GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De gierigheid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De gierigheid.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DOOR L. DE DieU.

Daar is een soort van menschen in de wereld, die het geld liefhebben en begeeren rijk te worden. Die, met weinig niet tevreden zijnde, altoos naar veel trachten. Die het tegenwoordige, dat zij hebben, klein achtende dan eerst meenen gelukkig te zullen zijn, indien zij hadden hetgeen hun nog ontbreekt. Die, een afkeer hebbende van het geven, groote geneugte nemen in het ontvangen En zij ontvangen nooit zooveel, of het dunkt hun nog weinig bij hetgeen zij nog gaarne hadden. Die zich in geene dingen, hetzij hemelsche, hetzij wereldsche, zoo verblijden, als in winst van tijdelijk goed, en geen ding zich zoo ontstellen, als in het verlies daarvan. Dezen pleegt men gierigaards te noemen en hunne zonde gierigheid.

Een booze zonde; en daarom te erger, omdat ze zeer algemeen is in alle staten en ambten der menschen. Zoodat God de Heere wel mag zeggen: »Uwe vorsten zijn afvalligen, en metgezellen der dieven; een ieder van hen heeft de geschenken lief en zij jagen de vergeldingen na. Van den kleinste aan tot den grootste toe pleegt een ieder van hen gierigheid; van den profeet aan tot den priester toe bedrijft een ieder van hen valschheid" (Jer. 8 : lo).

Daarom vermaant onze Heere Jezus Christus al zijne discipelen zeer ernstig: »Ziet toe en wacht u van de gierigheid", en voegt daar een goede reden bij: »Want het is niet in den overvloed gelegen, dat iemand leeft uit zijne goederen." Arme mensch! al uwe gierigheid gaat uit naar dingen, die u niet noodig zijn, die uw leven niet éen oogenblik kunnen verlengen, die u mogen geven wat meer te hebben, maar niet langer te leven. Hoe gelukkig zoudt gij zijn, als gij kondet aannemen en betrachten de goede vermaning des apostels Paulus: »Uw wandel zij zonder geldgierigheid; en zijt vergenoegd met het tegenwoordige; want Hij heeft gezegd: Ik zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten." Zie eens, arme mensch! om te leven en daarvoor genoeg te hebben, behoeft gij niet gierig te wezen. Het tegenwoordige, dat u de goede God verleend heeft, is daartoe genoeg, zoo gij daarmee maar tevreden kondet zijn. En voor het toekomende vertrouw maar op denzelfden God, die het tegenwoordige gegeven, en beloofd heeft ook in het toekomende u niet te verlaten-Gij kunt immers maar leven, broeder! en daartoe is weinig van noode. Wat gij daarboven hebt, wat kan het u baten? Of anderen moeten het eten, of het ligt daar stil en gij moogt het eens aanzien. Dat is al wat gij daarvan kunt hebben, gelijk de wijze man wel zegt in Pred. 5 ! 10: „Waar het goed vermenigvuldigt, daar vermenigvuldigen ook die het eten; wat nuttigheid hebben dan de bezitters daarvan, dan het gezicht hunner oogen.''

Maar gij begeert veel te hebben en daartoe arbeidt al uw verstand én wijsheid. Gij zoudt dikwijls meer hebben, zoo gij minder begeerdet. De gierigheid bedriegt al dikwijls de wijsheid en maakt, dat men, in plaats van te winnen, minder heeft dan men tevoren had-De wijze man zegt niet kwalijk in Spr. i : 19: De gierigheid zal de ziel van haren meester vangen." Dat gebeurt al menigmaal, als de gierigaard meent zijne zaken op het allerwijst belegd te hebben en zich groote en zekere winste heeft ingebeeld, de zaak daarna zoo dwaselijk en schadelijk uitvalt, alsof hem de zedelijke ziel ten eenenmale van de gierigheid ware weggenomen geweest. Had Laban zijn getrouwen dienstknecht en neef Jakob zijn behoorlijk loon kunnen geven, hij ware rijker geweest. Maar omdat hem de gierigheid trouwelooslijk heeft doen handelen en tot tienmaal toe het loon van Jakob veranderde, daarom heeft God de goederen van Laban hem ontnomen en aan Jakob gegeven. Het dacht Amazia weinig koning over Juda te wezen en zelfs de Edomieten overwonnen en tien duizend van hen geslagen te hebben, hij wilde ook meester worden over de Israëlieten en daartoe drijft hij hun koning Joas ten oorlog. Hij wint niet wat hij meende, maar verliest ook wat hij had; hij wordt geslagen en gevangen en Jeruzalem wordt ingenomen. Zoo verhest hij met recht beide wat hij heeft en wat hij zocht, die om hetgeen hij zocht, klein acht^ wat hij heeft.

Maar neemt eens aan, dat gij de goederen krijgt, die gij begeert; meent gij dan ook groot goed gekregen te hebben? Kan wel voor recht gehouden worden, wat zoo ongestadig, zoo broos, zoo vergankelijk is? »Vergadert u geene schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft en waar de dieven doorgraven en stelen, " zegt onze Zaligmaker, »maar vergadert u schatten in den hemel, waar ze noch mot, noch roest verderft en waar de dieven niet doorgraven en stelen." Hebt gij .niet wel bevonden, arme gierigaard! dat gij na vele en bekommerlijke zorgvuldigheden nog wel hebt moeten verliezen hetgeen gij gaarne behouden hadt? Word daaruit eens wijs, en zie of u niet wel met reden de wijze man vermaand heeft in Spr. 23 : 4, 5: Vermoei u niet om rijk te worden; sta af van uw vernuft. Zult gij uwe oogen laten vlieten op hetgeen niets is? Want het zal zich gewisselijk vleugelen maken, gelijk een arend, die naarden hemel vhegt. Gij meent, arme mensch! dat uw goed uw sterkte is. Gij verlaat er u op als op een vaste stad en een sterk bolwerk.

Maar de Heere zegt, dat uw vertrouwen ijdel is. »Zoo wie zich op rijkdom verlaat, zal te gronde gaan. Uw goed schijnt wat te wezen, als gij het in vrede bezitten moogt. Maar als de Heere eens opstaat in grimmigheid en zijn aangezicht keert tot strafTe, verdwijnt die schijn en dan wordt waar, wat de wijze man zegt: »Goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid, maar de gerechtigheid redt van den dood." Wanneer eens komt hetgeen de Heere zegt bij den profeet Ezechiël! '•Mijn oog zal u niet verschoonen, en Ik zal u niet sparen; maar Ik zal uwe wegen op u brengen, en uwe gruwelen zullen in het midden van u zijn; en gijlieden zult weten, dat Ik de Heere ben. Ziet, de dag, ziet, hij komt herwaarts en breekt aan, op de straten gaat het zwaard, in de huizen gaat pestilentie en honger", dan komt ook hetgeen er volgt: »Zij zullen hun zilver op de straten werpen en hun goud zal tot onreinheid worden, hun zilver en hun goud aal hen niet kunnen uithelpen ten dage der verbolgenheid des Heeren; hunne ziel zullen zij niet verzadigen, en hunne ingewanden zullen zij niet vullen, want het zal de aanstoot hunner ongerechtigheid zijn."

DE GAAY FORTMAN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 januari 1890

De Heraut | 4 Pagina's

De gierigheid.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 januari 1890

De Heraut | 4 Pagina's