GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Toetsing.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toetsing.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

XII.

De Universiteit, zoo betoogt Dr. Kuyper verder, is dienare.sse Gods en heeft te wandelen bij het alzijdig licht dat het Gode belieft over ons te doen schijnen. Maar dat neemt niet weg, dat onze menschelijke beperktheid onbekwaam blijft, om al dat licht in volle klaarheid op te vangen:

Waar en op wat manier God ook spreekt, steeds heeft de Universiteit te luisteren en te volgen. Over de zaak bestaat dus geen verschil: de Universiteit is aan God en aan God alleen te binden altoos en overal waar God zijn Wijsheid, zijn Wil, zijn Ordening openbaar maakt, of door onderzoek kenbaar stelt. Doch herinner u nu, wat ik zoo straks opmerkte, dat onze kennis nooit een voorwerpelijke is, en nooit anders dan een onderwerpelijke zijn kan. Wat ons tó ziet, is niet de zaak zelve, maar nooit anders dan het beeld van de zaak, dat zich afspiegelt op het netvlies van ons oog. Te zeggen: Bind dan eene Universiteit aan de Natuur en de Schriftuur, brengt u dus geen stap verder. Dan toch keert al het vroegere verschil in grondovertuiging terug, want een Roomsche, een Luthersche, een Doopersche, een Ethische, een Gereformeerde, ze zeggen dat allen evenzoo, edoch ze verstaan er allen iets verschillends onder"; en dat verschil oefent zoo beslissenden invloed op elke onderzoeking, zoodra deze met uw beginsel, gelijk het behoort, in verband wordt gebracht, dat er van éénheid van onderzoek bij verdeeling van arbeid geen sprake kan zijn, tenzij ge u vergewist hebt, dat aller subjectieve opvatting van Natuur en Schriftuur, èn in haar onderling verband, èn in haar beteekenis, een gelijke is voor wat de beginselen aangaat. Alleen mannen, die uit de Natuur en de Schriftuur tot éénzelfde levens-en wereldbeschouwing gekomen zijn, kunnen als architecten saam bouwen aan eenzelfde huis.

Hierop antwoordt de heer Lohman:

Het is wederom het beeld van den archi tect, die een huis bouwt. Inderdaad, ware dit de roeping der Universiteit, men zou aan hetgeen daaraan voorafgaat eenige waarde kunnen hechten. Maar niet, als men beaamt hetgeen Dr. Kuyper zelf over het bedoelen eener universiteit heeft geschreven. Niet om een op subjectieve inzichten berustend gebouw, maar om het onderzoek der objectieve waarheid is het te don .

Het bezigen van dit beeld bewijst m. i. dat Dr. Kuyper veel te groote waarde toekent aan „de wetenschap". Evenals ook de Hoogleeraar Rutgers deed, toen hij, blijkens het in de Heraut van 9 Juli voorkomend verslag, zeide dat niet de kerken kunnen „uitspraak doen over de beginselen der wetenschap", maar dat „de gereformeerde mannen zulke beginselen moeten opsporen en vaststellen". In plaats van als nederige arbeiders steeds dieper door-te dringen in de waarheid welke God ons heeft geopenbaard, en die alleen de ware grondslag is en zal blijven van alle onderzoek, wil men de grondslagen van het gebouw door een Senaat of faculteit doen „vaststellen", om dan daarop het gebouw der wetenschap op te trekken. Dat gebouw kan dan door de groep, welke die stichting in het leven riep, als het vast gebouw der gereformeerde waarheid vol bewondering worden aangestaard.

Doch vervalt men daardoor niet in de fout, die men vaak aan de „ongeloovige wetenschap" heeft verweten? Men spot met die „resultaten der wetenschap", welke den eenen dag afbreekt wat zij den vorigen heeft opgebouwd. Maar zullen die resultaten der „geloovige wetenschap" veel vaster zijn ? Hij die bedenkt, hoever nu reeds Dr, Kuyper zelf verwijderd is van het standpunt, ten aanzien van de verhouding van van Kerk en Staat door het Calvinisme ingenomen, zal zeker het zijne daarbij denken. In het wezen der zaak komt ook hier weer de rede en de wijsheid der mensohen in de plaats van de waarheid Gods.

Hier liggen drie problemen aan elkander gestrengeld: i". de verhouding van onze subjectieve kennis tot het te kennen object, 2". de vraag of de wetenschap atomistisch of systematisch moet zijn, en j**. of de gehechtheid aan het verleden klaarder inzicht in de waarheid mag tegenhouden.

Om nu met het laatste te beginnen, verstaan we niet hoe, " een uitspraak van Calvijn of wie ook zijner tijdgenooten, ons ooit zou kunnen beletten, in overtuiging van hen te verschillen, zoo we tot het inzicht komen, dat ze op eenig punt verkeerdelijk de afleiding uit hun beginsel hebben gemaakt.

Er is nooit door ons gezegd, dat de Universiteit voor ons moest gebonden zijn aan de opinie der Gereformeerden, maar aan de Gereformeerde beginselen. Doch natuurlijk, bij die beginselen kan men niet blijven staan. Uit die beginselen moeten allerlei conclusiën worden afgeleid, met het oog op de onderscheiden vraagstukken die zich voordoen.

Wat is nu eisch?

Zoo ge bespeurt, dat in de i6de eeuw zulk een afleiding onjuist is geschied, moet ge dan aan die opinie of aan het beginsel vasthouden?

Natuurlijk aan het beginsel.

En wat steekt er dan vreemds in, dat ook Dr. Kuyper, op eenig punt nagaande of de uitgesproken opinie met het beginsel overeenstemt, tot het resultaat komt, dat dat niet het geval is, en alsnu uit hetzelfde beginsel anders deduceert?

Vreemd toch, ons wordt verweten, dat we ons dienaren van menschen maken; en als de feiten toonen, dat we dit juist niet doen, en zelfs tegenover een reuzengeest als die van Calvijn volkomen zelfstandig staan, dan heet het weer dat we geen recht hadden, op ons standpunt, van Calvijn af te wijken.

Zoo is het nooit goed, en is de stok om ons te slaan, altoos gevonden.

Over het tweede punt twisten we niet.

Wetenschap die niet bouwt, die niet één geheel optrekt, die zich tevreden stelt, met atomistisch steenen te verzamelen en op een hoop te werpen, is geen wetenschap; en a!s Mr. Lohman dat ontkent, helt hij over naar de mechanische school, die nooit door een wetenschappelijk Christen kan aanvaard worden.

Het sporadische, het aphoristische, het atomistische is het begin van het onderzoek. Maar voltooid wordt dat onderzoek eerst, en de proef op de som geleverd, zco deze enkele steenen ineen worden gezet, en alsnu blijkt, dat ze één gebouw leveren.

Moeilijker en belangrijker is de eerste quaestie; de vraag namelijk, of onze subjectieve kennis der dingen ooit het geheel der dingen in absoluten zin dekt.

Dit punt zullen we later in onze conclusies op deze losse aanteekeningen bespreken. Het punt is uiterst gewichtig.

Sta hier alleen de opmerking, dat wie de geschriften van Johannes, Petrus en Paulus naast elkander legt, zich o. i. niet kan onttrekken aan den indruk, dat elk dezer drie apostelen, hoewel ze samen dezelfde objectieve waarheid verkondigden, en dit voor zich zelve doen in volstrekte gewisheid, toch niet driemaal hetzelfde zeggen, maar hetzelfde op andere elkaar aanvullende wijs.

Uit het straks betoogde leidt nu Dr. Kuyper af, dat ook wij Gereformeerden ons eigen standpunt hebben, van waar we de waarheid bezien, en dat we dus, om J saam tot een gemeenschappelijk bewustzijnsleven te komen, niet de één hier, de ander daar moeten gaan staan, maar saam het historisch ons gegeven standpunt hebben in te nemen.

Die eenheid nu van levens-en wereldbeschouwing mag en kan geen incidenteele zijn. De Universiteit verduurt eeuwen, en alzoo is het eisch dat ge een zoodanige eenheid in levens-en wereldbeschouwing aanwijst, die niet het toevallig resultaat is van een tijdelijke over eenstemming, maar wier continuïteit in het volksleven zelf door zijn aard en historie gewaarborgd ligt. Ze moet derhalve gegrepen worden in die scherpbelijnde onderscheidene richtingen, die zich historisch in het volksleven hebben afgeteekend. En uit dien hoofde nu is het, dat voor eene Universiteit de binding aan het woord van God alleen denkbaar is door binding aan de Gereformeerde levensen wereldbeschouwing, of korter gezegd, door binding aan de Gereformeerde beginselen, overmits hierin alleen voor allen saam ligt uitgedrukt aller grondovertuiging omtrent het woord van God dat in Natuur en Schriftuur tot ons komt. Want hieldt ge staande, dat de band aan d de H. Schrift volstond, zoo zoudt ge de Natuur weglaten, en zouden onbeslist blijven al die beslissende vraagstukken, die ik in het eerste deel van mijn betoog, zoo formeel als materieel, u voorhield. Vraagstukken, die, gelijk gezegd, bij een enkele philantropische vereeniging misschien buiten het geding kunnen blijven, maar die met name bij een weten schappelijke stichting aanstonds om oplossing vragen, en bij uiteenloopende oplossing heel uw g Universiteit springen doen.

Dit betoog poogt de geachte schrijver te niet te doen met een grove beschuldiging. Met de beschuldiging namelijk, alsof wij de Gereformeerde beginselen boven Gods Woord stellen:

De schrijver is nu reeds zoover gekomen, dat hij het „woord van God" en de „gereformeerde levensbeschouwing en gereformeerde beginselen" geheel op ééne lijn stelt: „binding van eetu Universiteit aan het woord van God alleen denkbaar' enz.! Het is kras, maar niet te kras. Inderdaad wordt, in de gedachte van Dr. K., het woord van God gebonden aan de Geref beginselen, niet omgekeerd. Wel meenen hij en zijne volgelingen dat zij zelven zich binden aan Gods Woord, maar bij verschil van inzicht daaromtrent beslist ... de meerdere of mindere overeenstemming van dat inzicht met de gereformeerde levensbeschouwing, zooals die zich uitspreekt in zekeren kring.

„De Universiteit verduurt de eeuwen", het zij zoo. Maar „levens-en wereldbeschouwingen", ook die van een volk, gaan soms spoedig voorbij, of worden door andere verdrongen. Als „grondslagen" voor eene stichting van zóo langen duur schijnen zij niet erg vertrouwbaar.

Waar hier de fout schuilt is duidelijk.

Dr. Kuyper sprak in een kring van Gereformeerden, niet op het algemeene terrein des levens waar allerlei overtuigingen bestaan.

In dien kring kon natuurlijk van niets anders sprake zijn, dan van een binden der Universiteit aan de Gereformeerde beginselen. Maar natuurlijk sloot dit niet uit, dat Lutherschen haar aan de Luthersche, Roomschen haar aan de Roomsche, Ethischen haar aan de Flthi-sche beginselen kunnen binden.

Wel cusiveert de heer Lohman het woordeke eene, voor Universiteit, doch dit doet niets ter zake. Vollediger zou het zéker geweest zijn, zoo er gestaan had, dat wij een Universiteit niet anders binden kunnen. Maar in een bepaalden, afgesloten kring is dit op zich zelf allerminst noodzakelijk. Het spreekt van zelf

En wat de beschuldiging betreft, dat wij het Woord van God onder de Gereformeerde confessie zouden stellen, en niet onze confessie, en dus ook de Gereformeerde beginselen, steeds als appellabel aan den Woorde Gods zouden beschouwen, dit is een gratuite aanklacht, die zoo lijnrecht indruischt tegen wat vi^e steeds op alle manier bepleit, verdedigd, verkondigd en op den voorgrond gesteld hebben, dat we heusch geen regel er aan verspillen zullen, om dit nogmaals breedelijk te betoogen.

In het betoog, waartegen Mr. Lohman deze grove, op niets steunende, en door niets gerechtvaardigde beschuldiging inbracht, staat het ten overvloede nogmaals duidelijk uitgesproken, dat het plicht der Universiteit is de juistheid van haar beginselen steeds opnieuw te onderzoeken.

Over den duur der Universiteit volsta de opmerking, dat de levens-en wereldbeschouwing, waarvan hier sprake is, nu reeds meer dan drie eeuwen stand hield, en, zoo ten onzent als in Transvaal, nog steeds in volle kracht blijkt te bloeien.

Er is alzoo geen de minste vrees voor, dat een Universiteit die onze levens-en wereldbeschouwing wetenschappelijk bepleit, fundeert en uiteenzet, geen toekomst voor zich zou hebben.

Zulk een levens-en wereldbeschouwing als de Gereformeerde, heeft met de dagvlinders die in onze 19c ecuwsche scholen rondfladderen, niets gemeen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 februari 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Toetsing.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 februari 1900

De Heraut | 4 Pagina's