop werd het voorstel van de afdeling Zeist in stemming gebracht en met 61 tegen 17 stemmen verworpen en kwam definitief een einde aan de volledige subsidiëring van huwelijksbijbels door het hoofdbestuur van het Bijbelgenootschap.55

Epiloog

In de algemene vergadering van 16 september 1898 stond de huwelijksbijbel opnieuw op de agenda.56 Onder de indruk geraakt van de discussies over het belang en de wenselijkheid van het uitreiken van huwelijksbijbels, had het hoofdbestuur op de vragenlijst voor het verslag van de afdelingen ook deze vraag gesteld: ‘Werden in alle gemeenten binnen uwe Afdeeling Bijbels uitgereikt bij huwelijksinzegening, en op welke voorwaarden worden deze aan de kerkeraden verstrekt?’. Niet alle afdelingen gaven echter antwoord op deze vraag uit de enquête en uit de antwoorden die wel werden gegeven, kwam geen eenduidig beeld naar voren. In de afdelingen werden soms in alle, soms in de meeste, maar soms ook slechts in enkele gemeenten huwelijksbijbels uitgereikt. Verder leverden de afdelingen deze bijbels in gelijke mate tegen de volle prijs, kosteloos of tegen een gereduceerde (meestal de halve) prijs. In het laatste geval werd meestal een collecte voor de plaatselijke afdeling van het nbg verlangd. De uitslag van de enquête liet zien dat ook na afschaffing van de subsidie de afdelingen verder gingen met het beschikbaar stellen van huwelijksbijbels en dat evenmin een einde leek te komen aan het subsidiëren daarvan.


Prof. dr. August den Hollander is hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam voor de ‘studie van het Nederlandse godsdienstige boek tot aan de moderne tijd’.

1 Kroonprins Willem Alexander ontving een Spaanstalige, Argentijnse bijbel en prinses Máxima een klassieke Statenvertaling uit 1637.

2 Ik wil hier dr. J. Vree (Vrije Universiteit, Amsterdam) bedanken die mij op royale wijze inzage gaf in de aantekeningen betreffende de huwelijksbijbel uit zijn studiearchief. Dr. A.J. van den Berg (Nederlands Bijbelgenootschap, Haarlem) bedank ik voor de vriendelijke wijze waarop hij mij archiefmateriaal van het nbg in kopie ter beschikking heeft gesteld. Dank komt ook toe aan hen beiden voor het nauwkeurig lezen van deze bijdrage en hun nuttige aanwijzingen bij een eerdere versie van de tekst.

3 Het ging hier om een exemplaar van de Biblia, dat is: de gantsche H. Schrifture,…Amsterdam: Erven Paulus Aertsz van Ravesteyn, 1644. De bijbel is gebonden in een fraaie band, afkomstig uit de werkplaats van Albertus Magnus en de snede van het boek is verguld en beschilderd. Deze bijbel bevindt zich thans in de universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam, signatuur 4 B 1>.

4 A. Baggerman, Een lot uit de loterij. Het wel en wee van een uitgeversfamilie in de achttiende eeuw2, Den Haag 2001, 60.

5 Voor een kort (historisch) overzicht van de afdelingen zie C.F. Gronemeijer, Gedenkboek Nederlandsch Bijbelgenootschap 1814-1914, 111-140, speciaal voor de oprichting en de geschiedenis tot 1914 van de afdeling Groningen, 121-125. De afdeling Groningen was één van de actiefste van het nbg. Het werk van de afdeling werd bijzonder gesteund door de Groningse theologen. Over de houding van de Groninger godgeleerden ten aanzien van de bijbelverspreiding zie J. Vree, De Groninger godgeleerden. De oorsprong en de eerste periode van hun optreden (1820-1843), Kampen 1984, spec. 341-342.

6 De afdeling Groningen verspreidde bijvoorbeeld ook bijbels en nieuwe testamenten onder de in Groningen in garnizoen liggende militairen, onder schippers en zeelieden, gevangenen. Vanaf 1835 werden ook via zondagsscholen bijbels verstrekt, zie C.F. Gronemeijer, Gedenkboek, 123-124.

7 Register der Handelingen van de Groninger afdeeling des Nederlandschen Bijbelgenootschaps 2 (1850-1869), 136-137, in: Archief van de afdeling Groningen van het Nederlands Bijbelgenootschap, Gemeentearchieven Groningen, inv.nr. 129 (totaal 11 dozen), doos 2: notulen 1850-1912, band 2: notulen 1850-1869 (hierna afgekort als: Handelingen van de Groninger afdeeling 1850-1869).

8 Handelingen van de Groninger afdeeling 1850-1869, 138. Zie over Pareau de bijdrage van J. Vree in het Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme 4, 358-361. Zie meer uitgebreid W. Muurling, L.G. Pareau. Een levensbeeld, Groningen 1866.

9 Zie bijlage B (bijlage C noemt ten onrechte 10 oktober als datum van installatie van de commissie).

10 Handelingen van de Groninger afdeeling 1850-1869, 148, zie ook het handgeschreven verslag van de vergadering door de secretaris Pareau in doos 11.

11 De doopsgezinde J. van Eeghen was op dat moment tweede secretaris van het Nederlands Bijbelgenootschap. Hij zou dat zijn van 1853-1862, later zou W.C. Backer van 1879-1888 deze functie vervullen. De tweede secretaris was belast met de buitenlandse correspondentie en het toezicht over de bijbelvoorraad. G.H. de Marez Oyens was lid van een permanente commissie, belast met de bijbelvertaling. Zie C.F. Gronemeijer, Gedenkboek, 8, 29.

12 Zie bijlage D voor de volledige tekst van het advies. Zie ook bijlage C voor de tekst van het aan het advies ten grondslag liggende rapport.

13 Zie bijlage C.

14 Zie bijlage C.

15 Het hoofdbestuur deed het voorstel ‘Overwegende, dat in den kring van enkele Afdelingen van het Genootschap aan het echtpaar, bij de kerkelijke inzegening van het huwelijk, gratis een Bijbel wordt uitgereikt, en dat het Hoofdbestuur door meer dan eene Afdeeling is aangezocht, om haar in de kosten, daardoor veroorzaakt, te gemoet te komen’ en ‘Overwegende, dat de voldoening aan dit verzoek zoowel voor de zaak der Bijbelverspreiding als voor den bloei van het Nederlandsch Bijbelnootschap wenschelijk wordt geacht’. Ook nam zij de aanbeveling over om ‘de Besturen der onderscheidene Protestantsche Kerkgenootschappen uit te noodigen, de uitreiking van den Bijbel bij die gelegenheid naar vermogen aan te bevelen en te bevorderen’. De circulaire is, evenals de hieronder genoemde circulaires, te vinden in: Archief van de afdeling Groningen van het Nederlands Bijbelgenootschap, Gemeentearchieven Groningen, inv.nr. 129 (in map 1274).

16 In het bestuursverslag over 1859 van de afdeling Groningen wordt trots melding gemaakt van ‘de zeer loffelijke vermelding’ door het hoofdbestuur van het initiatief van de afdeling Groningen, zie Handelingen van de Groninger afdeeling 1850-1869, 165, zie ook de notulen van de bestuursvergadering van de afdeling van 20 oktober 1859 in doos 11.

17 Handelingen der vijf-en-veertigste algemeene vergadering van het Nederlandsch Bijbelgenootschap gehouden te Amsterdam, op den 11den Augustus 1859, Amsterdam 1859, 24.

18 Handelingen der vijf-en-veertigste algemeene vergadering, 13-14.

19 Hierin was onder meer vermeld dat de nog aanwezige bijbels uit het magazijn, die op de prijslijst stonden vermeld onder A, C, CC en D als huwelijksbijbels geschikt gemaakt waren. In deze exemplaren was een dubbel blad ingevoegd met de woorden: ‘Uitgereikt ter gelegenheid van het huwelijk’ (zie aantekening 20).

20 Handelingen der zes-en-veertigste algemeene vergadering, 24.

21 De circulaire werd tevens gestuurd naar de Christelijk Afgescheidene Gereformeerde kerk, op dat moment in omvang de tweede protestantse kerk van Nederland, zie: Handelingen en verslagen van de algemene Synoden van de Christelijk Afgescheidene Gereformeerde kerk (1836-1869), Houten-Utrecht 1984, 813. De reactie van de afgescheidenen is niet bekend, maar de toezending hield wel een erkenning in van een kerk, die door de regering toen nog niet als gereformeerde kerk werd erkend, vgl. J. Vree, ‘Van separatie naar intergratie. De afgescheidenen en hun kerk in de Nederlandse samenleving 1834-1892’, in: R. Kranenborg, W. Stoker (red.), Religies en (on)gelijkheid in een plurale samenleving, Leuven/Apeldoorn 1995, 161-176.

22 Handelingen der zes-en-veertigste algemeene vergadering, 12.

23 Het totale aantal afdelingen bedroeg op dat moment 108.

24 Handelingen der acht-en-veertigste algemeene vergadering van het Nederlandsch Bijbelgenootschap gehouden te Amsterdam, op den 14den Augustus 1862, Amsterdam 1862, 3. De voorzitter meldde verder dat de nieuwe uitgave van de huwelijksbijbel, die gepland stond, voorzien zou worden van een steviger band, conform de wens van velen. Op de algemene vergadering van 1863 meldde de bibliothecaris dat hiertoe een deel van de bijbels in octavo formaat, letter A, in een stevige leren rug was gebonden en vanwege een (gehalveerde) kostenvermeerdering van 10 cent, verkrijgbaar voor 85 cent, zie Handelingen der negen-en-veertigste algemeene vergadering van het Nederlandsch Bijbelgenootschap gehouden te Amsterdam, op den 13den Augustus 1863, Amsterdam 1863, 48.

25 Handelingen der acht-en-veertigste algemeene vergadering, 53. In het volgende jaar werden 2459 huwelijksbijbels uitgereikt op een totaal van 38919 bijbels, Handelingen der negen-en-veertigste algemeene vergadering, 47. In zijn jaarverslag van 16 oktober 1562 meldde de Groninger bibliothecaris dat in dat jaar van de 458 verspreide complete bijbels er 176 (ruim een kwart!) bij huwelijksinzegeningen waren uitgereikt, zie Handelingen van de Groninger afdeeling 1850-1869. De bibliothecarissen waren bestuursleden en als zodanig verantwoordelijk voor de bijbelvoorraad (inkoop en/of beheer) op landelijk of plaatselijk niveau. In 1897 werd dit werk op landelijk niveau overgenomen door de tweede secretaris.

26 Handelingen der een-en-vijtigste Algemeene Vergadering van het Nederlandsch Bijbegenootschap gehouden te Amsterdam, Amsterdam 1865, 6.

27 Handelingen der een-en-vijtigste Algemeene Vergadering, 29-35.

28 Omdat in 1866 geen vergadering werd gehouden, zond men slechts rond Verslagen, rekening en verdere opgaven betreffende het Nederlandsch Bijbelgenootschap over het jaar 1865/1866, Amsterdam 1866, 3.

29 Handelingen der Algemeene Vergadering van het Nederlandsch Bijbelgenootschap gehouden te Amsterdam, op den 15den Augustus 1867, Amsterdam 1867, 15.

30 Handelingen der Algemeene Vergadering van het Nederlandsch Bijbelgenootschap gehouden te Amsterdam, op den 14den Augustus 1873, Amsterdam 1873, 22.

31 Handelingen der Algemeene Vergadering van het Nederlandsch Bijbelgenootschap gehouden te Amsterdam, op den 13den Augustus 1874, Amsterdam 1874, 41-42.

32 Het hoofdbestuur wees daarbij op de Franse en Hoogduitse huwelijksbijbels.

33 De gewoonte was in Nederland een tijd lang door Franse vluchtelingen gebezigd.

34 Handelingen der Algemeene Vergadering 1874, 13-14.

35 Backer was destijds president van de rechtbank te Amsterdam, zie C.F. Gronemeijer, Gedenkboek, 6.

36 Handelingen der Algemeene Vergadering van het Nederlandsch Bijbelgenootschap gehouden te Amsterdam, op den 12den Augustus 1875, Amsterdam 1875, 36.

37 Op de algemene vergadering van 1883 merkte ds. J.D.B. Brouwer, afgevaardigde van de afdeling Leiden, op dat in sommige bijbels onlangs de titels ontbraken. Op dezelfde vergadering drongen de afdelingen Koudum en omstreken, Dordrecht en Vlissingen aan op een betere binding van de huwelijksbijbels, niet alleen omdat de gebruikte banden heel lelijk waren, maar ook veel te zwak om een blijvende waarde te kunnen hebben, zie Handelingen der Algemeene Vergadering van het Nederlandsch Bijbelgenootschap gehouden te Amsterdam, op den 16den Augustus 1883, Amsterdam 1883, 19, 33. In de vergadering van 1885 klaagde ds. B.G. de Vries van Heyst, afgevaardigde van de afdeling Alkmaar, opnieuw over de ‘onoogelijke banden’ van de huwelijksbijbels, zie Handelingen der Algemeene Vergadering van het Nederlandsch Bijbelgenootschap gehouden te Amsterdam, op den 29sten September 1885, Amsterdam 1885, 14. De voorzitter erkende het probleem en meldde dat dit probleem snel voorbij zou zijn. Tijdens de algemene vergadering in 1888 stelde ds. De Ridder, afgevaardigde van de afdeling Den Haag, voor om de prijsvermelding [!] op het titelblad van de huwelijksbijbel achterwege te laten, hetgeen werd toegezegd, zie Handelingen der Algemeene Vergadering van het Nederlandsch Bijbelgenootschap gehouden te Amsterdam, op den 6den September 1888, Amsterdam 1888, 14.

38 Zie bijlage E. Het aantal huwelijksbijbels dat werd uitgereikt, was zelfs twee maal zo hoog als het aantal bijbels dat gratis werd uitgereikt.

39 Handelingen der Algemeene Vergadering van het Nederlandsch Bijbelgenootschap gehouden te Amsterdam, op den 10den September 1889, Amsterdam 1889, 44-45.

40 Handelingen der Algemeene Vergadering van het Nederlandsch Bijbelgenootschap gehouden te Amsterdam, op den 12den September 1893, Amsterdam 1893, 104.

41 In Archief van de afdeling Groningen van het Nederlands Bijbelgenootschap, Gemeentearchieven Groningen, inv.nr. 129 (totaal 11 dozen), doos 2: notulen 1850-1912, band 1870-1912.

42 Nederlandsch Bijbelgenootschap. 81ste Jaarverslag, met Bijlagen. Voorafgegaan door: de Handelingen der Algemeene Vergaderinsg van 20 September 1895, Amsterdam 1895, xiii-xviii.

43 Handelingen der Algemeene Vergadering van 20 September 1895, 8-9.

44 Nederlandsch Bijbelgenootschap. 82ste Jaarverslag, met Bijlagen. Voorafgegaan door: de Handelingen der Algemeene Vergadering van 18 September 1896, Amsterdam 1896, 16-19.

45 Handelingen der Algemeene Vergadering van 18 September 1896, 16.

46 Hij zou er overigens niets op tegen hebben dat de Psalmen niet meer zouden worden gedrukt, omdat die toch maar de stroming binnen de kerken voedde die van geen Gezangen weten wilde, Handelingen der Algemeene Vergadering van 18 September 1896, 18.

47 Zo stelde H.J. Roskes (afdeling Beveland) voor om de beslissing een jaar uit te stellen..

48 Merkwaardig genoeg vermeldt het jaarverslag dat 53 afdelingen vertegenwoordigd waren, uitbrengende 62 stemmen, en 14 leden van het hoofdbestuur, dus in totaal 76, zie Handelingen der Algemeene Vergadering van 18 September 1896, 12.

49 Overgenomen uit Nederlandsch Bijbelgenootschap. 83ste Jaarverslag, met Bijlagen. Voorafgegaan door: de Handelingen der Algemeene Vergadering van 18 September 1897, Amsterdam 1897, 7.

50 Handelingen der Algemeene Vergadering van 18 September 1897, iv-v.

51 Ten onrechte stelt de afdeling dat de verhouding 41 vóór en 38 tegen was (zie boven).

52 Handelingen der Algemeene Vergadering van 18 September 1897, 6-8.

53 Handelingen der Algemeene Vergadering van 18 September 1897, xvii-xx.

54 Dit was geenszins onmogelijk, aangezien Makkum eerder bij Koudum hoorde.

55 Opvallend detail is evenwel dat het aantal door het bijbelgenootschap geleverde huwelijksbijbels dat jaar met 6.166 hoger was dan ooit te voren.

56 84ste Jaarverslag met Bijlagen. Voorafgegaan door: De Handelingen der Algemeene Vergadering van 16 September 1898, Amsterdam 1898, 13-15.

57 Deze Bijbels in letter A, octavo formaat waren gedrukt door H.L Smits te Den Haag. In 1860 meldde de bibliothecaris van het nbg in zijn verslag dat van deze bijbels een nieuwe oplage van 11.000 exemplaren was besteld. Als toelichting vermeldde de bibliothecaris dat door het besluit van de algemene vergadering om huwelijksbijbels voor de halve prijs aan de afdelingen af te staan, de aflevering van dit type bijbels zeer was toegenomen, en de voorraad eerder was uitgeput dan in gewone omstandigheden te verwachten was. Zie Handelingen der zes-en-veertigste algemeene vergadering van het Nederlandsch Bijbelgenootschap gehouden te Amsterdam, op den 9den Augustus 1860, Amsterdam 1860, 63. In 1861 werden de 11.000 bijbels door het nbg ontvangen, zie het verslag van de bibliothecaris in Handelingen der zeven-en-veertigste algemeene vergadering van het Nederlandsch Bijbelgenootschap gehouden te Amsterdam, op den 15den Augustus 1861, Amsterdam 1861, 57.


bijlage a

Brief Pareau aan hoofdbestuur nbg, 7 januari 1859

Aan het Hoofdbestuur van ’t Nederl. Bijbelgenootschap.

Groningen 7 Jan. 1859

Het Bestuur der Afdeeling Groningen heeft mij de aangename taak opgedragen, om het Hoofdbestuur des Nederlandschen Bijbelgenootschaps den dank onzer vergadering over te brengen voor de welwillendheid, waarmede ons een aanzienlijk bedrag van Bijbels ten gunste der Bijbeldepôts is toegezegd.

Tevens heeft de Vergadering zich zeer verheugd, dat de Hoofdbestuur een levendig belang stelt in de uitreiking van Bijbels bij huwelijksinzegening en dit punt in aandachtige overweging wil houden. Het is ons voorgekomen, dat indien deze zaak meer algemeen mogt worden in ons Vaderland, dit mede een middel zou zijn om veler belangstelling in de zaak onzes Genootschaps te wekken of te bevorderen. En het zou ons om verschillende redenen aangenaam zijn, indien het Hoofdbestuur hieromtrent ter volgende Algemeene Vergadering eenig voorstel zou willen doen, tenzij men mogt meenen, dat het beter ware zulk een voorstel te doen indienen door ’t Bestuur onzer Afdeeling. Wij zijn daartoe alleszins bereid. Maar wij zouden oordeelen dat het welligt gunstiger werking zou uitoefenen, indien het Hoofdbestuur dit voorstel zelf deed; terwijl wij ook meenen, dat de eer van zulk eene zaak in Nederland algemeen voortestellen aan ons hooggeschat Hoofdbestuur toekomt.

Onze Vergadering is overigens vóór het kiezen van de eerstgenoemden den Heer Mr. J. Messchert van Vollenhoven tot President.

Namens ’t Bestuur der Afd. voorn. L.G. Pareau Secretaris

bijlage b

Brief hoofdbestuur nbg aan bestuur afdeling Groningen, 15 januari 1859

Bron: Handelingen van de Groninger afdeeling 1850-1869 (doos 11)

Aan het Bestuur van de Afdeling van het Ned. Bijbelnootschap te Groningen

Amsterdam, 15 januari 1859

Naar aanleiding van uwe messive van den 7.de dezen, heb ik de eer ter uwer kennis te brengen dat het Hoofdbestuur van het Nederl. Bijbelgenootschap bereids in zijne vergadering van de 8sten December jl. het besluit heeft genomen, om aan de Algemene Vergadering, welke dit jaar gehouden zal worden, voor te stellen: om aan de afdeelingen gelegenheid te geven over een zeker aantal Bijbels Let. A. te beschikken tegen den prijs van ƒ0,75 ct per stuk, uitsluitend ter gratis uitreiking aan het echtpaar bij de inzegening van het huwelijk; en de besturen der onderscheidene Protestantsche Kerkgenootschappen uit te noodigen dezen maatregel, zoo veel in hun vermogen is, aan te bevelen en te bevorderen.

Het Hoofdbestuur neemt alzoo de vrijheid het Bestuur uwer Afdeeling dank te zeggen voor het vriendelijk aanbod, om een soortgelijk voorstel aan de Algemeene Vergadering ter overweging aan te bieden.

Namens het Hoofdbestuur, Ploos van Amstel secretaris

bijlage c

Rapport commissie huwelijksbijbel

[In zake het gratis uitreiken van Bybels by het inzegenen van huwelyken. (in ander geschrift bijgeschreven)]

1858. [Leden der Commissie: Mr. W.C. Backer Mr. J. van Eeghen Pzn. Mr. G.H. de Marez Oyens (in ander geschrift bijgeschreven)]

Rapport.

De Commissie in de vergadering van 10 October benoemd ten einde by het Hoofdbestuur een advies uit te brengen omtrent den brief der Afdeeling Groningen d.d. 7 October l.l. ziet zich heden in staat gesteld zich van deze taak te kwyten.

Het schryven der Afdeeling Groningen bevatte een tweeledig verzoek.

1. Dat het Hoofdbestuur de kosten der Bybeldepôts in de stad en provincie Groningen, in den regel jaarlyks ƒ120 à ƒ150 bedragende, geheel of gedeeltelyk voor zyne rekening neme

2. Dat, daar het Afdeelingsbestuur besloten heeft aan ieder echtpaar, wier huwelyk binnen de stad Groningen kerkelyk wordt ingezegend, een Bybel ten geschenke aan te bieden, het Hoofdbestuur jaarlyks het geheele daartoe benodigde aantal Bybels of althans een gedeelte daarvan, gratis aan de Afdeeling afsta.

Wat het eerste voorstel aangaat, zoo heeft de Commissie gemeend dat de wet en reglementen aan het Hoofdbestuur de bevoegdheid niet toekennen om aan de Afdeelingen geldelyke ondersteuning te verleenen. De eenige plaats waar van ondersteuning aan de Afdeelingen wordt melding gemaakt art. 6 en 8 van het Reglement D bedoelt zeer bepaaldelyk eene gift in Bybels of Testamenten. Ook is in 1849 een besluit genomen waarby het Hoofdbestuur zich verbindt tot het oprigten van Depots by te dragen door eene geschenk van Bybels en waar evenzeer bepaald wordt dat de onkosten dezer depots ten laste der Afdeelingen blyven. Ook is aan de Commissie geen enkel voorbeeld bekend dat van dezen regel zou zyn afgeweken. Ook al liet de wet aan het Hoofdbestuur de bevoegdheid deze onkosten van de Afdeelingen over te nemen, zou de Commissie er bezwaar in zien, tot een onvoorwaardelyk gehoor geven aan het verzoek der Afdeeling Groningen te adviseren. De jaarlykse opoffering van 120 à 150 schynt gering, maar zou jaar op jaar zich uitbreiden daar men aan andere Afdeelingen de gunst niet zou kunnen weigeren aan eene toegestaan, en eindelyk groote bezwaren in de geldelyke aangelegenheden des genootschaps ten gevolge hebben.

De Commissie meent echter een middel gevonden te hebben om zonder overtreding der wet en zonder tot de bovengenoemde bezwaren aanleiding te geven, de Afdeeling Groningen althans voor [en doorgehaald: een groot] eenigen tyd in deze zaak behulpzaam te zyn. Jaarlyks worden de sommen waarover de Afdeelingen in het vorige jaar niet hebben beschikt ter [?onleesbaar?] gesteld van eene Commissie om daaruit aan minvermogende Afdeelingen Bybels en Testamenten ten geschenke te geven. De ondervinding heeft geleerd dat de gratis aanvragen zelden de hoogte bereiken der som welke de Commissie daarvoor kan besteden. Gedurende de drie laatste jaren althans gaf de Commissie jaarlyks voor ruim duizend gulden minder Bybels uit dan waartoe zy bevoegd was. Voor het loopende boekjaar kan zy over ƒ2893,- beschikken terwyl in de eerste zes maanden des jaars nog niet voor ƒ500 is uitgedeeld. De Commissie stelt dus voor aan de Afdeeling Groningen te antwoorden dat het Hoofdbestuur er bezwaar in ziet de onkosten der depots op zich te nemen maar bereid is haar een geschenk in Bybels tot een bedrag van ƒ100 of meer te doen, en zonder zich te verbinden haar het uitzigt opent dat aan een dergelyk verzoek in volgende jaren herhaald wordende waarschynlyk steeds zal worden voldaan. De Afdeeling is daardoor gebaat terwyl zy deze Exemplaren waarvoor zy anders de betaling moest overmaken gratis ontvangt en het Hoofdbestuur blyft binnen de kring zyner bevoegdheid en legt zich geenen last op die door den loop des tyds zeer drukkend worden kan.

Wat het tweede voorstel aangaat ook hiertegen heeft de Commissie bezwaar, het behoeft namelyk de ondersteuning van het Hoofdbestuur aan de Afdeeling om haar in staat te stellen aan ieder echtpaar wier huwelyk binnen de stad Groningen kerkelyk wordt ingezegend eenen Bybel ten geschenke te geven. Volgens artikel 10 van het Reglement D zyn de Afdeelingen gehouden den Bybel niet gratis uit te deelen, terwyl by art 12 als uitzondering wordt toegelaten den Bybel met inachtneming der tot weinig van misbruik noodige voorzorg, in byzondere gevallen, aan geheel behoeftigen of Instellingen van Weldadigheid ook gratis uit te deelen. De Commissie heeft getwyfeld hoe deze woorden moeten worden opgevat of namelyk ook in byzondere gevallen aan niet behoeftigen een Bybel gratis kan worden verstrekt, dan of de woorden in byzondere gevallen er zyn bygevoegd om de bevoegdheid om Bybels aan behoeftegen uit te reiken nog te beperken. Zoo de laatste meening juist is, strijdt het voornemen om aan ieder echtpaar wier huwelyk kerkelyk wordt ingezegend, ryk of arm, een Bybel uit te reiken tegen de wet en kan het Hoofdbestuur hiertoe geene ondersteuning verleenen. Maar ook al ware de andere opvatting van het wets artikel de juiste, zoo meent de Commissie nogthans dat de kerkelyk ingezegende huwelyken niet tot de byzondere gevallen te brengen zyn. Wanneer eenmaal in beginsel is aangenomen dat het Hoofdbestuur de Afdeeling Groningen in haar voornemen wil ondersteunen, zullen weldra andere Afdeelingen zich hiertoe aanmelden aan welke de ondersteuning niet kan worden geweigerd. Er worden jaarlijks in Nederland ongeveer 24.000 huwelyken gesloten, van [onleesbaar: meer?] dan twee derden daarvan behoort een der echtelingen tot een der Protestantsche Genootschappen, en is het huwelyk dus [onleesbaar?] om kerkelyk te worden ingezegend, zoodat weldra de gratis verspreiding by eene huwelyksinzegening geenszins een byzonder geval zou zijn maar [en doorgehaald: weldra] de gewone verspreiding zou evenaren ja overtreffen.

Zoolang dus in de beginselen en bewoordingen der wet geene verandering is gemaakt, of de Algemeene vergadering zich daaromtrent niet op beslissende wyze heeft verklaard, meent de Commissie dat het Hoofdbestuur niet bevoegd is de gevraagde ondersteuning in deze toe te staan.

De Commissie adviseert dus om op beider voorstel een afwyzend antwoord te geven, maar wat het eerste aangaat hare bereidwillegheid te kennen te geven om een aantal Bybels of Testamenten tot een bedrag van ƒ150 [en doorgehaald: of meer] gratis af te staan, waardoor in het bezwaar der Afdeeling wordt tegemoet gekomen.

bijlage d

Advies commissie huwelijksbijbel

Advies der Commissie tot het gratis uitreiken van Bybels by de inzegening van huwelyken. 1858

De Commissie benoemd in Uwe vergadering van den 10 November j.l., om, naar aanleiding van het verzoek der Afdeeling Groningen, te onderzoeken in hoeverre het Nederl. Bybelgenootschap het denkbeeld om by gelegenheid van de inzegening des huwelyks aan het echtpaar een bybel gratis uit te reiken, zou kunnen bevorderlyk zyn en U dienaangaande te dienen van advies, heeft zich van de aan haar opgedragene last gekweten & biedt U hierbij den slotsom harer overleggingen aan.

Iederen maatregel die dienen kon om den Bybel meer en meer te verspreiden en in de gezinnen van armen en ryken tot een huisboek te verheffen heeft ons genootschap steeds van harte toegejuicht. Dat het bovenbedoelde denkbeeld ook die strekking heeft lydt wel geen twyfel en verdient daarom onze levendigste belangstelling. Tegen het wenschelyke der zaak had dan ook Uwe Commissie hoegenaamd geen bedenkingen. Wel vond zy in de wyze van uitvoering bezwaar.

De vraag, die haar een oogenblik bezig hield, om zich tot de kerkelyke besturen te wenden met uitnoodiging deze zaak ter harte te nemen, kwam der Commissie by nadere bespreking minder aannemelyk voor. Het Bybelgenootschap toch heeft zich, wat de verspreiding der Heilige Schrift betreft, steeds tot een regel gesteld, deze zoo veel mogelyk aan de afdeelingen over te laten en er bestaan geene redenen, waarom men hier van dezen regel voorshands zou afwijken. Integendeel is uwe commissie van meening dat zoo ooit, dat beginsel in het onderhavige geval diende gehandhaafd te worden, omdat het eensdeels zoo geheel beantwoordt aan het doel waartoe juist de afdeelingen bestemd zyn en omdat het anderdeels welligt mede kan dienstig zyn, om door medewerking der afdeelingen op plaatsen, wáár er nog geene bestaat, eene afdeeling in het leven te roepen. – Wel acht zy het wenschelyk, dat zoo wel het Hervormd als de overige Protestantsche Kerkgenootschappen op de bestaande gelegenheid der uitreiking van Bybels by de voltrekking van het huwelyk opmerkzaam worden gemaakt en tevens uitgenoodigd om Zulks zoo veel mogelyk te bevorderen & aan te bevelen, hetzy door medewerking der verschillende Ringen in ons Hervormd Kerkgenootschap of der overige Kerkbesturen, hetzy door het orgaan der Kerk Courant, Boekzaal enz.

Zal dit plan intusschen doel treffen, dan is het billyk dat het Bybelgenootschap zich eene opoffering getrooste. Uwe commissie gelooft daarom dan ook, dat de Bybels tot dat einde aan de afdeelingen tot verminderden prys behoren te worden afgestaan byv. à 50 per, zoodanig dat de Bybel waarvan de gewone prys ƒ1.50,- is, aan de afdeelingen op 75 cent zullen te staan komen. Om dit voordeel evenwel niet te wyd uit te strekken, zal men zich zoo veel mogelyk tot den kring der afdeelingen dienen te beperken [en doorgehaald: of hiervan niet dan in zeer byzondere gevallen afwyken].

De belangryke kosten aan dezen maatregel verbonden, vooral voor het vervolg, wanneer daarvan meer algemeen zal worden gebruik gemaakt, heeft uwe commissie zich geenszins ontveinsd. Zy is echter van meening, dat men daarvoor, het nut van den bedoelden maatregel in aanmerking nemende, niet moet terug deinzen, overtuigd als zy zich houdt, dat zoo onverhoopt de kosten werkelyk later mogten blyken voor ons Genootschap te zwaar en te drukkend te zyn, een beroep op belangstellende Vrienden om in het dragen dezer lasten te hulp te komen, niet onbeantwoord zou blyven.

Het is om deze redenen, dat de Commissie U meent te moeten adviseren aan de Algemene Vergadering van het volgend jaar voor te stellen, om de afdeelingen gelegenheid te geven over een zeker aantal Bybels lt [letter] A57 te beschikken tegen den prys van 75 cent per stuk, uitsluitend ter gratis uitreiking aan het echtpaar by de inzegening van het huwelyk [en doorgehaald: tot dat einde deze Bybels van een merkbaar teeken of byzonder inschrift te voorzien] en de besturen der onderscheidene protestantsche Kerkgenootschappen uit te noodigen dezen maatregel zoo veel in hun vermogen is aan te bevelen en te bevorderen.

Amsterdam December 1858

J.E. de Voogt, J. van Eeghen Pzn, G.H. de Marez Oijens

bijlage e

Landelijke totalen van verstrekte Bijbels in de periode 1858-1905

NB aantal huwelijksbijbels dat is verstrekt, is niet perse gelijk aan het aantal bijbels dat bij huwelijken is uitgedeeld (zie bespreking voorstel Zeist)

jaar huw.bijb. totaal

1858 / 1859 ? 42.293

1859 / 1860 ? 33.079

1860 / 1861 ? 39.342

1861 / 1862 2.596 36.414

1862 / 1863 2.459 38.919

1863 / 1864 3.325 38.245

1864 / 1865 3.300 38.720

1865 / 1866 3.629 35.684

1866 / 1867 3.436 32.351

1867 / 1868 3.536 31.398

1868 / 1869 3.728 30.091

1869 / 1870 3.463 31.865

1870 / 1871 3.225 33.001

1871 / 1872 3.508 32.216

1872 / 1873 3.827 32.308

1873 / 1874 3.843 33.644

1874 / 1875 3.925 29.027

1875 / 1876 4.123 31.037

1876 / 1877 4.094 33.471

1877 / 1878 4.262 34.003

1878 / 1879 4.133 28.645

1879 / 1880 3.906 30.487

1880 / 1881 4.713 32.666

1881 / 1882 4.509 36.181

1882 / 1883 5.437 52.865

1883 / 1884 4.757 54.359

1884 / 1885 5.131 57.299

1885 / 1886 4.453 55.302

1886 / 1887 4.763 66.377

1887 / 1888 4.428 57.405

1888 / 1889 4.620 67.002

1889 / 1890 4.805 77.409

1890 / 1891 3.990 72.333

1891 / 1892 5.269 77.309

1892 / 1893 4.313 90.259

1893 / 1894 5.775 99.397

1894 / 1895 5.968 96.600

1895 / 1896 6.133 94.899

1896 / 1897 6.166 77.801

1897 / 1898 5.872 67.819

1898 / 1899 5.511 60.378

1899 / 1800 5.838 61.849

1900 / 1801 5.732 54.537

1901 / 1802 6.020 59.473

1902 / 1803 6.123 57.573

1903 / 1804 6.545 62.269

1904 / 1805 6.399 54.554

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 2004

DNK | 74 Pagina's

De bijbel als huwelijksgeschenk

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 2004

DNK | 74 Pagina's