GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXV.

HET HUISGEZIN THIJSSEN.

In de eerste helft der ióde eeuw woonde te Meclielen een gezin; bestaande uit man en vrouw en vier kinderen, waarin de vreeze Gods woonde. De vader, Andras Thijszen (of Dussen) was wellicht de eerste van het gezin, die door den Heiligen Geest tot erkentenis kwam, dat de zuivere leer van Christus door menschelijke instellingen verduisterd was. Daarover bekommerd, sprak hij er van tijd tot tijd over met de geestelijken en verklaarde er zich tegen. Dat konden de geleerden niet verdragen; Daarom legden zij het op zijn leven toe. Dit bemerkende, verliet Andras Mechelen en begaf zich naar Engeland, waar hij gestorven is. Zijne vrouw Cornelie bleef met hare eenige dochter te Mechelen, terwijl de drie zonen naar Duitschland gingen, waar zij de prediking des Evangelies hoorden en gaarne aannamen. De Bijbel werd hun dagelijksche zielespijze, terwijl zij tegelijk den Heere baden om verlichting van hun verstand en opwekking van hun hart. En de Almachtige liet zich niet onbetuigd aan hen.

Na geruimen tijd keerden de broeders uit Duitschland naar Mechelen terug. Wat was hun hart verblijd, toej zij hunne moeder en zuster nog in leven vonden. Hare onkunde smartte hun echter. Daarom onderrichten zij haar in het Woord van God en betuigden, dat onze hulp. en zaligheid alleen rust op den naam van Jezus Christus en zijn dierbaar bloed, dat Hij voor ons vergoten heeft.

Toen de geestelijken vernamen, wat er in de woning van de weduwe Thijssen geschiedde, was hun besluit genomen, om namelijk de broeders tegen te staan en onschadelijk te maken. Vooral de priester van de St. Kalharinakerk was zeer verbitterd op hen. Toch durfde hij wellicht zelf den strijd niet aan. Tenminste hij riep den deken van St. Pieter te Leuven, Ruard Tapper, den bekenden inquisiteur en bloeddorstigen vervolger der voorstanders van de Reformatie, naar Mechelen. IDeze kwam, begeleid door eenige andere geestelijken. Kort hierna werden de broeders Francois en Nicolaas, (de derde zoon was reeds vroeger om des geloofswille gedood) de moeder en de zuster gevangen genomen en in den kerker opgesloten door den schout van Mechelen. Daar liet men ze echter niet met rust. Op allerlei wijze werd door de geestelijken beproefd hen afvallig te maken van de waarheid der Schrift. Langen tijd bleven deze pogingen zonder vrucht. Doch eindelijk bezweken de beide vrouwen. Wel had de moeder de geestelijken nog gesmeekt: »Verleidt mij niet, maar laat mij mijne gevoelens behouden : want _ ik kan toch niemand aanbidden als God alleen door zijnen zoon Jezus Christus, die mij verlost heeft en niemand anders." Toen men haar echter om die woorden veroordeelde tot levenslange gevangenis, maar tevens de hoop gaf, dat, indien zij haar geloof liet varen, zij zachter behandeld zou worden, gaf zij toe, werd ontrouw aan hare belijdenis en veroordeeld »tot boete de mis bij te wonen, eenigen tijd op water en brood te zitten en in linnen kleederen het sacrament te volgen, " Zoo ging het ook met de dochter.

Doch de broeders bleven door 'sHeeren genade standvastig bij het Woord Gods in de zuivere leer. Niets kon hun schrik aanjagen.

Toen de priesters en monniken van het Pausdom zagen, dat zij niet vorderden met deze jonge mannen, besloten zij_ ze over te geven in de handen der wereldlijke overheid, als kettersche en halsstarrige menschen.

De wereldlijke overheid kvram bijeen op verzoek der geestelijken, die deze vergadering bijwoonden. De broeders werden binnengebracht. Eerst werd de oudste op de volgende wijze door een der priesters aangesproken: „Wij hebben veel moeite gedaan, om u van uwe dwaling af te brengen, doch het was te vergeefs. Daarom moet gij uw geloof hier voor de wereldlijke overheid belijden, opdat men kan zien, welk geloof gij belijdt." Beide broeders toonden zich ten volle hiertoe bereid. Immers geloofden zij niet anders dan wat God in het Oude en Nieuwe Testament had geopenbaard. »Wie heeft u uit het Oude en Nieuwe Testament onderwezen, vroegen de geestelijken. En het antwoord luidde: Wij hebben den Bijbel in Duitschland hooren lezen en prediken, en God heeft ons zijne genade verleend om het ook te verstaan. Het onderzoek liep toen over de Roomsche kerk, of zij de heilige Christelijke kerk was, wat de broeders ontkenden, op grond harer vele dwalingen. Natuurlijk verwierpen zij het gezag des Pausen, de aanbidding van Maria en de heiligen, het vagevuur, de oorbiecht, den wederdoop en de wezensverandering in het Avondmaal. Ofschoon zij omtrent het sacrament zelf beleden te gelooven, „dat, wanneer het ons gegeven en uitgereikt wordt in tweeerlei gestalte, volgens de instelling van Christus, zooals de drie Evangelisten dit beschrijven en Paulus getuigt, wij ontvangen het lichaam en het bloed van onzen Heere Jezus Christus", welke woorden ook in Gereformeerden zin te verstaan zijn.

Toen de geestelijken ook den tweeden broeder wilden ondervragen, sneed hij dit af door te zeggen: sWaarom komt gij tot mij om uwe beuzelarijen te verkoopen? Gij arglistige huichelaars wijkt van mij, laat mij met vrede; want ik zal bij de waarheid blijven volharden-, en uwe fabelen en leugens niet achten, al kostte dit ook mijn leven. Hierna vertrokken de geestelijken, maar drie dagen later kwamen zij terug bij den oudste en hielden zich of zij graag van hem een middel hadden, om hem uit de gevangenschap te verlossen. Hij weerstond hen echter in het aangezicht en beval' hen van hem af te wijken.

Het laatste meenden de geestelijken nu van de beide broeders beproefd te hebben, om hen terug te voeren tot de Roomsche kerk en van den dood te redden. Zij gaven ze over aan den wereldlijken rechter. Deze liet hen pijnigen. Maar ook dit baatte niet, om hen afvallig te maken. Onder de rechters, die aanwezig waren, bevonden zich, die zich verwonderden over den geloofsmoed der broederen.

Hoe blijmoedig de broeders beleden wat zij geloofden, hun gezelschap, hunne broeders in den geloove wilden zij niet verraden. Toen zij voor de laatste maal voor hunnen rechter gebracht werden, vertroostten zij elkander. De schout, die zeer fanatiek was, eischte hun doodvonnis, hun verwijtende, dat zij hardnekkige ketters waren, zaaiers van kwaad zaad, wat de broeders weerspraken. Terwijl de rechters zich afzonderden om het vonnis op te maken, spraken ze elkaar toe en wezen op den Heere Jezus, maar de schout liet hun dit niet toe.

Kort daarop kwamen, de rechters terug en veroordeelden ze ter dood.

Natdat ze naar de strafplaats geleid en aan den paal gebonden waren, wilden zij elkaar toespreken, en spuwden de ballen, die de schout hun in de monden had laten steken, herhaalde malen uit. Eindelijk gaf de schout toe.

Onder lieflijke \ ertroostingen brachten de broeders den korten tijd des levens met elkaar door. Zij zongen ook met elkaar. Daarna werd de lioutmijt aangestoken. Eerst stierf de jongste onder den uitroep: »0 Heere, wat is dit een geringe pijn, om uwer heerlijkheid wille."

De oudste leefde langer. Voor zijne vijanden bad hij te midden der vlammen. Toen gif ook hij den geest. De lichamen werden tot asch verbrand en het overschot in het water geworpen. Dit geschiedde den 23sten December 1555.

DE GAAY FORTMAN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 september 1890

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 september 1890

De Heraut | 4 Pagina's