GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

cxxxv.

DENIS PELOaUliV.

Hoe deze martelaar het in den kerker gehad heeft, vernemen wij uit zijne eigene briefwisseling met zijne ouders, zijne vrouw, zijne zuster, zijne medegevangenen, de predikanten van Geneve met name Calvijn.

Nadat hij den igen Oct. 1552 te Ville Franche gevangen genomen en daar alsmede later te Lyon gekerkerd was, begon voor hem een tijd van vele beproevingen maar ook van vele goddelijke vertroostingen aan te breken, l.aten wij hem zelven hierover hooren.

In eenen brief aan zijne ouders en vrienden schreef hij: «Wanneer ik bedenk, hoezeer gij getroffen waart door de gevangenneming en den dood van onzen goeden broeder • Etienne, voel ik de vrees bij mij opkomen, dat dit u om den wille van mij, die in denzelfden stnjd en hetzelfde gevaar ben, ook zal overkomen. Daarom heb ik gedacht, dat het mijn plicht was om, daar ik mag schrijven, wat Etienne niet toegestaan werd, u te openbaren de zaak, waarom hij zoo standvastig het doodvonnis ontving en ondergaan heeft, en ik ook nu met alle lijdzaamheid en met een gerust hart al dit verdriet en deze benauwdheid verdraag, waarin God mij beproeft en ook zulk een einde verwacht als het Gode, die mij hiertoe geroepen heeft, zal behagen."

»Ten einde alle ergernissen weg te nemen, moet gij vóór alles weten, dat er in dit leven niets geschiedt, of ons niets overkomt, zonder de voorzienigheid, of den wil van onzen God, en dat ook de menschen geen macht over ons hebben, tenzij God hun die geve, en ook niet langer dan God hun dit toelaat. Want Hij draagt zulk een zorg voor ons, dat er geen haar van ons hoofd zal vallen zonder zijnen wil. Daarenboven lijden wij niet als kwaaddoeners en misdadigers, niet als moordenaars of dieven, maar als Christenen, zooals gij gemakkelijk zult kunnen bemerken uit hetgeen mijne tegenstanders mij vroegen en uit hetgeen ik hun antwoordde.

Hierop verhaalt hij de punten, waarover de inquisiteur hem te Ville Franche ondervraagd heeft, nl. die over de Mis, het Avondmaal, de Biecht, het Vagevuur, de maagd Maria, de beelden en den Paus. Toen hij later naar Lyon was overgebracht, lazen de inquisiteur, de Officiaal en anderen, de door hem op bovengenoemde vragen gegeven antwoorden nog eens voor, waarna zij hem vroegen, of hij bij deze dwalingen bleef volharden. »lk antwoordde", zoo schreef de martelaar aan maag en vriend, »ik antwoordde daarop, dat ik dit wel begeerde en lederen dag God bad, mij hiertoe standvastigheid te willen verkenen, aangezien Hij mij de genade gegeven had uit de Schrift te hebben geleerd wat de waarheid is, waarop ik mijn geloof vestigen en gronden moet." Dit antwoord gaf aanleiding tot nieuwe gesprekken over de Heilige Schrift en de kloostergeloften. Ter inleiding van dit punt «vroegen zij mij (daar zij wisten, dat ik vroeger monnik was), wat mij bewogen had dat leven vaarwel te zeggen. Ik antwoordde hun, dat het Gods genade was, die bij mij uitwerkte, dat goddelooze leven in te zien en te laten varen, als iets dat tegen Gods Woord streed en alleen door menschen was uitgedacht." »Hebt gij niet de gelofte der kuischheid afgelegd, waarom zijt gij dan getrouwd? " vroegen hem de rechters.

Hierop antwoordde de martelaar, dat kuischheid een bijzondere gave van God was, die alle monniken alles­ behalve bezaten, zooals hun schandelijk en onkuisch leven genoegzaam toonde. En daar ik zulk eene gave en kracht om rein te blijven, van God niet in mij ontdekte, heb ik de toevlucht genomen tot het huwelijk, opdat ik de onkuischheid schuwen zou.

Het is volstrekt niet te verwonderen, dat Pcloqulns' jeugd op zijne rechters indruk maakte en zij dus beproefden hem tot verloochening van den Heere te brengen en dan los te laten. De inquisiteur sprak met lieflijke en smeekende woorden hem aan, om hem van gevoelen te doen veranderen; groote beloften gaf hij hem. Doch de martelaar bleef door 's Heeren genade standvastig. Dit was den kettermeester nog niet genoeg. Hij zond hem nog eenen monnik toe, opdat deze hem zou brengen waartoe hij zelf hem niet verleiden kon. Zelfs de gunst van den kardinaal de Tournon werd hem toegezegd, indien hij weer het monnikenkleed wilde aannemen. Doch »ik (zoo schreef Peloquin) antwoordde hem, dat ik het zwarte kleed lang genoeg gedragen had en nu wenschte een wit te dragen, dat niet vergankelijk was, waarvan in Openb. 6 werd gesproken.

0.T1 zijne ouders en zuster te troosten, schreef hg den 9den Maart 1553 nog eenen anderen brief, waarin hij aantoonde, dat zijn gevangenneming niet aan menschen moest geweten worden. Zij was Gods wil. Voor zijne zuster sprak hij nog bijzonder zijne blijdschap uit, dat de Heere ook haar begenadigd had als hem, wiens jeugd geheel dar zonde gewijd was geweest. »Ea wat u aangaat, goede moeder, (zoo gaat de martelaar voort), ik houd mij verzekerd, als ik zie op de groote genadegaven welke de Heere u sints lang geschonken heeft, dat gij niet achter zult blijven." Ook zgne vrouw Jeanne, die hij zijne zuster in den Heere mocht noemen, gedacht hij in datzelfde schrijven, haar Gode aanbevelende. Roerend is het afscheid, waarmee hij dezen brief sloot. Doch niet alleen met degenen, die buiten den ketker waren, correspondeerde hij, ook met degenen die met hem gevangenen om Christus waren, troostte hij in eenen brief, door hen er op te wijzen, dat, mochten zij al weinigen en klein van krachten wezen, hun staat toch vast lag in Christus. Deze brief werd door de 5 bekende studenten van Lausanne op een hartelijke en troostvolle wijze beantwoordt met de opmerking, dat de troost der geloovigen al hunne zwarigheden en benauwdheden te boven ging, indien zij maar hun kapitein Jezus Christus volgden. In een later schrijven deelde onze martelaar meê, hoe hem de bekeering van Jean Chambon, die den i4den Jan. 1553 op het rad gestorven was, had vervuld. Doch niet allen volhardden. Gelukkig dat het den Heere behaagde de afvalligen weer uit hunnen afval op te heffen en tot belijders zijns naams te maken, en ook dat schonk verademing. Dit was o. a. het geval met zekeren Michel Gerard, die na zijnen terugkeer tot de kerk vaa Christus de goede belijdenis voor zijne rechters aflegde.

Onze martelaar had eerst het plan gevormd in hooger bsroep te gaan, doch op raad van Calvijn was hij daarvan teruggekomen. Hij wachtte dus zijn doodvonnis kalm af. Den 4en Sept. 1553 werd hij des morgens vroeg te drie uren naar Ville Franche gevoerd. Des anderen daags ontzette hem de geestelijke rechtbank daar van zijn priesterschap, waarna zij hem den wereldlijken rechter overgaf, die hem veroordeelde tot den brandstapel.

Den daaropvolgenden Maandag sloeg de ure zijner verlossing. Hij werd naar den brandstapel gebracht en daarop stierf hij op eene wijze, die lederen getuige met verwondering vervulde. Want toen het onderste gedeelte van zijn lichaam reeds brandde, liet hij no^ niet na zijne handen ten hemel op te heffen en de hulpe des Heeren in te roepen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 september 1893

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 september 1893

De Heraut | 4 Pagina's