Gevaarlijk.
Toen de Heraut onlangs wees op de lasterlijke voorstellingen aangaande de helden der Reformatie in een Roomschen Catechismus onder de Chineezen verspreid, werd hierop van Roomsche zijde geantwoord, dat de Heraut zich had laten misleiden door onjuiste couranten-berichten en de aangehaalde woorden wel door een papistenhater zouden verzonnen zijn om de Roomsche zendelingen zwart te maken.
Wij lieten het debat daarna varen, omdat tegenbewijs moeilijk te leveren viel. Een catechismus uit China krijgt men in Europa niet zoo gemakkelijk in handen en dan nog blijft de taal, waarin die catechismus geschreven is, een afdoend bezwaar voor wie het Chineesch niet heeft bestudeerd.
Thans echter wordt ons door vriendelijke hand een Roomsch blad uit Suriname toegezonden De Katholieke Waarschuwer geheeten; een blad dat met bisschoppelijke goedkeuring wordt uitgegeven en dus een officieus cachet draagt, en waarin aangaande de protestanten en het protestantisme allerlei onware voorstellingen worden verspreid, die zeker niet minder erg zijn datf hetgeen indertijd uit den Chineeschèn Catechismus werd meegedeeld.
In No. 21 van den eersten jaargang wordt de tegenstelling tusschen Roomsch en Protestant aldus geteekend:
De Katholiek neemt als grondregel aan de onfeilbare leer der Kerk. — De Protestant verwerpt de Kerk, veracht haar gezag en kent niets dan den bijbel, dien hij uitlegt zooals hij kan en zooals hij wil.
De Katholiek put het christelijk leven uit de zeven Sacramenten der Kerk, en onderhoudt het voornamelijk door het ontvangen van de Sacramenten der Biecht en der Eucharistie. — De Protestant erkent die Sacrementen niet; hij behoudt alleen het Doopsel, en hoe dan nog!...
De Katholiek aanbidt in de Eucharistie Jesus Christus, die er waarlijk tegenwoordig is. — De Protestant ziet daarin niets dan een ijdel zinnebeeld, een stuk brood.
De Katholiek vereert de Allerheiligste Maagd Maria, de Moeder van den menschgeworden God, hij roept haar aan, bemint haar. - ; — De Protestant gevoelt voor haar een onverwinbare verwijdering, die dikwijls gaat tot verachting, tot afkeer.
Hiervan geldt quot verba tot errores.
Wanneer men aan zijn roomsche medeburgers wil meedeelen wat de Protestanten gelooven, dan dient men dit eerlijk en objectief te doen en behoort men daartoe in de eerste plaats na te gaan, wat de Protestantsche kerken in haar officieele symbolen belijden.
Het is onwaar, dat de Protestant „de Kerk verwerpt, haar gezag veracht en niets kent dan den Bijbel". Indien gezegd werd, dat de Protestant de Roomsche Kerk verwerpt en haar gezag niet erkent, dan ware dit juist. Maar nu wordt de indruk gegeven, alsof de Protestant in het geheel geen Kerk kent en bij hem alles is overgelaten aan individueele willekeur. Wat lijnrecht in strijd is met de uitdrukkelijke belijdenis onzer Gereformeerde Kerk (Geloofsbelijdenis Art. XXVIII) „dat alle geloovigen schuldig zijn zich bij de ware Kerk te voegen, onderhoudende de eenigheid der Kerk en zich onderwerpende aan hare tucht en onderwijzing."
Het is onwaar, dat de Protestant alleen den doop als sacrament erkent, want in eiken Gereformeerden Catechismus wordt op de vraag: hoeveel sacramenten heeft Christus in het Nieuwe Verbond ingesteld.? geantwoord : „Twee : den heiligen Doop en het heilige Avondmaal".
Het is onwaar dat de Protestant in het Avondmaal „niets ziet dan een ijdel zinnebeeld, een stuk brood". Want in de Geloofsbelijdenis der Gereformeerde Kerk (Art. XXXIII) staat juist omgekeerd „dat de sacramenteele teekenen niet ijdel noch ledig zijn om ons te bedriegen, want dat Jezus Christus de waarheid van die is, zonder wien wij niets met alles zijn zouden". Terwijl van het Avondmaal zelf gezegd wordt (Art. XXXV): „Zoo feilen wij niet, als wij zeggen, dat hetgene van ons gegeten en gedronken wordt, het eigenlijk en natuurlijk lichaam en het eigen bloed van Christus is."
Het is onwaar, dat de Protestant voor Maria, de moeder onzes Heeren, een onverwinbare verwijdering gevoelt, die dikwijls overgaat tot verachting, tot afkeer. Want al veroordeelt de Protestant de eer, die de Roomsche kerk aan Maria bewijst, hij eert in Maria „de gezegende onder de [vrouwen" en in de Geloofsbelijdenis onzer kerken (Art. XVIII) wordt zij de „gelukzalige maagd Maria" genoemd. Geen geloovig Protestant (en daarvan kan hier toch alleen sprake wezen) heeft ooit de Moeder van Christus veracht of afkeer van haar gevoeld. Ook voor den Protestant geldt het woord, dat al de geslachten haar zullen zalig spreken om de genade, die God haar schonk.
In de dogma's van het protestantisme schijnt deze voorlichter dus al bijster slecht thuis te zijn. En op historisch gebied maakt hij het niet veel beter.
Volgens hem zouden Calvijn, Luther, Zwingli, Hendrik VIII en de andere hervormers op de vraag: wie heeft u gezonden.' nooit een antwoord hebben kunnen geven en daarom de toevlucht hebben genomen tot allerlei bedriegelijke middelen om hun volgelingen te misleiden. Van Calvijn wordt dan het volgende staaltje verteld:
Calvijn wilde eens een wonder doen om de moeilijkheid op te lossen. Ongelukkigerwijze nam hij zijne maatregelen slecht, of liever God verijdelde die. — Hij had een man betaald om zich dood te houden ten einde hem daarna op te wekken. Toen hij, gevolgd door zijne vrienden, bij den gewaanden doode kwam, had Gods rechtvaardigheid zijn medeplichtige getroffen; hij lag wezenlijk dood in zijn bed.
en van Luther niet veel fraaiers:
Luther onstak in .toorn, als men hem het bewijs zijner zending vroeg. Hij antwoordde met den onbescheiden vrager eenige scheldwoorden : ezel, varken, hond, verduivelde turk, en dergelijk liefelijkheden near het hoofd te werpen.
Nu behoeft dergelijke onzin niet weerlegd te worden. Het sprookje van Calvijn's dooden-opwekking is een van die vele lasterpraatjes, waaraan geen enkel ernstig geschiedschrijver gelooft. En dat Luther en Calvijn wel betere antwoorden hebben gegeven op de vraag naar de wettigheid hunner zending dan schijn-mirakels en scheldwoorden, weet ieder, die hun werken kent.
Dat wij op deze uitlatingen van Roomsche zijde wijzen is niet, om daarmede den „papistenhaat" aan te wakkeren of onzen Roomschen collega's, die er als de kippen bij zijn om elke onjuiste voorstelling van de Roomsche leer als „grove onkunde", „moedwillige verguizing" enz. aan de kaak te stellen, met gelijke munt te betalen.
Peccatur intra et extra muros.
Maar wel vestigen wij de aandacht op dit geschrijf, omdat in heidensche landen, waar Protestanten en Roomschen beide arbeiden om Christus kerk door de zending uit te breiden, zulke voorstellingen een groot gevaar opleveren.
Men roept daardoor vooral bij een minder ontwikkelde bevolking hartstochten wakker, die zich ernstig zouden kunnen wreken.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 13 september 1903
De Heraut | 4 Pagina's