GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Iaat u doopen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Iaat u doopen.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En nu, wat vertoeft gij ? Sta op, en Iaat u doopen, en uwe zonden afwasschen, aanroepende den naam des Heeren. Hand. 22 : 16,

Nog altoos zijn er Christelijke pariahs ons land. in

Pariahs noemt men in Indië lieden die niet ingelijfd zijn in een heiligen, socialen kring of kaste. En zoo is Christelijke pariahs een niet ongeschikte naam, "om die verwaarloosden aan te duiden, die te midden van een Christelijke omgeving nog altoos ongedoopt voortleven.

Let op die bijvoeging: ie midden eener Christelijke omgeving.

Want natuurlijk als ge huisgezinnen binnentreedt, zooals ge die vooral in onze grootere steden bij honderdtallen vinden kunt, waar nooit meer gebeden wordt, waar met de Heilige Schrift stelselmatig gespot wordt, en de levens leus weer als in Noachs dagen werd: »Laat ons eten en drinken, want morgensterven wij", dan komt het niet in u op naar den heiligen Doop te vragen. Eer stuit het u dan, zoo ge hoort, dat ook uit zulk een gezin nog een kind naaide Doopvont wierd gedragen, of zoo het een rijk Mennonietengezin is, op later leeftijd naar den Doop ging.

Immers tusschen zulk een gezin en den heiligen Doop bestaat niet de minste gemeenschap. Zulk een levenstoon en de heilige Doop vloekt. En zelfs het feit der ervaring, dat soms ook uit zulk een gezin nog een enkele tot bekeering kwam, ontneemt niets aan het oordeel, dat zulk een erger dan Heidensch gezin door zijn spelen met den heiligen Doop over zich haalde. Ook hiervan geldt het: »Dwaalt niet, God laat zich niet bespotten."

Dezulken noemen we dan ook geen »Christelijke pariahs". Het zijn eenvoudig huisgezinnen, die geheel en al van den Christus zijn afgevallen, die met het Lichaam van Christus ganschelijk gebroken hebben, en daardoor in goddeloozer conditie verkeeren, dan de Mahomedanen in Arabië of de Heidenen in China. Neen, Christelijke ^pariahs" zijn die enkele ongedoopten, die nog hier en daar in overigens Christelijke kringen worden aangetroffen, en aan wier ongedoopten staat hoe eer hoe beter een einde moet worden gemaakt,

Zijt gij zeker dat ge gedoopt zijt ? Noem dit geen vreemde vraag, want, helaas, er zijn er maar al te velen, die allerlei dingen aan hun ouders gevraagd hebben, maar nog nooit informeerden naar hun eigen Doop.

Nieuwsgierig is men anders genoeg, en soms durft men tot onbescheiden wordens toe alles aan zijn ouders vragen. En het is dus niets dan onverschilligheid omtrent uw eigen Doop, zoo ge nog nooit onderzocht, waar, wanneer en door wien ge gedoopt zijt.

Eigenlijk moesten de kerken nog als vanouds een doopakte afgeven.

Vroeger deed men dit, toen er nog geen Burgerlijke stand was, en men dus geen geboorte-akte kreeg. Men wierd toen bijna altoos op den dag zei ven gedoopt, waarop men geboren was, of althans kort daarna, en zoo deed de doopceel toen denzelfden dienst, dien thans de geboorte-akte doet. In de spreekwijze: ïieraands doopceel lichten" is hier de heugenis nog van over.

Maar toen de geboorte-akte kwam, was de doopceel voor een later huwelijk of een mo gelijke erfenisse niet meer noodig; en toen vroeg men er niet meer om.

Een tijdlang teekenden toen onze vaderen de doopceelen in hun huisbijbel op. In elk gezin had men een grooten folio-Statenbijbel met wit papier er voor, en daarin teekende men zijn eigen Genesis en de Genesis van zijn geslacht aan.

»Genesis" toch beteekent de geboorten en beginselen en aanvangen der dingen. Gelijk er dan ook in Genesis telkens bij staat: »Dit zijn de geboorten, d. i. de Genesis, van Noach, van Abraham" enz„ En zoo nu boekten onze vaderen bij de Genesis van de Heilige Schrift, de Genesis van hun eigen geslacht en persoon, en teekenden in hun bijbel aan, waar en wanneer ze geboren waren; waar, wanneer en door wien ze waren gedoopt; door wien, met wien en waar ze gehuwd werden; en ten slotte waar en wanneer hunlieven stierven en begraven werden Esn kostelijke, een heilige, een historische gewoonte, die hoe eer hoe beter in al onze gezinnen moet worden hersteld; met invoeging van alle reeds gestorvenen, die men zich nog herinneren kan. Voor elk gezin een geslachtboèk. Niet slechts voor de mannen van adel, maar ook in het gezin van den werkman, Want immers ons geslacht is een deel van ons eigen leven; de wortel waaruit we gesproten zijn.

Dan behoefde de vraag: »Zijt ge wel gedoopt? " nooit meer gedaan te worden. Dan wist men zulks, en stond het te boek.

Nu zijn er ongedoopten van velerlei gading. Veel, zeer veel ongedoopte kinderkens, die reeds lang gedoopt moesten zijn. Eigenlijk moet de heilige Doop de geboorte op den voet volgen; en reeds bij een kindeke van drie en meer weken moet het «ongedoopt zijn'' dus afgekeurd. Doch hierin schuilt, naar de usantie onzer ingezonken tyden, nog geen opzettelijk verzuim, daar nóg altoos verreweg de meesten in den waan verkeeren, dat er voor de 3de of 4de levensweek van geen Doop sprake kan zijn.

Erger daarentegen wordt het, zoo ook die thans verkeerdelijk aangenomen termijn van een maand of iets daarboven, overschreden wordt. Dan loopt het op een half jaar. Straks op een jaar. En is men die grens eenmaal over, dan wordt het uitgesteld en altoos weer uitgesteld, tot men ten leste kinderen van 3, 5, 7 en meer jaren vindt, die nog altoos ongedoopt rondloopen. En dat niet, omdat men tegen den kinderdoop is, maar omdat men slordig leeft en het heilige niet acht, en in al zulk verzuim geen zonde ziet.

Daar komt nu allengs wel beterschap in, want zeer groot is het aantal van zulke kinderen, waarbij, na dft gebeurtenissen der Separatie en der Doleantie, de Doop is ingehaald. Maar toch er verkeeren nog altoos geheele scharen van kinderen in zulk geval; veel meer dan men wanen zou; en op deze allen moet gewerkt, dat de Doop hun zoo spoedig mogelijk worden toebediend.

Soms is hierbij armoe, soms pure slordigheid, soms dieper zonde, soms kerkelijk bezwaar in het spel geweest.

Armoe, als in het schamele gezin de bevalling der moeder de laatste penning uitputte, en er geen fatsoenlijk kleed voor de moeder is, om tet'kSrke te gaan, en ook het kindeke geen Zondagskleedje heeft om ten Doop gepresenteerd te worden.

Toestanden waar het hart bij schreit; waar broederen diakenen wel een helpende hand mochten bieden; en waar nooit anders dan met diepen weemoed aan mag gedacht worden; maar die toch nooit het verzuim van den Doop verontschuldigen.

Handelde men toch Gereformeerd, en liet men zijn kindeke terstond na de geboorte doopen, op Zondag of in de week doopen, dan verviel heel dit bezwaar vanzelf, en zou er geen Doop verzuimd worden.

' Niet zelden is dit beroep op zijn armoe, dan ook niets dan een voorwendsel om »pure slordigheid" te bedekken.

Men kon wel, en het zou ook wel, als men maar wilskracht had, zich meer gewend had aan een geregeld leven, en de kunst verstond om een vast besluit te nemen. Dan toch zou het reeds terstond bij de geboorte vaststaan: Dan en dan gaat het kindeke ten Doop, en dat be sluit zou worden uitgevoerd.

Maar helaas, die wilskracht, die vastheid van leven ontbreekt in zooveel gewinnen. Men leeft bij den dag. Men leeft gedachteloos. Men drijft af naar den stroom der dagelijksche veelvuldigheden. En zoo is uitstellen regel. Van uitstellen komt vergeten. En dan is er ten slotte geen enkele prikkel meer, die tot plichtsbetrachting drijft.

Ook zonde is niet zelden een verhindering voor den Doop geweest.

Hetzij dat het kindeke in zonde van ontucht verwekt of ook geboren was, hetzij dat het zondig wangedrag van den man, aan het opgaan ten Doop in den weg stond.

Nu kan wie een menschelijk hart heeft, die schaamte in het vrouwlijk gemoed beide malen verstaan; maar toch mag ze nooit in die mate toegelaten, dat ze den Doop verhinderen zou. Ook wie gelooft kan struikelen, diep vallen zelfs, maar hierin ; .inst komt het geloof dan uit, dat het uit dien val zich met verbrijzeling der ziele weer tot zijn God verheft, en juist het heilige zoekt.

En waar de zonde van den man, in dronkenschap, ruwheid of ongeloof, het opgaan ten Doop pijnlijk maakt, daar bedenke de vrouw haar zonde, hoe ze tot het huwelijk met zulk een man kwam, en bekenne ze voor God, hoe juist onder zulk een man en'^ader, haar kroost aan den heiligen Doop nog te sterker behoefte zal hebben.

Het ongeloof van den man, ook al is hij zedelijk braaf, valt onder hetzelfde gezichtspunt. Dan vindt zulk een man den Doop een kinderachtig, ijdel iets. Hij wil niet meê. Soms zelfs legt hij moeielijkheden in den weg. Maar ook dit verontschuldigt de moeder niet, noch ontslaat haar van haar plicht. Zij moet in het heilige optreden, niet als de man zelf het doet, maar juist als de man in gebreke blijft. En ook hier geldt het: Waarom gehuwd met een man, die den Christus Gods niet beleed! En nu gij er mee gehuwd zijt, moet nu niet alles gedaan, om uw kroost juist zeer nauw, en dus wel allereerst door den Doop, aan het heilige te verbinden ?

Iets anders is verzuim van den Doop om kerkelijk bezwaar.

Soms woonde men te ver af. Soms kon er geen dienst des Woords en der Sacramenten zijn. Droeve toestanden, die aan uw God bekend zijn, en uniet schuldig zullen stellen, zoo ge er geen zonde in mengt, en dus zoodra er Doop te verkrijgen is, dien Doop ook voor uw kindeke zoekt.

Aan dit laatste toch hangt ten slotte alles. Het verzuim moet ingehaald. Onze Christelijke pariahs moeten allengs geheel verdwijnen. Verdwijnen onder de kinderen.

Maar verdwijnen ook onder de volwassenen. Niet om maar een ieder te doopen, maar wel om te doopen al wie op den Doop recht heeft.

En daarom mocht het zijn, dat iemand van meerdere jaren dit las, die nog ongedoopt voortleeft, en uit schaamte nog altoos den Doop niet gezocht had, dan bekeere hij zich van dezen doolweg en zoeke hoe eer hoe beter het heilig Sacrament.

KUYPER,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 november 1890

De Heraut | 4 Pagina's

„Iaat u doopen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 november 1890

De Heraut | 4 Pagina's