GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Baren ter verstoring”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Baren ter verstoring”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zij zullen niet tevergeefs arbeiden, noch baren ter verstoring. Jesaja 65 : 23.

Niet dat Eva moeder zou worden, was de straf haar om wille der zonde opgelegd.

Moeder zou Eva toch zijn geworden, ook al had ze naar God en niet naar Satan geluisterd. Dat weten we, omdat Gods uitverkorenen toch moesten I voortkomen; omdat alle uitverkorenen saam uit éénen bloede moesten zijn; en omdat heel de natuur der vrouw op het moeder-worden is aangelegd.

Neen, haar straf lag niet in het baren, maar in het baren met smarte.

Immers zoo leest ge in Gén. 3:16: Tot de vrouwe zeide Hij : »Ik zal zeer vermenigvuldigen tiwe smart, namelgk uwer dracht. Met smarte zult ge kinderen baren."

Alleen in de smart der dracht lag dus de vloek; in het moeder worden haar glorie. En dit alleen kon bij de vreeze voor die smart en het doorworstelen van die smart haar troosten, dat ze een kindeke van haar God zou ontvangen.

Een vrouw zal lijden, maar zalig zijn in kinderen te baren.

Hoor maar wat de Heere Jezus tot zijn discipelen zegt: »Eene vrouwe, wanneer zij baart, heeft droefheid, dewijl hare ure gekomen is. Maar wanneer zij het kindeke gebaard heeft, zoo gedenkt zij der benauwdheid niet meer, om de blijdschap dat een mensch ter wereld geboren is."

Maar juist daarom is de smart der vrouw dan ook met zoo krenkende bitterheid gemengd, als ze wel de smart der dracht heeft, maar baart ter verstoring; 'tzij dat haar kindeke sterft, gelijk Job klaagt, »van de baarmoeder af, en den geest geeft als het uit de baarmoeder voortkomt; " of erger nog, als het ganBchelijk een baren ter verstoring is, en wordt, wat Job eveneens noemt, »een verborgene misdracht."

Dan is er al de smart; soms banger smarte nog; en geen enkel vonkje van vreugde dat schittert. Al de droefenisse, en geen oogenblik zelfs van zalig in het aanschouwen te zijn. Al de weedom des harten en zelfs geen zoete herinnering van een enkelen aanminnigen trek.

Al de doornen^ maar zonder dat het bloempje uitbotte en zijn geur gaf.

En toch het is niet enkel door de vrouw en niet alleen in het baren, dat deze grievende, krenkende teleurstelling geleden wordt.

Het arbeiden in het zweet zijns aanschijns, is ook een baren met smarte. Niet enkel voor wie spit of ploegt, of de kool uit de mijn opdelft. Alle inspanning is «arbeiden in het zweet." Evengoed het arbeiden met het hoofd als met de hand. En niet minder het worstelen met het hart, om in de spanning zijns geestes en het zweet zijner ziele aan gevaar te ontkomen en te redden wie en wat men liefheeft.

En daarom 'noemt de Schrift al deze menschelijke inspanning, al dit worstelen met hart en hoofd, al dat zwoegen om een hooger doel te bereiken, ook een »baren met smarte." En dat ook bij dit baren soms al de vrucht niet beter dan een verborgene misdracht is, hoor 'dat maar aan hetgeen Israël, bij monde van Jesaia, voor God klaagt: Gelijk een bevruchte vrouw, als zij nadert tot het baren, smarte heeft, en schreeuwt in haar weeën, alzoo zijn wij geweest, o, Heere, vanwege uw aangezicht. Wij waren bevrucht, wij hadden de smarten, maar wij hebben niets dan wind gebaard en deden het land geen behoudenisse aan" (Jes. 27 : 17, 18).

Dat nu is ook een »baren ter verstoring'^want »baren" is een vrucht voortbrengen ten leven, maar »baren ter verstoring" is een vrucht, gewinnen voor den dood.

Zoo had toen ook het vrome volk in Israël zich opgemaakt in trouwe aan den Heere. Ze hadden smaad en kruis verdragen. Ze hadden zich elk offer getroost. Ze hadden zich inge: spannen op het uiterste, om hun volk en land van het verderf te redden. In der waarheid was het een arbeiden in het zweet hunner ziele geweest. Een lange, bange dracht. En toen het eindelijk tot beslissing kwam, een baren met wee en smarte. En toch was hun doel niet bereikt. De verlossing was niet gekomen. Den lande was geen behoudenisse aangedaan en al wat ze gebaard hadden was wind.

En zoo bleef het alle eeuwen door, en zoo is het nog. Niet alleen in den strijd voorland en kerk, maar eveneens in ons persoonlijk en huislijk leven.

Niet de onnadenkende, de onaandoenlijke lijdt die smart; maar het lijden komt altoos op den teedere van hart aan. De «knecht Gods" draagt de plage en het kind Belials lacht in zijn overmoed.

Zoo is het met uw vaderland, om welks breuke de onbesuisde zich niet bekommert; maar in het verborgene schreit Gods kind er over en stort zijn stil gebed voor zijn God uit.

Zoo is het met het Sion Gods, dat vertreden en doorwroet kan worden, zonder dat de oppervlakkige belijder het zich aantrekt; maar de stillen in den lande gaan er gebogen onder en worstelen met droefenisse om Sions breuke voor den troon der genade.

En zoo is het immers in het verborgene van het huisgezin eveneens. Als er een man en een vrouw saam gehuwd zijn, en het gaat met hun kinderen niet goed, dat ze niet wandelen óp den eeuwigen weg, wie gaat er dan gebukt onder? 'VVie zal er tranen om schreien? •Wie zal er voor God om pleiten? Toch niet de luchthartigere van de twee; niet de oppervlakkigere; neen, maar de dieper ingeleide en de teedere van hart.

En dan is er een arbeiden in het zweet der ziel, om het kwaad af te wenden; een zuchten naar God om betere dingen; een alles er voor inspannen en er op richten, om het kind dat afdoolde, weer te winnen; en toch, hoe dikwijls is ook die smart en die worsteling niet een «baren ter verstoring" geweest, dat de vijandschap ten slotte eer nog feller uitsloot!

En nu dit is ook een krenking. Een bitterder krenking nog dan bij de verborgene misdracht. Want hier was het leven gezien; een band des bloeds en der liefde trok. En als men dan wil redden, en niet han, en men baart wind en doet zijn kind geen behoudenisse aan.

o, God alleen Weet, hoe diep zulk een wonde in het hart snijdt.

En toch ook in wat voor menschen slechts een «baren ter verstoring" schijnt, kan door Goddelijk mededoogen een vrucht rijpen, ook al had onze ziel het in haar zelfvertering niet bevroed.

Want wel is het goed, dat wij op aarde zulk een «verborgene misdracht" niet mederekenen, waarvan JO'S zegt »dat ze niet is"; en waarvan de Prediker (6 : 4, 5) getuigt: en misdracht «komt in ijdelheid en in duisternisse gaat ze weg, en met duisternisse wordt haar naam bedekt; ook heeft zij de zon niet gezien noch bekend". Maar sluit • dit de mogelijkheid uit, dat in hetgeen voor deze wereld slechts «eener vrouwe misdracht" was, toch een kiem schuilde die voor God zal opbloeien? Een mysterie, waarover we geen uitsluitsel hebben, maar dat toch in den donkeren nacht van deze droefenisse een straal der hope doet schitteren voor het gekrenkte moederhart?

En ligt hierin niet een beeldspraak, aan verkwikking en vertroosting rijk, vooral wie worstelde en zwoegde, maar zich in het eind zijn doel ontgaan zag?

Als de belijder des Heeren den brandstapel of het schavot beklimt, gaat ook voor hem een schoone hope in teleurstelling onder. Hij had gewild, den triomf van 's Heeren zaak om zich heen te aanschouwen. Hij had er alles voor opgeofferd om den naam des Heeren glorie te doen hebben. En zie, nu stopt men hem den mond en snijdt zijn leven af, en zj'n stemme is voor deze wereld verstomd.

Maar toch, daarom is er uit zijn bloed nochtans een vrucht. Er kiemt, er rijpt een zaad der kerke uit. En niet door zijn toedoen, maar door goddelijk gehengen, wordt de oogst van zijn sterven nog rijker dan de oogst van zijn leven was.

En nu is dit in uw huislijk en persoonlijk leven zeker niet altoos zoo aanwijsbaar.

Als ge met toewijding van al uw kracht een heilig ideaal voor uw kerk of vaderland hebt nagejaagd, en ge ziet toch dat het u wordt afgesneden, legt ge in uw sterven toch dankbaar het moede hoofd ter ruste, gedachtig aan het woord van uw Heiland: «Indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zoo blijft het alleen; maar indien het sterft, brengt het veel vrucht voort."

Maar in uw persoonlijk en huislijk leven is de kring kleiner, de horizont enger, de spanne tijds om uw doel verwezenlijkt te zien, zooveel korter; en juist daarom drukt dat «baren ter verstoring" in dien nauweren kring de ziel soms zoo bang ternedert Vooral bij het verdriet over uw kind weegt dat zoo sterk. Want als gij nu sterft, en uw kind bleef afdolende, waar is uw troost dan?

En toch, ook bij die diepe zielskrenking blijft Gods kind uit het geloof leven.

Teleurstelling moet gekend; anders vergaten we Gods werk zoo licht, denkende dat het zweet onzes aanschijns de tarwe kon doen groeien, of ook het zweet onzer ziele van den dood kon redden, als God er zijn zegen niet toe geeft.

Die teleurstelling maakt klein; doet u van u zelven af en op uw God zien; en dan komt uw God u tegen met zijn verzekering, dat •»alle dingen''' ten goede moeten medewerken; dus dit uw baren ter verstoring ook.

En zoo gaat er reeds een tip van den sluier op. Want immers nu heeft dit ons ontgaan van ons doel reeds de geestelijke vrucht gedragen, dat ons oog meer in diepe afhankelijkheid voor het werk van onzen God ontsloten wierd.

En zooals dan de Heere ons ongemerkt in onze zielskrenking zegende, zoo kan Hij immers uit ongehoudene genade ook het «werk uwer handen" zegenen.

Zegenen langs paden, die gij nooit hadt vermoed!

KUYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 januari 1890

De Heraut | 4 Pagina's

„Baren ter verstoring”

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 januari 1890

De Heraut | 4 Pagina's