GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Zooveel vorderen we

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zooveel vorderen we

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zooveel vorderen we dan toch allengs, dat een klein, intelligent deel van het publiek er allengs iets van gaat gevoelen, dat een »vereeniging" heel iets anders is dan een kerk, Ga een „kerk" heeliets anders dan een y^vereeni^inq." Een zaak daarom van, zoo hoog aanbelang, omdat juist uit dat valsche denkbeeld, alsol een kerk met een „vereeniging" gelijk zou staan, feitelijk heel het collegiale keikrecht, dat zooveel kwaad gebrouwen heeft, en nog brouwt, opkwam.

Bij een „vereeniging" is de spil waarop heel de santeboetiek draait, 's menschen vrije wilsdaad. Uit dien wil komt het ding zelf, en uit dien wil komt voor het ding de wet, en bij elke verdere daad is het opgerichte ding aan niets anders dan aan die uit den wil opgekomen wet gebonden.

Vrije wil voor en vrije wil na.

Uit den vrijen wil geboren, kan zulk een „vereeniging" morgen den dag weer door den vrijen wil ter dood worden veroordeeld, en dan ontbindt ze zich en is weg.

Ook kan ze door dien vrijen wil zich plotseling metamorphoseeren, en b. v. van een gymnastiekvereeniging, dat ze was, morgen den dag zang-of schoolvereeniging worden.

Kortom, een vereeniging is deeg, is leem, is stopverf. Ge kunt er uit kneden al wat u in den zin komt.

En eenige beperking ontvangt die willekeur dan eerst, als ge uw „vereeniging" rechtspersoonlijkheid wilt zien toegekend.

Dan toch komt ge in aanraking met de Overheid, en die O verheid heeft voor zulk een formaliteit eenige regelen vastgesteld, die ge te volgen hebt, en bezit in 's Lands belang het recht, om in sommige gevallen u rechtspersoonlijkheid te weigeren.

Ge kunt dat alles nalezen in de wet van 1855, en zult er uit zien, dat de bepalingen, die in deze wet zijn vastgesteld, voor een eigenlijke vereeniging g^^ti bezwaar hoegenaamd opleveren. Alleen dat ge over ^o jaren als een nachtkaars uitgaat, tenzij ge vooraf de lamp, door nieuwe aanvrage, weer opwindt, is en blijft lastig, doch overigens laat men u als vereeniging tamelijk wel vrij.

Uit deze natuur van de vereeniging nu volgt vanzelf, dat de leden vrij zijn, om als lid op te nemen en uit te werpen wie ze willen; volgt dat ze als vereeniging aan niemand rekenschap schuldig zijn; en dat ze in het opstellen van hun statuten aan niets zijn gebonden.

Voorts ook dat men lid van zulk een vereeniging wordt alleen door aanvrage en ballotage, en wel een ieder uit eigen hoofde.

Een jongman van 23 jaar, die lid wordt, bespreekt niet tegelijk het lidmaatschap voor zijn nog ongeboren zoon. Ook die zoon kan lid worden; maar eerst later, als hij zelf groot is, lidmaatschap aanvraagt en niet gedeballoteerd wordt.

Met een kerk daarentegen staat het zoo heel anders.

Verbeeld u (en hoevelen zal dit niet dwaas in de ooren klinken.? ), wat die kerk aangaat, staat wie er van is of zijn moet, reeds in het ambt, eer hij er in is; sterker nog eer die kerk er is.

Dit nu moet menigeen driemaal overlezen eer hij het begrijpt, en dan nog lijkt het velen een raadseltje. En toch is het de klare, naakte waarheid.

Het eerste volgt uit art. 28 van uw Confessie; het tweede uit het wezen der kerk.

Luister maar.

Art. 28 der Confessie zegt duidelijk, dat het uw ambt als geloovi^e is, u te voegen bij' de ware kerk.

Als ge u nog bij de ware kerk te voegen hebt, zijt ge er nog niet in, staat ge er nog buiten, en moet ge tot haar toetreden. En toch zegt de Confessie, dat ook hij, die er nog buiten staat, zoo hij een geloovige is, reeds eeii ambt draagt, en dat een der plichten, die uit dit ambt voortvloeien, hem noodzaakt, om zich bij de ware kerk in de plaats zijner inwoning te voegen.

En dat dit geen vormelijke bijkomstigheid is, maar een ambtsplicht, die zeer ernstig moet opgevat, blijkt wel het duidelijkst uit wat er in de Confessie op volgt, en waaruit blijkt, dat deze ambtsplicht u uw hoofd kan kosten. De Confessie zegt toch, dat ge u bij de ware kerk te voegen hebt, krachtens uw ambt als geloovige, ook al ware het dat de Overheid of Magistraat het op straffe des doods verbood.

Zoo is dan nu duidelijk wat eerst een soort raadsel scheen, t. w. dat een geloovige reeds in het ambt staat, eer hij zelf in de geïnstitueerde kerk in is.

En wat nu het nog raadselachtiger zeggen aangaat, dat wie gelooft reeds in het kerkelijk ambt staat, nog eer zelfs die kerk er is, ook dit wordt nu doorzichtig.

Vestigt ge u toch metterwoon in een dorp waar de kerk van Christus nog niet is, of, beter gezegd, nog niet in de formatie of institueering van een plaatselijke kerk openbaar is geworden, dan rust op u als geloovige de ambtelijke plicht, om pogingen aan te wenden, opdat zulk een kerkformatie er kome.

Niet alleen dus nog eer ge in de plaatselijke kerk zijt opgenomen, maar zelfs nog eer die plaatselijke kerk zelve geformeerd is, rust op u een zeer ernstige ambtelijke plicht; staat gij onder een zeer gewichtige roeping; en hebt gij een taak van het hoogste aanbelang in opdracht van uw Koning te vervullen.

Hoe komt dit nu ? ' Eenvoudig daardoor, dat ge reeds van de kerk van Christus zijt, nog eer die kerk in een plaatselijke formatie openbaar wierd.

Daardoor dat ge, als geloovige lid van het Lichaam des Heeren zijt. En dat ge derhalve nog eer ge u bij de plaatselijke kerk aansloot, of hielpt om zulk een kerk te formeeren, onder uw Koning staat; alzoo onderdaan en niet vrij meer zijt, en derhalve last en opdracht van uw Koning ontvangt, en gehouden zijt, u overeenkomstig dien last te gedragen.

En nu zijn we er.

Al wie een kerk helpt stichten, of zich bij een geformeerde kerk voegt, doet dit op bevel van zijn Koning, Dus niet omdat hij zoo wil, maar omdat zijn Koning het hem gelast.

De spil voor elke geformeerde kerk is dus niet de vrije wil der menschen, maar de last van-Christus, die over ons als Koning zeggenschap heeft.

En is dit nu eenmaal duidelijk ingezien, dan vloeit al het andere hier vanzelf uit voort.

Immers wie op last van Christus een kerk helpt formeeren, moet dit doen overeenkomstig de bepalingen die Christus hem hiervoor gaf. Niet uw eigen wil, de wil des Heeren moet u dan leiden.

Iets wat bij de kerkformatie met name op drie punten uitkomt.

Vooreerst zijt ge nu niet vrij om alleen voor uzelven u bij die kerk te voegen, of een kerk alleen voor groote menschen te formeeren, maar moet ge u bij die kerk voegen voor uzelven en voor de uwen, ook al zijn uw kinderen nog ^ongeboren.

Ten tweede zijt ge, is uw kerk eenmaal geformeerd, niet vrij om te zeggen: , ., Desen man wil ik er wel in opnemen xa& z.xdien niet", maar ge zijt gebonden aan den vasten regel, dat ge alle geloovigen moet opnemen, en geen enkel ongeloovige moogt opnemen.

Al komt er in uw dorp een allerminzaamst mensch wonen, maar die niet gelooft, zoo moet ge hem buiten uw kerk houden. En omgekeerd, al komt er in uw dorp zich een allerlastigst mensch aanmelden, maar die in belijdenis en wandel correct staat, zoo moogt ge hem er niet buiten houden.

En ten derde, mist ge bij een kerk elk recht, om iemand er uit te zetten, alleen omdat hij u het leven lastig en onaangenaam maakt. Bij een vereeniging mag dat wel, maar bij een kerk niet. Misgaat hij in de belijdenis of misdoet hij in zijn wandel, dan moet ge met de tucht tegen hem optreden, maar ook dat nooit anders dan volgens het voorschrift des Heeren. Tot uitbanning moogt ge niet dan in het alleruiterste overgaan. En wat het sterkste is, als ge hem dan hebt uitgebannen, hebt ge alle middelen aan te wenden, om hem weer terug te lokken, en moet uw gebed gedurig voor hem opgaan.

De geheel eigenaardige positie van de kerk is dus zoo helder als de dag, en de onmogelijkheid om een kerk in den vorm van een vereeniging te laten optreden springt in het oog. Dat kan niet. Of doet ge het toch, dan deformeert de vorm „der vereeniging" den vorm „uwer keik", en gaat ten slotte de kerk weg, om u niets dan een vereeniging te doen overhouden.

Iets waarbij we ten slotte, wat het ambt der geloovigen betreft, uiteraard hieronder verstaan elke functie, die ge in opdracht van uw souverein, ten bate en ter wille van het geheel, vervult.

En van zulk een functie nu was hier beide malen sprake.

Immers ge hebt u te voegen bij de bestaande ware kerk, niet uitsluitend om het heil uwer ziel, maar omdat een lid van Christus ook als een lid zijner kerk openbaar moet worden.

En evenzoo, zoö in uw dorp nog geen kerkformatie bestaat, hebt gij die in het leven te roepen, niet omdat uw heil hieraan hangt, maar omdat de eere van Christus dit vordert.

Van Dr. G. ontvingen we j 50 voor de Proceskosten.

Deze broeder meende, dat er nog een eenvoudiger manier was, om de Proceskosten in een ommezien uit de wereld te helpen, indien namelijk elk lid onzer kerken, en ieder naar zijn vermogen, zonder verder dralen of aarzelen, eenvoudig zekere som gelds inzond.

Nu, dit zijn we geheel met hem eens.

Indien elk lid der Ned. Geref. kerken in de onderscheidene steden en dorpen korte metten maakte, en terstond de één ƒ 500, de ander ƒ5, en de overige grooter en kleiner sommen, die hier tusschen in lagen opzonden, was stellig iii_ een oogenblik heel

de som van f 20, 000 bijeen. Mochten er echter broeders en zusters zijn, die dit goede voorbeeld en desen uit­ stekenden wenk wilden volgen, dan zal het noodig zijn, dat ze hun naam voluit opgeven, en opgeven de kerk waartoe ze behoor en.

Niet dat deze namen dan alle behoeven gepubliceerd te worden; van zulk vertoon houdt niemand onzer.

Maar van die namen kan dan een lijst worden aangelegd, en 'gezorgd dat men wete, hoeveel voor de delging van deze f 20, 000 reeds uit deze en gene kerk is ingekomen.

Dit gaat dan af van de som, waarvoor deze kerk zich aansprakelijk zal behooren te stellen.

Een zedelijk bezwaar bestaat tegen het noemen van zijn naam ditmaal volstrekt niet.

Immers het geldt hier geen weldadigheid, maar het afdoen van eereschuld, en nergens staat, dat men zijn schulden in het ver~ borgene moet afdoen.

Wel uw aalmoezen moeten in het verborgene blijven, en daarvan mag uw rechterhand niet weten, wat uw linkerhand doet.

Maar schuld kwijten is een eerlijk werk, dat met weldadigheid niets gemeen heeft, en waarom een ieder weten mag, dat ook gij uw aandeel in die schuld hebt afgedaan.

Natuurlijk zullen de Deputaten voor de Proceskosten zeer gaarne bereid zijn de schuldkwijtingen in ontvangst te nemen, en ook onze redactie zal het zich tot een eer rekenen aan dit schoone werk mede te doen.

Penningmeester van deze Deputaten is de heer W. Hovy te Amsterdam.

Deputaten konden dan o. i. deze wekelijks inkomende bedragen per advertentie verantwoorden, zoodat ieder dadelijk zag, hoever men was.

Ook plaatselijk kan men hierop werken.

Rekent men b. v. dat Amsterdam Voor f 4000 goed zal moeten spreken, welnu, dan kan in de Kerkbode telken male meegedeeld hoeveel van deze som in Amsterdam reeds bijeen kwam.

Slechts tegen we hierbij. één gevaar waarschuwen

Er zijn nog altoos vele broederen en zusteren, die zulk een bijdrage naar den klank van het cijfer berekenen.

Geven ze nu meestal f 5, dan denken ze: „Zoo ik nu ditmaal eens ƒ 10 gaf, is het, al heel ruim, " En dit nu is een fout.

Ja, een bijdrage van / 10 kan zeer ruim zijn voor een man van zeer kleine middelen, maar voor een gezeten burgerman is het al heel weinig.

Men moet daarom bij zulke bijdragen een maximum in zijn gedachte aannemen, een maximum dat wij op ƒ 500 stelden.

En nu moet een iegelijk, naar gelang God de Heere hem middelen onthield, of met middelen zegende, zich afvragen, welk deel van de gemeenschappelijke schuld naar evenredigheid voor zijne rekening komt.

Zoo zullen er zijn die / 500, die / 400, die /300, die /200, die /100, die / 80, die ƒ60, die /50, die ƒ25, die /10, die f 5, die ƒ3, die ƒ1 geven.

Een ieder naar zijn vermogen.

Toch ontheft ook deze wijze van schulddelging, stel dat ze ingang vond, o. i. de Deputaten voor de Vereeniging en de Deputaten voor de Proceskosten niet van de verplichting, om een voorslag van verdeeling te maken.

Eerst toch als die er is, kan men voor elke kerk een raming maken.

En naar die raming meet dan een ieder zijn gave af.

Betaald moet deze som worden, want ze is niet alleen een schuld, maar zelfs een heilige eèresckuld.

_ En al hebben we ons nu in de financieele gegevens van Arnhems kerk vergist, daar deze kerk werkelijk een schuld van /• 40, 000 blijkt te hebben, toch zij dit ook voor Arnhems kerk geen reden om zich te onttrekken.

Er zij gewilligheid en vrijwilligheid.

Niet als door dwang maar uit vrije genegenheid moet deze som er komen.

En er komen hoe eer hoe liever.

Toen dit reeds ter perse was ontvingen we over deze Proceskosten nog dit ingezonden stuk:

Geachte Redacteur!

Zij het mij vergund naar aanleiding van uw schrijven in de Heraut van 13, 20 en 27 Maart in zake de proceskosten nog het volgende in 't midden te brengen.

Ieder, die uwe stukken met eenige opmerkzaamheid gelezen heeft, gevoelt dat: a. procedeeren ter wille van ons goed recht

b. de Synodalen ons in de hitte van den strijd noodeloos op hooge kosten gejaagd hebben;

c. die proceskosten een eereschuld zijn, gemeenschappelijk te dragen;

d. die eereschuld zvcr f _^«/a. s. betaald zij; en eindelijk

e. dat men de hand thans aan den ploeg sla.

Welnu, dit laatste punt kan zonder verwijl in practijk gebracht worden.

Indien wij bedenken, evenals David in i Kron. 29 : 14, dat alles wat wij bezitten Codes is, dan worden wij ook gewillig gemaakt, om van het onze? uit zijne hand te geven met een blijmoedig hart.

Als van de 180, 000 Doleerenden één pCt, , zegge slechts één van elke honderd, dus 1800 personen (en zou dat aantal er niet bereid toe gevonden worden) ƒ10 vrijwillig geeft dan is er dadelijk 1800 maal ƒ 10 of/18, 000 en de schuld bijna voldaan; terwijl er dan nog 180, 000—1800 of 178, 200 personen overblijven, in meer of minder goeden doen, met meer of minder vrijwillig hart, die zich toch ook wel voor een deel opgewekt zullen gevoelen om een eereschuld, die ons allen aangaat, te helpen dekken.

Indien nu de redactie van de Heraut zich bereid verklaart, om de vrijwillige éin-pCts.en alle andere vrijwillige bijdragen te ontvangen en reeds in haar eerstvolgend nummer te verantwoorden, dan kan het niet anders of binnen eenige weken is het bedrag bijeen.

Laat de onverschilligheid, nalatigheid, vasthoudendheid of wat dan ook van enkelen ons

niet weerhouden orn in dit geval te doen, wat onze hand vindt om te doen.

Dan maken de vrijwillige bijdragen alle verdere plannen en onderhandelingen in zake het betalen der proceskosten overbodig.

Uan vervalt èn collecte, èn inschrijving op lijsten, èn aanvulling door de Kerkelijke Kassen ; waarvan de regeling zeker meer dan negen weken zou vorderen.

Dan verrast de 7e Juni ons niet met nog onbetaalde schuld, maar drukken we onbezwaard op dien datum onzen Chr. Ger. broeders de hand.

De tijd dringt.

Onze eer, of liever de eele Gods, eischt het.

De a s. vereeniging met onze broederen vordert het.

Allerlei moeielijkheden worden ons bespaard.

Op dan, mannen broeders! Wekt uwe vrienden, die geen Heraut lezen, eveneens op.

Niemand wil graag schuld hebben.

Laat zulks in dit geval van bijzondere kracht zijn en laat de eerstvolgende Heraut het getuigen, dat de bereidwilligheid en offervaardigheid onder Christenen een vanzelfsheid is.

Mag ik hierbij een bedrag van ƒ ro voegen, als bijdrage in onze gemeenschappelijke kosten?

Met de meeste hoogachting verblijf ik, Mijnheer de Redacteur, ,

Uw Dw,

W. J. G. L.

Bij dit stuk was ƒ 10 gevoegd, en dus weer een steentje bijgedragen.

Toch steunen we het denkbeeld van dit schrijven niet.

Tien gulden voor allen is voor den één veel te veel, en voor den ander veel te weinig.

Vooral de gegoeden moeten nu eens terdege in de beurs tasten. Men mag dit bedrag niet van den kleinen man vergen.

Het is volkomen begrijpelijk, dat er onder de Christelijke Gereformeerde broederen nog al sterke bedenking blijft bestaan tegen onze Kerkelijke Kassen.

Want wel is dit dtels daaraan toe te schrijven, dat ze onze Kerkelijke Kassen niet zoo nauwkeurig kennen, er zich een verkeerde voorstelling van vormen, en niet goed ingelicht zijn over haar werking; maar hun bezwaren zouden t: ; ch door die nauwkeuriger kennismaking niet "weggnomen worden. Ze zullen wel krimpen en minder zwaar wegen; maar i^? V^verdwijnen.

Gaaf en grif moet dan ook toegegeven, dat ze abnormaal zijn. Dat ze als noodhulp dienst doen, maar niet geschikt zijn voor duurzame kerkinrichting. En dat, al doen ze als krukken ook nog zoo goeden dienst, het uur toch zal te zegenen zijn, waarop ze kunnen begraven v/orden; mits begraven met dankzegging en eere.

Het is toch niet tegen te spieken, dat zulke Kerkelijke Kassen voor de meer notabele leden der gemeente allicht een bijzondere aantrekkelijkheid hebben, zoodat wie ïn het ambt van ouderling of diaken geen lust heeft, wel in de Kerkelijke Kas wil treden, en dat hieruit allengs een zekere zellstandige macht kan gebyren worden, die ten slotte schadelijk zal werken.

Want wel heeft de kerkeraad het c. q. ïn zijn macht, om zulke leden hun macht als leden en bestuurders van de Kerkelijke Kas door Tucht te ontnemen, maar zulk gebruik van de Tucht zou toch altoos een misbruik zijn. En men zou dan o. i. ook beter gedaan hebben, zoo men aan den kerkeraad de bevoegdheid had toegekend, om leden of bestuurders van de Kerkelijke Kas als zoodanig vervallen te verklaren.

Intusschen houde men tweeërlei in het oog.

Vooreerst dit, dat zulk kwaad als ongetwijfeld uit de Kerkelijke Kassen kan voortkomen, blijkens de ervaring, niet spoedig aan de orde komt. Wel flater, als er verslapping intreedt, maar niet zoolang men nog midden in den strijd is, en kerkelijk tke stuggle for life moet voortzetten.

Exceptioneel kan dit ook nu wel voorkomen, maar dit zal altoos zoo zijn en blijven. Ook in den boezen van den kerkeraad.

En ten tweede houde men wel in het oog, dat, is eenmaal de vereeniging tot stand gekomen, de levensjaren van deze Kerkelijke Kassen allicht zullen te tellen zijn.

Gesteld op het behoud van deze „Kerkelijke Kassen" is niemand onder ons. Een ieder zal zijn kerk geluk wenschen, als ze verdwijnen kunnen, en ook het finaacieel beheer kerkelijk kan worden georganiseerd. Ook al zou dan wellicht een nieuwe vorm hiervoor moeten geschapen worden,

Ea vergissen we ons niet, dan zou thans bij het Gouvernement al zeer weinig bezwaar rijzen, om het terugkeeren tot het normale leven aan onze kerken mogelijk te maken.

De beste raad dien we daarom geven kunnen, is, dat men onzerzijds duidelijk doe uitkomen, dat het ons ernstig voornemen is, om, zoodra de kans schoon staat, van het abnormale tot het normale terug te keeren; en dat men van de overzijde meer op de toekomst dan op het heden zie, en dus op dit oogenblik niet verge wat op dit oogenblik bij geen mogelijkheid te praesteeren is.

Een ieder begrijpt toch, dat de opruiming van de Kernelijke Kassen een werk van langen adem is.

Eerst moet de kerkeraad dan weten hoe hij het zal aanleggen, om het Beheer naar eisch van een Gereformeerd kerkrecht op goeden, vasten, normalen voet te regelen.

Is zoo aangewezen wie zal overnemen, dan moet de Kerkelijke Kas haar maatregelen nemen, om deze overdracht op goeden voet te doen plaats hebben, zoodat de belangen van haar crediteuren er niet onder lijden.

En dan komen ten slotte nog al de lasige formaliteiten van de zijde der Overeid.

Er is dus in de verste verte geen denken an, om deze omvangrijke zaak voor Juni n orde te krijgen. g

En zegt men: „Goed, geef ons dan uw oord, dat ge na de vereeniging dien weg it üult sturen, " dan luidt ons antwoord, at dit als beding van vereeniging alleen n zeer algemeene bewoordingen mogelijk ou zijn, omdat niemand vooruit kan zegen, welke de houding der Overheid zal ijn, en ook omdat men niet voetstoots over de 300 Kerkelijke Kassen kan beschikken.

N< ira men tegenover deze colleges den schijn aan van ze te willen dwingen, dan zou juist die dwang allicht verzet uitlokken, en dan ware het einde van de moeielijkheden niet te overzien,

„Zachtkens aan" is hier dus het veiligst.

Ook deze zaak komt in orde, en de „Kerkelijke Kas" wordt eerlang een historische antiquiteit, maar op conditie dat men thans niet door al te sterke reactie haar leven voor lange jaren verzekere.

Dan zou men juist datgene wat men niet wil. uitwerken,

Een ongenoemd dorpspredikant van Synodalen huize heeft een vlugschrift uitgegeven getiteld: De drijfkracht der Doleantie.

Dit onnoozel boekske bestaat uit bijna niets dan citaten.

Alle citaten waarin eenigen tijd geleden eenige Christelijke. Gereformeerde broederen, soms op vrij scherpen toon, zich over de Doleantie en de vereeniging met de Doleerenden hadden uitgelaten.

Nu klonk dezen predikant blijkbaar die toon der verbittering wél zoo lieflijk en welluidend in de ooren, als de toon van verbroedering, die door Gods gunste thans vernomen wordt.

Dat ze „zalig zijn, die vrede maken" is deze predikant met Jezus volstrekt niet eens.

Hij acht het zaliger twist in te werpen.

Nu, deswege kan men den „prediker des Evangelies" beklagen, maar vooral daar hij anoniem schrijft, moet men hem hierin laten geworden.

Maar wel is het ons geoorloofd captie te maken op 's mans logica.

Omdat toch een der broederen in de hitte van den strijd gezegd had: „Van tweeën één moet gebeuren, óf de D®leantie moet in de Scheiding, óf de Scheiding moet in de Doleantie opgaan, " acht hij de conclusie gewettigd, dat nu er vereeniging komt, ook één van deze twee geschieden zal.

Van de mogelijkheid dat zulk een major valsch kan blijken, weet deze schrijver blijkbaar niet af.

Studie niet. van logica maakt hij kennelijk

En na lezing van dit vlugschrift blijft ons geen andere indruk over, dan die van medelijden met de arme Synodale dorpsgemeente, die week aan week te luisteren heeft naar het woord van een man, die zóó bitter, en zóó weinig logisch denkt.

KUYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 april 1892

De Heraut | 4 Pagina's

Zooveel vorderen we

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 april 1892

De Heraut | 4 Pagina's