GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXCVL

WILLIAM SANTREE.

Uit alle natie, volk en tong verzamelt de Heeré zijne kerk. Dixaroni worden óok in alle landen en onder eiken hemel martelaren gevonden. Uit Nederland en Frankrijk zagen wij eene schare van getuigen voor ons oog voorbijtrekken. Achter deze breede rijen volge nu de rij der Engelsche en Schotsche martelaren.

Om die mannen te leeren kennen, verplaatsen wij ons in het laatste gedeelte der veertiende eeuw. De Christelijke kerk was toen in allerlei dwalingen van het pausdom gevangen. De Heilige Schrift kende men toen niet als de eenige toetssteen voor de leere der waarheid. Wat leert de kerk en wat wil zij, dat gij gelooven zult, was het eenige, dat toen gevraagd mocht worden. De menschelijke wijsheid had de gedachten Gods, in zijn Woord geopenbaard, overvleugeld.

In die dagen nu zond de Heere eenen man, die wederom leerde vragen: Wat leert en gebiedt God in zijn Woord? Die man was John van Wycliiffe, de leerling van Thomas Bradwardina, die reeds lang en in vereeniging met mannen als Joh. v. Salisbury, Rob, Grostheaden et) Roger Baca op het inwendig verderf der kerk had gewezen en daarvoor gewaarschuwd.

John van 'Wycliffe is in 1324 te Spuswell, in de nabijheid van Alt-Richmond gelegen, gelioren. Toen hij nog aan de Universiteit van Oxford studeerde, nam hij het op voor de Engelsche kroon tegen de Roomsche curie, aan wie Jan zonder Land indertijd een zeker leengeld had beloofd. Deze daad won hem de gunst van het hol, dat hem tot dokter in de godgeleerdheid te Oxford bevorderde en in 1374 in eene commissie benoemde, wier taak het was, om te Brugge de verschillen tusschen den Pauselijken stoel en de Engelsche kroon, om de vervulling van kerkelijke ambten tot een goed einde te brengen.

Na zijn terugkeer in Engeland schreef hij openlijk legen het pausdom, dat hij deir naam van Anti-Christendom gaf. Paus Gregorius de iie veroordeelde daarop 19 stellingen uit zijne geschriften in 1377.

Meer vermocht hij niet tegen den kampvechter der waarheid, daar het Engelsche hof hem steeds beslister verdedigde. Wycliffe richtte ook godsdienstige vereenigingen op, die onder het volk mannen zonden, wier taak het was het Evangelie te verkondigen. Tot dezen behoorden Repyngton en Herford, die later tot het pausdom vervielen. De vijanden noemden hen Lolharden. Dat ook deze rondreizende predikers niet met rust gelaten werden, is te begrijpen. Doch aanzienlijke mannen, zooals de kanselier Ryg en de hertog van Lancaster namen hen onder hunne bescherming. Doch de geestelijkheid wist dezen mannen_ schrik aan te jagen, zoodat zij vaak hunne beschermelingen moesten loslaten, en hen aan dreigende gevaren van gevangenis en dood prijsgeven.

Wycliffe zelf ging op den weg der reformatie voort. Hij vertaalde de Heilige Schrift uit het Latijn in het Engelsch. Intusschen bereikte de haat zijner vijanden zijn hoogtepunt, toen een opstand der verdrukte boeren, welks oorsprong men zocht in de geestelijke beweging dier dagen, onrust bracht over land en volk. Doch Wycliffe werd niet bevreesd. De leer der wezensverandering in liet Avondmaal tastte hij aan met al den ernst eens helds, die bij het licht van Gods Woord betere dingen heeft leeren verstaan. Doch ook de geestelijkheid bleef met haar antwoord niet achter. De Synode van Londen van 1382 toch veroordeelde zijne geschriften en zijne leer, beide kettersch noemende. Toen begaf hij zich naar zijne pastorie Lutteworth in het graafschap Leicester. Hier stierf hij in het jaar 1384. Wyclifle erkende geen ander gezag dan Gods Woord. Alles wat daaruit niet bewezen kon worden, achtte hij gevaarlijk en verwerpelijke menscheninzettingen. Daarom verwierp hij den heiligendienst, de relequien-en beeldenvereering, het gebruik der Latijnsche taal bij den godsdienst, de feesten, door menschen uitgevonden, de zielmissen, het laatste oliesel, "enz. De leer van den aflaat, de ban en het interdict (een zwaarder ban over een streek lands uitgesproken) noemde hij godslastering, de oorbiecht gewetensdwang en de toepassing van de sleutelen des hemelrijks krachteloos, indien zij niet geschiedde naar Gods Woord.

De leer van het vagevuur bestreed hij met al den ijver die in hem was, terwijl hij tegenover het voortwoekerende Semi-Pelagianisme de leer en voorbeschikking verdedigde. De hiërarchie moest zijns inziens plaats maken voor het presbiteriaal-stelsel der Apostelen. Een zoogenaamde priester die doodzonde begaan had, kon geen Sacram.ent bedienen. De monniken waren tegen Gods Woord. Bleef Wycliffe gedurende zijn gansche leven veilig voor de vervolgingen der Roomsche geestelijkheid, een en veertig jaren na zijnen dood werd zijn stoffelijk overschot, op bevel der pausen, opgegraven en verbrand, waarna de asch in de rivier geworpen werd.

Velen van Wyciiffe's volgelingen, die hij vooral onder de aanzienlijken en beschaafden, doch minder onder het volk had, vielen als martelaars in de hevige vervolgingen, die hun hoogtepunt bereikten, toen met Hendrik IV het huis van Lancaster in 1399 den Engelschen troon beklom, In 1400 verscheen een parlementsacte, die met den vuurdood dreigde allen, die met Wycliffe instemden.

Bij name worden ons onder de martelaren genoemd John Aston, die door den aartsbisschop van Canterbury werd ingedaagd voor zijn rechterstoel en als ketter veroordeeld, waarna hij stierf, hetzij in de gevangenis, hetzij in het openbaar. In 1401 werd een priester te Smithfield verbrand in tegenwoordigheid van een groote schare menschen.

In zijn algemeene geschiedenis van Engeland verhaalt de kroniekschrijver Robert Fabyon van eenen priester, met name William Santree, die den marteldood gestorven is.

Deze was een" man van groote gaven van verstand en hart, wiens godzalige wandel ieder trof.

Nadat hij de ware en zuivere leer omhelsd had, vroeg hij in volle parlementsvergadering, dat men eens naar hem zou hooren, omdat hetgeen hij te zeggen had, ten nutte van geheel Engeland was. De geestelijken voelden echter wat Santree voornemens was te doen. Zij wisten dus van het parlement te verkrijgen, dat zijne zaak verwezen werd naar de geestelijken, die onder voorzitter van Thomas Arundel, aartsbisschop van Canterbury, in eene provinciale kerkvergadering te Londen samenkwamen en Santree werd veroordeeld o. a. op grond van hetgeen hij gezegd had, dat hij niet het kruis, waarop Christus heeft geleden, maar alleen Christus, die op het kruis heeft geleden, aanbidden wüde.

Een oogenblik wankelde Santree voor zijne rechters. Maar God hief hem op en hij beleed den Heer. De geestelijke rechtbank ontdeed hem van zijn priesterschap en leverde hem aan den wereldlijken rechter over, die hem tot den brandstapel veroordeelde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juli 1895

De Heraut | 2 Pagina's

De Martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 juli 1895

De Heraut | 2 Pagina's