GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Kerk van Christus en de armen of ongelukkigen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kerk van Christus en de armen of ongelukkigen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII.

Tal van bewijzen zijn er aan te voeren voor de waarheid, dat Jezus' kerk in de eerste eenwen onzer jaartelling opkwam voor ongelukkigen en verdrukten, zonder het kwaad op eenige wijze te vergoelijken. Gregorius van Narianze begon, in eene rede, uitgesproken in tegenwoordigheid van een Romeinschen stadhouder, die gekomen was om een oproer te dempen, het volk tot bedaren te brengen en gaf den stadhouder den raad om toegevend en vergevensgezind te zijn. Toen de inwoners van Antiochië, die verbitterd waren over eene nieuwe belasting, fle beambten van Theodosius hadden mishandeld en zijne standbeelden omvergeworpen, en deze commissarissen had afgezonden om tegen de schuldigen te woeden, ging de aartsbisschop Flavianius ondanks zijnen hoogen leeftijd naar den keizer om zijn toorn te stillen. Terwijl hij afwezig was, bemoedigde Chrysostomus het volk, dat nu even verslagen was als daareven oproerig; kluizenaais uit de nabuurschap kwamen toeloopen om de clementie der keizeriijke afgezanten te bezweren. In dien tijd richtte Flavianus te Constantinopel tot Theodosius zoo ernstige vermaningen, dat de keizer, geheel ontroerd, zich bereid verklaarde de schare vergiffenis te schenken.

Bleef de bemiddeling der kerk zonder vrucht, dan aarzelde zij niet de de hardvochtigen en geweldigen onwaardig der Christelijke gemeenschap te verklaren. Athanasius sprak over den gouverneur van Lybië den ban uit, omdat hij zoo wreed en ongebonden was in zijn doen. Den keizer zelven werd herinnerd, dat het bezit der hoogste macht op aarde hem niet ontsloeg van den plicht der humaniteit. Ambrosius schreef keizer Theodosius een brief, toen deze in een opwelling van toorn 7000 Thessalonisensers had laten vermoorden, en sprak daarin zijn smart uit, dat een christelijk vorst zoovele menschen had laten dooden zonder onderscheid van onschuldigen en schuldigen. Bovendien ontzegde hij hem het avondmaal, zoolang zijn handen bezoedeld waren met dat bloed. En toen Theodosius toch de kerk van Milaan wilde binnentreden, ging hem de moedige bisschop tegemoet, verbood hem den toegang en legde hem eene boete op. De keizer erkende zijn schuld en onderwierp zich aan de tucht. Wel is niet te loochenen, dat de heerschzucht dikwijls misbruik gemaakt heeft van dat voorbeeld, maar ook is waar, dat het een grootsch schouwspel was op het einde der 4e eeuw, een Christelijken bisschop den strijd voor recht en barmhartigheid alleen te zien strijden tegen den beheerscher der bijna geheele toen bekende wereld.

De buitenlandsche krijgen der keizers, de burgeroorlogen, de worstelingen om de kroon en vooral de invallen der barbaren hebben de Christelijke liefde dikwijls op proef gesteld. Behalve de gevangenen, in de veldslagen ge­maakt, werden geheele bevolkingen in ballingschap weggeleid, nadat zij hunne woonplaatsen hadden zien met den grond gelijk maken en hunne akkers verwoesten. Die ongelukkigen vrij te koopen achtten de kerkvaders een bewijs der hoogste liefde, een groot werk van rechtvaardigheid, waarvoor men bereid moest zijn alle offers te brengen; want inen ontrukte hierdoor broeders niet alleen aan den dood of de slavernij, maar nog meer aan het gevaar van in de afgoderij terug te vallen; men gaf op deze wijze kiaderen aan hunne ouders terug en burgers aan het vaderland, of onttrok Christelijke vrouwen aan de gruwelen der barbaren. De sommen, die men noodig had hiervoor, verschaften rijke Christenen of men nam ze uit de fondsen der kerk; dikwijls hield men buitengewone collecten voor dat doel. Het kwam zelfs voor, dat menschen vol brandende liefde hun eigen vrijheid opofferden om een man of een zoon terug te geven aan zijn gezin. Clemens Romanus schreef aan de kerk van Corinthe; „Wij kennen er velen onder ons, die zich zelf in banden hebben begeven, om anderen te verlossen. Velen leverden zich zelf in slavernij, en hebben anderen gevoed met den ontvangen prijs." ]5isschop Dionyzius zond in naam van Rome's keik geld naar Cappadocië, om gevangenen los te koopen, die bestemd waren voor den slavendienst. Toen woeste horden uit Numidië het Romeinsche deel van Afrika binnengevallen waren en verscheidene menschen als gevangenen weggeleid hadden, wendden de bisschoppen der provincie zich tot de kerk van Carthago om haar hulp in te roepen. Cyprianus hield toen eene collecte, waaraan armen zoowel als rijken zich haastten te geven. De gevangenen, die de Gothen in Italië maakten, werden vrijgekocht door de Christelijke kerken van het land; Ambrosius gebruikte daarvoor de geheiligde vaten zijner kerk, overtuigd als hij was, dat het meer overeenkwam met den eisch des Evangelies, ongelukkigen aan den dood te ontriikken of aan de ellende of aan de schande, dan eenige sieraden te behouden. Augustinus gaf hetzelfde voorbeeld. Op zijn beurt werd hij tegen het midden der vijfde eeuw gevolgd door den bisschop van Carthago, Deogratius, die, gedurende de invallen der Vandalen de gevangenen loskocht voor den prijs van het vaatwerk, afgezonderd tot den dienst des Woords en der Sacramenten; toen de ongelukkigen weer te Carthago terugwaren en er plaats ontbrak om ze te huisvesten, stelde hij twee kerken tot hunne beschikking, waar hij zelf voorzag in alles wat hun toestand vorderde. Laten wij hieraan toevoegen, dat het niet altijd broeders waren, die men aldus loskocht. Terwijl zij medelijden toonden met alle rampen en de vrijheid van allen eerbiedigden, legden de Christenen zich zelven de zelfde offers op, om vreemdelingen, hoewel heidenen, aan hun vaderland terug te geven uit de hand der Romeinen, wier gevangenen zij waren geworden. Acacius, bisschop van Amida, omstreeks 420, verkocht de vaten dier kerk, om omstreeks 7000 personen, die in de macht van het Romeinsche leger gevallen waren, naar hun land terug te kunnen zenden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 februari 1900

De Heraut | 4 Pagina's

De Kerk van Christus en de armen of ongelukkigen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 februari 1900

De Heraut | 4 Pagina's