GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

SAAMSMELTING,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SAAMSMELTING,

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam., 9 Dec. 1892.

Onder de goede woorden die van de Synode te Leeuwarden uitgingen, bekleedt ongetwijfeld de stellige, gulle, v/arme verklaring, dat niet combinatie, maar saamsmelting, aller einddoel moet wezen, de schoonste plaats.

Dat is terstond, nadat het uitging, in alle kerkelijke vergaderingen gevoeld, en hoe verder we in het vereenigde en gecombineerde leven inkomen, des te dieper gevoelen we in al onze steden en dorpen, hoe rijk en vol de zegen zou zijn, & ls alle tweeheid uitgevvischt en vergeten ware, en ook plaatselijk alles één werd.

De viaag is maar, wat de we; ^ is, die om tot dat schoone doel te geraken, moet worden ingeslagen.

Want wel gaven Deputaten ons een uitmuntend advies, maar een advies lijkt veel op de rails, waar de spoor langs rnoet; maar geeft nog niet den stoom, die de locomotief, met den trein, langs die rails in beweging moet zetten.

En dan helpen allerlei langzame overgangsmaatregelen rsiet veel; want of ge aan een gereedstaanden trein ai duwt en trekt, daarmee komt hij toch niet vooruit, zoo de slocTi niet op den cylinder werkt.

Die stuwkracht nu, die bij den trein de stoom is, is voor de saamsmelting onzer kerken het beginsel.

Zoolang wS nog vóór de vereenïging stonden, hebben we rubteloos en aldoor en tot vermoeiens toe het beginsel, dat vereenigen van Godswege geboden is, telkens weer op den voorgrond geschoven, en dat de vereenïging tot stand kwam, is volstrekt niet te danken aan eenige slimheid of berekening of leiding, maar alleen aan den onwederstaanbaren drang, waarmee dat beginsel op de conscientie heeft ingewerkt.

Tenslotte had niemand meer den droeven moed, om den drang van dat beginsel te weerstaan. «

Toen die kracht nog niet sterk genoeg doorwerkte, waren er allerlei leeuwen op den weg, kwam ieder met zijn plaatselijke en persoonlijke bezwaren aandragen, en bleef heel de weg, dien we hadden af te loopen, een weg met hindernissen.

Maar nauwelijks was ds v/elaaneename tijd gekomen, dat dit beginsel zijn inborende en doorborende werking tot in het merg der ziel had voortgezet, of plotseling sloeg alles om.

Niemand zag leeuwen meer. De beavvaren slonken als sneeuv/ voor de zon.

En over alle hindernissen met lustigen tred henen. En zoo is het ook nu, stapte men

_Te zeggen: Het zou zooveel aangenamer zijn. Te roepen: Eenheid zou financieel sparen. Te dringen: De Generale Synode beval ineensmelting aan. Och, dat is alles goed ea uitnemend, maar het brengt de ieden niet van hun plaats.

Tot dusver is de samensmelting dan ook bijna nog alleen tot stand gekomen, waar en reeds van nieetaf dien weg wel op wilde. Men_ staart op de „kerkelijke kassen", lsof niet al die kerkelijke kassen in minder an geen tijd tot het verleden zouden beooren, zoodra in de kerken het besef: God wil het, maar krachtig opwaakte. '

En dies htaat ons drieërlei te doen. Ten eerste moet rusteloos ia de prediatie, op catechisatie, in gezelschappen, in e pers en waar al niet, ook nu weer het eginsel gepredikt; het beginsel, dat naar ods ordinantie geen twee kerken van elijke bilijdeids naast elkaar mogen voortestaan. i k d e v s a

Da eigen v, 'It moet gedood; Gods wil oet triomfeeren. o

Niet onze belangen of wenschen, Gods rdiiiantiën stellen ons de wet.

Ten tweede moet men helder inzien, dat et indragen vats dat beginsel in de harten oornanislijk h-; t werk van den Heiligen eest is; en f3ut v/e dus niet alleen zelf at beginsel : nootsn prediken, maar ook 3nder nalaten God den Heere moeten anroepen, of hij in ons eigen hart, en In e et hart onzer broederen, dit beginsel tot s eerschappij wil brengen.

En ten derde moet men telkens poolsoogte nemen, hoever het m onze eigen ju s plaatselijke Kcsk met de doordringing van dat beginsel reeds gevorderd is.

Men moet elkaar geen geweid aandoen, noch ook eikaarde satiiensmelting opdrinj^en, maar wel mag men rusteloos van kerkeraad tot kerkeraad de vraag laten uitgaan: Broeders, hoever staat het bij u; wij sijn gereed.

Want al is het volkomen waar, dat met name in een stad als Amsterdam de netelige en nesterige moeilijkheden van allerlei aard legio zullen blijken, toch zal deze hooge berg van moeilijkheden worden als een effön weg, indien men maar eens de hand aan den arbeid .«laat, en het beiderzijds wil.

Vooral de kerken van Amsterdam hebben te deaea opzichte een hoog ernstige roeping.

Ze zijn zooveel talrijker, beschikken over zoo veel meer krachten, en sterken daarom het kwaad, 200 ze niet moedig vóórgaan.

BIJ HET GRAF.

Naar aanleiding van wat we onlangs omtrent de schandelijke houding van een Synodaal Diaken bij een geopend graf meedeelden, schrijft men ons uit Breukelen:

In November 1891 wendde zich een diaken der Gereformeerde kerk van Breukelen tot Burgemeester en Wethouders met het beleefd verzoek, als leden van de Gereformeerde Kerk haar door. den dood werden ontrukt op de algemeene.begraafplaats te mogen collecteeren evenals diakenen, der Hervormde steeds doen, voor de armen. En Maart 1892, dus 4 maanden daarna, ontving de voorzitter der diakonie antwoord, dat niet B. en W. maar de Gemeenteraad had besloten, dat, als de vijf met namen genoemde personen die door de Hervormde kerk waren afgezet overleden, Diakenen dan alléén mogen collccteeren op de begraafplaats.

Volgens dat schrijven gold de Gereformeerde Kerk (zich noemende Gereformeerde kerk) als niet bestaande, niet tegenstaande de Minister van Justitie hun de stukken heeft toegezonden, dat de Gereformeerde kerk door de Regeering is erkend.

Dit is niet hetzelfde ais wat te St. gebeurde.

Op hei: graf zelf is niets onbetamelijks geschied. Men heeft alleen te doen met een foutief besluit vaa den Gemeenteraad, Een besluit, dat zeer zeker niet zal gehandhaafd worden, indien de Kerkeraad der Gereformeerde kerk zich tot Gedeputeerde Staten, en later desnoods tot de Koningin-Regentesse wendt.

Het is toch volkomen duidelijk, dat de Gemeenteraad niets te maken heeft met de vraag, of in desen kerkeraad personen zitten, die door het Synodaal Genootschap zijn afgezet.

De schuld ligt hier aan de Gereformeerden zelven, dat ze niet opkomen voer hun rechten. ~

Gesteld toch al, dat de termijn voor ap|, èl verloopen is, dan kan ds Kerkeraad op nieuw hetzelfde verzoek doen, en kan hij van het daarop gevallen besluit desnoodig in hooger bsroep gaan.

EEN NIEUW HOOGLEERAAR.

Het kerkgenootschap der Synodalen is aan Groningen's academie een hoogleeraar rijker geworden voor de opleiding van haar Dienaren.

Dsze pas opgetreden hoogleeraar is Dr. H. U. Meyboom.

Deae jeugdige docter is niet, gelijk wijlen «ijn vader, een „Groninger" maar een beslist Moderne; en die als zoodanig op het „Leven van Jezus" van den ouden Meybcom niet dan als voor hem ongenoegzaam 'kan terugzien.

-Doch, en zie hier nu de tegenstelling, terwijl tijdens de komst van den nog lang' niet-modernen Meyboom te Anusterdam, heel de stad in rep en roer was, en men bij den ingang der Nieuwe kerk op den Dam beducht was voor oproer; dost thans deze beslist moderne Meyboom zijn intrede in Groningen's academie, om dienaren des Woords te vormen, en er is in heel het Hervormd Genootschap bijna geen man, die ook maar protesteert.

Zoo diep zinkt men al meer weg, dat dit Genootschap gevoelloos begint te worden. Het wordt onvatbaar voor aandoeningen. Zoo ge prikt in de huid, wordt er geen voelzetiuw meer getroffen die reageert.

De rede, waarmee deze hoogleeraar zijn ambt aanvaardde droeg ten titel: De bewegelijkheid der Theologische Encyclopaedie, een onderwerp waarvan raen nauwelijks begrijpt, hoe men er in inaugureele oratie zijn ambtgeaooLen mee bezighoudt, en minder nog hoe men het zoo averechts aanvatten kon.

Het feit toch, waar deze hoogleeraar op wijzen wilde, was niets anders dan deomstandigheid, dat er in de Theologie, eveitals in elke wetenschap, zelfs ia de natuurkundige strooming en golving is, en dat dientengevolge in de eene periode het eene vak, in een andere periode een ander vak meer op den voorgrond of in de schaduw treedt. w v d u r e z d

Maar, eilieve, wat is hier nu belangrijks an? Waarheden, die te veel gelijken op onze grasende viervoeters, boeien niet. Bovendien, waarom dan nog den titel oo verkeerd?

Ds bewegelijkheid toch zit niet in de ncyclopaedie, maar in haar voorwerp van nderzoek, ea de Encyclopaedie heeft juist e roeping, om tos te zien, dat deze golingen in het voorwerp van onderzoek zijn ateren niet over den dijk dosn slaan.

Gelijk Dr. Meyboom het toch opvat, zou ike Encyclopaedie slecÜts een conterfeic el hebben te leveren van wat de Theologie n een gegeven pencde was. Doch dan | p uist houdt ze op een zelfstandige weten-i n chap te zijn; ; laat ze om in een geestelijk ! d g h w g p d photógrafie apparaat; en is ze niet waard aan de Academie onderwezen te worden.

Edoch, en dit is het slimst. Dr. Meyboom laat zich door de bewegelijkheid nitt der Encyclopaedie, maar van zijn Encyclopaedisch inzicht, ïódver meesleepen, dat hij zelfs niet tegen fraude waakt.

Hij erkent toch niet alleen, dat er in het voorwerp der Encyclopaedie, d. i. in de theologie, golvingen en siroomingen zijn waar te nemen, maar heeft er evenmin iets op tegen, zoo men hem voor het echte een geheel ander voorwerp in de handen stopt, mits er de naam of het etiket van Theologie maar op blijve staan.

Wat hij toch Theologie noemt, is geen Theologie, maar een nabootsing er van. Maar wat nood!

Voor dezen onzen Encyclopaedist levert dit geen oogenblik bezwaar op.

Hij heeft zijn photógrafie-toestel. Dat toestel werkt.

En het beeld, dat hij op zijn collodionplaat opving, is hem de Encyclopaedie van zijn Theologie.

CONCERTBEZOEK (6).

Onze zeer ernstige grsef tegen het gewone concertbezoek zal thans wel geen geheim meer zijn.

Ze is hierm gelegen, dat het programma voor deze concerten, bijna zonder uitzondering, in gereedheid wordt^ gebracht door mannen of vrouwen, die zich geen oogenblik rekenschap gaven van den invloed, die de uit te voeren compositiëa oefenen zu len op de stemming van het kart. Er wordt bij de opstelling van deze programma's alleen gevraagd, of de te geven stukken in trek zijn; of ze aan de eiichen van het muziekale schoon voldoen, en of ze onder het aesthetisch hooren weelde aan ons gevoel schenken.

Al naarmate het gehoor is, dat men verwacht in de stad of op het dorp, waar men optreedt, wordt de reeks stukken, of ook wordt hét concerto genomen uit deze of die school, van dezen ofgenen meester, van een . lager of hooger graad van moeilijkheid.

Ook wordt er op gelet, dat de gekozen stukken in harmonie zijn met de beschikbare muziekale krachten.

En eindelijk is het niet minder een punt van zorge voor wie uitkiest, dat de stukken in hun onderlinge volgorde op elkaar passen en niet met elkaar vloeken.

Kortom, op alles wordt gelet, alleen niet op het feit, dat voor iemand met dieper muziekalen zin een goed uitgevoerde symfonie door zijn hart gaat; in de wereld der tonen geboren, maar uit het menschenhart ontvangen is; en juist daarom tot geen menschelijk bart kan doordringen, of het trekt dat hart in wat de Duitschers Mitleidnschaft noemen, zoowel in wat drukt als bij wat opheft.

_ En staat het alzoo geschapen met hen, die de prpgrammata in gereedheid brengen, precies zoo staat het ook met wie het concert bezoekt.

Gelijk we telkens opmerkten, 'spreken we hier niet van die velen, die het concert raloopen zonder er het talent voor te beitten, alleen om maar uit te gaan; om in een gezochte omgeving te komen; of oogstens cm een wiegeling van het zinijk gehoor in een melodieuse golving van onen.

Voor wat we thans bespreken, is er lleen sprake van de serieuse concertbeoekers, d. z. de mannen en vrouwen, oud f jong, van wezenlijk muziekalen zin, en ie deswege in staat zijn een rijke, diepinnige compositie met het oor als te proeen en meê te doorleven.

En nu leert de ervaring, dat ook deze oncertbezuekers, o, soais zoo over-kieskeurig ijn; maar dat de quatstie van de invloeden, ie op hun hart zullen werken, bij het opaken van hun rekening, nooit meetellen. Bijna ieder fijner concertbezoeker heeft ijn lieveliogscomponist; ze dweepen met et eene stuk en staan critisch tegenover et andere; kortom ze zien een program met veel ernstiger oplettendheid, dan de ijnst proever het menu van het festijn, dat em wacht.

Maar, ofschoon hierbij op alles gelet ordt, en soms de dwaaste grillen meepieken, is er bijna niemand, die merkt op at hart, waarin de uitgangen des levens ijn.

Om het oor wordt de ziel vergeten. Ja, meer nog, ter nauwernood. denkt men r aan, dat het hart eene der factoren is, aardoor het diepe genot tot stand komt; at er, zonder het menschelijk hart, geen ompositie van hooger orde denkbaar zou ijn; en dat er evenmin, zonder de medeerking van het menschelijk hart, uit den ollen rijkdom eener compositie kan woren genoten.

Was nu dia wereld van het hart, waarit de eindelooze wisseling van aandoeangen en gevoelens en gewaarwordingen n innerlijke worstelingen en heiligen jubel ich in de tonenwereld overgieten, om door ie tonen gegrepen en architectonisch tot én kunstig gebouw ineen te vloeien, heiig, zoo zou ook de invloed, dien ons hart an deze compositie ondergaat, nooit aners dan een zuiverende, louterende uitverking hebben.

Dit is echter niet zoo. Elk onwedergeboren hart geelt een ten esle valschen toon; en zelfs bij de wedereborenen is geen enkele toon van zijn art onbevlekt.

Nu zijn er componistc-J, die in de tonenereld den stroom van het hart laten uitaan op kleiner schaal, in' detail, meer ersoonlijk dan generaal, en die hierdoor e macht bekwamen, om zuiverlijk uit hun ersoonlijk hart in de tonenwereld te adeien.

Maar anders is dit juist met de groote,

vooral met de classiekecomponisten. Deze luch zijn geïaspireerd; wat zeggen wil, dat ze onder de machtige golvingen van het menschelijk hart, nu niet in persoonlijken, maar in generalen zin, als bedolven worden, onder duiken, en dan weer boven komen. d w mgmaeo

Van hen gaat dus in de tonen wet eld een ademen der ziele uit, doch dat niet beperkt en persoonlijk is, maar tonenuiting geeit aan de geestelijke stroomingen, die in een bepaald tijdperk, door het menschelijk hart en geheel de wereld van het menschelijk leven gaan. k k EBioekdv

Ze vertolken die stroomingen niet, maar ademen ze uit, tot hun adem stolle in hun compositiën, en uit die composities opgesmolten, straks ia uw hart indringen. En daardoor nu juist wordt de clas sieke muziek, waar ze uiting geeft aan een verderfelijke strooming in het menschelijk hart, een der machtigste middelen, waardoor „de geestelijke boosheden in de luchi" op de keurigste talenten van hun tijd inwerken. v g a wgvgmeVgnA

Bij Meijerbeer, in het revolutionaire tijdperk heeft een ieder dit gevoeld. Bij Wag ner gispte Litzt dit, en uit den strijd, voor en tegen hem gevoerd, blijkt genoeg de antithese. Over Beethoven aarzelen velen nog, omddt de reuzenworsteling van zijn maziekalen geest nog uit de zuiverder gewaarwording opkwam. j z

Maar boe men ook over meer dan één van deze Maestro's oordeelen moge, ja ook al stelt men architectonisch een schadelijk componist hooger, ait alles neemt het teil niet weg, dat ook in deze machtiger muziekale composities een geest woont, en dai die geest door en uit en onder deze compositiën macht over het menschelijk hart erlangt.

Beproeft de geesten of ze uit God zijn, want vele schadelijke geesten zijn uitgegaan ia de wereld, geldt ook, en helaas maar al te. zeer, van de wereld der tonen.

Ook al geven we dus toe, dat zulk een uitvoering , znlk een sterk efïect op uw ban niet van f& ens hooren kan erlangen, ook niet van twee maal, toch vergete men niet, dat, wie in een diepe compositie muziekaal inleven wil, niet rust eer hij ze tien en twintig maal hoorde, ze zelve bestudeert en er zich inwerkt, en door een macht als van een Delila verlokt, niet kan rusten, eer hij zijn hart geheel onder de macht dier compositie gevangen heeft gegeven, eenvoudig wijl hij eerst als gevangen man volop geniet

KUYPER

WEGGEJAAGD,

Buitengemeen onverkwikkelijk is het treu.spel dat deaer dagen te Amsterdam in de Oud-Gereformeerde kerk van Van den Oever is afgespeeld.

Van den Oever had met zijn kerkeraad den heer Ozmga als tweede predikant aangesteld, en deze had allengs zijn invloed doen strekken, om het volk dat in deee kerk saamkomt, meer in normale Gereformeerde paden te leiden.

M.iar dit schijnt den ho-ogst excentrieken Van den Oever niet naar den zin te zijn geweest, en dit deed hem besluiten den heer Oiinga onschadelijk te maken.

Een nietig geschil over de vraag, of het raadzaam was, den Heere Christus als onzen Broeder toe te spreken, wierp de vonk in het kruit. Van den Oever besloot nu door te zetten. De halve kerkeraad ging met hem, de andere helft metOiingameê, Het kuddeke splitste zich. Van den Oever riep de politie te hulp. En zoo werd Oiinga buiten de kerkdeur gezet.

Dat komt er nu van, zoo men de eerste beginselen der Gereformeerde kerkregeering opzij zet, als kerkje's op zichzelf gaat staan, en dus geen meerdere vergaderingen van zedelijke kracht beeft, om geschillen bij te leggen, of c. q. recht te doen

In zulk een kerkje concentreert zich natuurlijk alle officieele macht in één man. Zulk een man weet het beheer van de bezittingen der kerk wel zoo te regelen, dat hij altoos het heft in handen houdt. En wel is er dan nogeen kerkeraad, maar als het er op aankomt blijkt duidelijk, dat deze kerkeraad niet het minste kerkelijk plichtbesef heeft, aan handen en voeten gebonden ligt, en springt zoodra het factotum, in dit geval Vanden Oever, zijn wil door wil zetten, en niet allen bereid zijn hem te volgen.

Het vlugschrift Weqgejaa^d, waarin de heer 0«nga deze zaak mededeelt, en dat bij den uitgever De Die verscheen, biedt dan ook alles behalve een verkvvikkelijke literatuur.

Haast schaamt men zich er over, dat dat alles zoo kan toegaan, onder de valschelijk geheschen Gereformeerde vlag.

Toch heeft de lezing van dit vlugschrift het goede efïect, dat men van het ongeoorloofde en onhoudbare van dit erger dan independentistisch drijven, volkomen overtuigd wordt.

Ook de heer Oiinga zal nu van achteren zelf wel gevoelen, dat betere bestudeering van het Gereformeerde kerkrecht hem zou weerhouden hebben, om ooit in zulk een onhoudbaren kerkelijken toestand in te gaan, en hem al dit leed zou bespaard hebben.

KUYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 december 1892

De Heraut | 4 Pagina's

SAAMSMELTING,

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 december 1892

De Heraut | 4 Pagina's