GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buiteuland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buiteuland.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Engeland. Een adres van het bestuur der Algemeene Preshyteriaansche Alliantie aan onze Koningin.

Eerst dezer dagen vernamen wij dat de Algemeene Presbyteriaansche Alliantie zich bij gelegenheid van bare troonsbestijging tot de Koningin van Nederland met een gelukwensch gewend heeft. Dit stuk is gedrukt en aan de leden van den bond gezonden. Het stuk is ook geteekend door den voorzitter van de synode van Oost-Friesland, vorst Knyphausen, den moderator van de Gereformeerde kerk in Elzass —Lotharingen, Dr. Piepenbrink te Straatsburg, den voorzitter van de Classis der Gereformeerde kerken in Oost Friesland en Bentheim Ds. Jaeger te Emden, en ook door den president van het moderamen, van den Gereformeerden Bond in Duitschland, hofpredikerBrandesteBückeburg.

Wij ontkenen dezemededeelingaande.ff4/OT'OT. Kirchenzeitung en verwonderen er ons over, dat in dat blad, het zij in het voorbijgaan opgemerkt, Ds. Jaeger genoemd wordt „voorzitter" van de Classis der Geref. kerken van Oost-Friesland en Bentheim, daar de redactie toch weet, dat genoemde kerken naar Gereformeerden trant geen permanent bestuur bezitten.

In het stuk aan onze Koningin, wordt er aan herinnerd, hoe de Presbyteriaansche tak der Gereformeerde kerk zich verplicht gevoelt aan het huis van Oranje en aan het Nederlandsche volk, omdat het in den lijdenstijd die op de reformatie volgde, de Nederlanders waren, waar de Hugenooten van Frankrijk, de Waldenzen van Italië, de Gereformeerden van Schotland, de Puriteinen van Engeland en vele anderen heenvluchtten, om de vervolging te ontkomen en God te kunnen dienen naar de inspraak hunner conscientie. Sedert dien tijd hebben zij zich, zoo luidt het verder, zoo uitgebreid, dat er tegenwoordig 25 miljoen Presbyteriaansche Ge reformeerden gevonden worden. Deze Gereformeerden loopen wel uiteen wat hunne taal aangaat, doch zijn één in hun geloof, hoop en liefde.

Voorts wordt in dit st'ik uitgesproken, dat het tot groote voldoening is van de Presbyteriaansche kerken, dat aan Hare Majesteit, als een lid van de Presbyteriaansche kerkgemeenschap, zulke hooge eer te beurt valt, terwijl de wen-ch er aan wordt toegevoegd, dat wanneer de dagen van haar aardsche rijk ten einde loo pen, God haar de kroon der gerechtigheid verleenen moge die niet vergaat.

Aan dit stuk gaat een bericht omtrent het ontstaan en de yeschiedenisder Alliantie vooraf, dat door den algemeenen secretaris der Alliantie, Dr. G. D. Mathews te Londen, onderteekend is. Wij ontleenen aan dit bericht het volgende: In 1875 kwaw.en eenige broeders samen, met het doel, de Engelsch sprekende kerken in nauwer verband tot elkander en tot de kerken van het vasteland te brengan, om daardoor in staat gesteld te worden, de groote aangelegenheden der kerk door gemeenschappelijk handelen te bevorderen. Men wiliie de broederlijke verhouding, die er jaren geleden bestaan had, herstellen, met zorgvuldige vermijding van alles, wat de betrekkingen der kerken tot hare regeeringen en tot de landen in v/elke zij leven, kon verstoren, en van alles, wat eene inmenging in hare inwendige aangelegenheden schijnen kon.

Sedert werden zeven conciliën gehouden, welke er veel toe bijdroegen, om de vriendschappelijke gevoelens tusschen de predikanten en leden der kerken op te wekken en te be vorderen, om kennis van de toestanden der kerken te verbreiden en om een gemeenschappelijk optreden op het gebied van de zending onder de heidenen mogelijk te maken. Dr. Matthews meent, dat deze gemeenschap van Christenen niet achterstaat bij eene andere kerkelijke gemeenschap, wat de opvoeding van het volk, den broederlijken liefdearbeid en haar geestelijk karakter betreft.

De Ref. Kirchenz. is van oordeel, dat deze „Alliantie van Gereformeerde kerken" voor Duitfchland van groote beteekenis is, omdat zij toont langs welken weg men een eenheid onder de Evangelischen verkrijgen kan, die men zoo noode mist.

Wij kunnen ons niet begrijpen, hoe genoemd orgaan er toe komt om dit uit t^ spreken. De Presbyteriaansche Alliantie is een bond van kerken die den Presbyterialen kerkvorm hebben. De Anglicaansche of Episcopaalsche kerk, Engelands Staatskerk, is daarvan uitgesloten, want aan haar hoofd staat een primus, de Aartsbisschop van Canterbury. De Nederl. Hervormde kerk is echter niet uitgesloten, al is hare organisatie naar het model der Engelsche Staatskerk gevormd, zij het ook, dat de schijn van eene Presbyterialen kerkvorm is bewaard gebleven.

Volgens ons is de fout van de Algemeene Presbyteriale Alliantie hierin gelegen, dat zij als vereenigingspunt der kerken niet de Gerejormeerde belijdenis, maar de Gereformeerde kerkorde heeft gekozen. Daaruit volgt, dat de kerkorde eigenlijk vóór de belijdenis wordt geschoven, alsof het de kerkorde is waarop het voornamelijk aankomt, terwijl de belijdenis van minder beteekenis moet worden geacht. Dit is de orde omkeeren. Immers uit de belijdenis der Gereformeerde kerken omtrent de souvereiniteit Gods en hel Koningschap van Christus vloeit de kerkenordening voort. Of liever, de beginselen waarvan onze Gereformeerde kerkenordening uitgaat, maken een deel uit van de belijdenis der Gereformeerde kerken. Wanneer men daarbij eens naging, hoevele hiërarchische inmengselcn de kerkenordeningen bevatten van de kerken die zich als Presbyteriaansche vereenigen, dan zou men wellicht tot de slotsom moeten komen, dat er van de belijdenis der kerk omtrent de regeering der • kerk het een en ander is losgelaten.

Het komt ons daarom voor, dat de Evangelische Alliantie op beter grondslag staat dan de Presbyteriaansche. Eerstgenoemde vereeniging, die belijders uit alle Protestantsche kerken zoekt saam te brengen, heeft als grondslag van vereeniging een korte formule opgesteld. Ofschoon de Evangelische Alliantie onze sympathie niet heeft, al waardeeren wij haar rusteloos opkomen voor vrijheid van conscientie zeer, meenen wij toch, dat zij op hechter grondslag rust dan de Presbyteriaansche.

Duitschland. Gemis aan piëteit.

In de Allgem. Ev. Luik. Kirchenzeitung vonden we eenige belangrijke artikelen over het onderwerp: „Het aankweeken van piëteit, een levensvraag voor ons volk". Daarin wordt aangetoond, dat men in den tegenwoordigen tijd weinig piëteit onder het opkomend geslacht vindt. Wel streeft men er in deze dagen naar, om de oude monumenten van de bouwkunde recht te doen wedervaren. Men heeft zijn smaak door bestudeering van de werken der ouden gelouterd; men bouwt overal groote musea, men praesteert veel op het gebied van restaureeren en verzamelen; antiquaars en rariteitenhandelaars beleven gouden dagen. Maar de eigenlijke piëteit gaat verloren. Voor eenigen tijd werd dit op een prent duidelijk voor oogen gesteld.

Twee schilders schilderen een en hetzelfde tafereel u't de Bijbelsche geschiedenis; de een in het gewaad van den ouden tijd, knielend voor den ezel, terwijl zijn aangezicht aanduidt hoezeer het onderwerp, dat hij behandeldt, hem aangrijpt, de ander met een. modernen rok aan met een cigaar in den mond, zelfge noegzaam glimlachend. Het verschil van voorheen xn thans is daardoor wel zoo scherp mogelijk voorgesteld, maar daarom niet minder juist.

Op elk gebied is hetzelfde op te merken.

Wat dikwerf hoort men uitspreken, dat er tegenwoordig geen kinderen meer zijn. Dit wijst op een ongezond vroeg rijp zijn, op geblaseerd zijn en op de inpiëteit der hedendaagsche jeugd. Er zijn gelukkig nog uitzonderingen. Maar hoe vroeg willen geheele scharen kinderen mondig en aan de tucht ontwassen zijn; hoe vroeg willen > ij medepraten en toonen dan geen eerbied voor ouderdom noch ervaring! Als men in de groote steden de schoolpaleizen ziet uitgaan, leest men weinig goeds op de aangezichten der leerlingen. In hoevele huizen regeeren niet de ouders maar de kinderen; zelfs op het platteland is het I in dit opzicht niet gelijk het behoort te zijn Het gebod: Eert uwen vader en uwe moeder is nog wel van kracht, doch het heeft zijn majesteit verloren. Dit is niet de schuld van de kinderen alleen, maar ook van de ouders. Reeds dat kinderen spreken van „den ouden heer" en van „de oude vrouw" en aldus studenten naapen, is een veeg teeken. Nu is het niet te ontkennen, dat bijna elke jongen zijn vlegeljaren heeft, maar wat de jeugd in dezen tijd doet zien, is erger dan zekere vlegelachtigheid.

Geen wonder, dat hetzelfde bij de dienstboden openbaar wordt. Zij laten zich niets meer zeggen, zij zien in degenen die over hen gebieden hunne geboren tegenstanders. Wanneer eene dienstbode eenige jaren op dezelfde plaats dient, dan wordt daarover als iets bijzonders gesproken en er worden premies en medailles voor uitgeloofd.

Ook is de gemakkelijkheid, waarmede vele bewoners van het platteland hunne geboorteplaats vaarwel zeggen, om op een zolderkamer, vier trappen hoog, of in een kelder van een groote stad te gaan wonen, een bewijs van gemis aan piëteit!

Men verlaat het dorp waar de kinderen in de vrije natuur kunnen spelen, waar vader en moeder begraven liggen waar de deur van den buurman in tijden van nood openstaat, waar men vrienden in dagen van smart kan vinden, ten einde in de groote steden wat meer te verdienen, maar zedelijk en lichamelijk groote schade te lijden. Ook de bezitters van landgoederen toonen zich weinig geneigd meer, om de voorvaderlijke plaatsen te blijven bewonen, men heeft schier geen piëteit meer' voor de voorvadeilijke erven. En daarom geeft men zoo weinig om de geschiedenis der familie en de traditie. De familiechroniek, die vroeger in den huisbijbel geschreven werd, verdwijnt meer en meer, Hoe weinig weet men dikwerf van zijn grootouders. Men kon er nog wel iets van weten; doch men heeft geen lust om het na te vorschen. Zonder geschiedenis, als het insect van één dag, leven velen voort. Van piëteit geen spoor meer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 oktober 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Buiteuland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 oktober 1900

De Heraut | 4 Pagina's