GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leesfel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leesfel.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. PosTMiis, Calvinistische Vertoogen. Zwolle, Firma H, Tulp. I906.

Niet om aan te kondigen deze reeds in 1906 verschenen studiën en schetsen van den heer POSTMUS, maar om er, wat tot dusver neg niet is geschied, in De Heraut de aandacht op te vestigen, ga ik er thans over schrijven. Over dat niet aankondigen voel ik mijzelf allerminst veroordeeld, want toen zij verschenen, was ik er nog niet met mijn Leestafel; maar sedert ik er met mijn Lsestafel ben, wekt het mijn onlustgevoel, dat een calvinistische periodiek als De Heraut op deze calvinistische vertoogen de aandacht harer lezers nog niet heeft gevestigd.

Beter laat dan nooit; en te laat is het nog niet om voor dit voorname werk uit onzen kring en in onzen geest de opmerkzaamheid te vragen. Lezers, die het nog niet kennen, zullen zich daardoor wellicht gedrongen gevoelen er kennis mee te maken, en die het kennen en er de gelukkige bezitters van zijn, de kennismaking er mee te hernieuwen. Het werk des heeren POSTMUS toch is een van die boeken, die men niet maar-eens leest, om er dan verder niet meer naar om te zien; die men, blij, dat je het kwijt bent en er iemand een pleizier mee kunt doen, cadeau geeft; maar het is een van die boeken, die men houdt, omdat ze blijvende waarde hebben; die men nu en dan weer opslaat om er weer in te lezen.

„De opstellen, die ik hierbij den Lïzer aanied, heb ik gemeend te kunnen vereenigen nder den titel Calvinistische Vertoogen.”

Aldus de heer ooraf. POSTMUS in zijn Een woord

Waarom ook niet? Vele auteurs, die geen alvinisten waren, verrijkten of vermeerderden lthans onze vaderlandsche litteratuur rcetnietf ook anti-calvinistische vertoogen, waarom ou deze auteur, die wel calvinist is, zijn verandelingen op het gebied van de historie en er letteren niet mogen aandienen als calvinisische vertoogen?

En daarbij komt nog, dat deze verhandelingen etterdaad aanspraak mogen maken op den aam van vertoogen. Zij toch betoogen, bewijzen an uit de calvinistische, de gereformeerde beinselen, wal op de twee bovengenoemde gebieen als juist en waar moet gelden.

„Mijn boek uit liefde geboren, versterke en ekke ook liefde, in de eerste plaats voor het EREFORMEERDE TVPK in onze Historie en Let-

teren, “ zoo zegt de geachte scarij ver. en het wil mij voorkomen, dat hij met dit zijn boei: dezen zijn wensch bij vele zijner lezers zal zien

hprcikt De inhoud van dit boek bestaat uit twee

Het eerste deel geeft aM opstellen en wel: Humor; de strijd om het Wilhelmus; van eene opseraapte Calumnie ende verdichte Logen; Nicolaas Beets; Historie en Fictie; een valsche Munter 1; van 't Straatgezang; van Jeugd-en jongelingschap.

Het tweede geeft drie opstellen en wel: /a^(? * Cats; Constantijn Huijgens; Willetn Bilderdijk.

Voorts is het werk versierd met de drie portretten van deze vaderlandsche schrijvers en eindelijk in een „Aanhangsel" nog verrijkt met twee brieven van CATS, „voor enkele j iren te Middelharnis uit familie-papieren ie voorschijn gekomen; " „te goed om in vergetelheid tebli] ? en sluimeren, " zooals de heer POSTMUS het in ietwat zonderlinge beeldspraak op p. 483. zegt.

De lezer heeft reeds bespeurd, dat de eerste helft van het boek een zeer bontgekleurd geheel van heterogene onderwerpen vormt. Toch zit er meer eenheid in, dan men oppervlakkig zou vermoeden. Zondert men het eerste opstel uit, dan beweegt de geachte schrijver zich hier op de gebieden der historie en der letteren, en ligt de hoogere eenheid in het gereformeerde beginsel, dat hem hier richtsnoer van beoordeeling is.

Met dit al zou ik het opstel over Humor, waarin gewezen wordt op „een tekort in Humor in onze nieuwere en nieuwste litteratuur; " waarin de schrijver toont op de hoogte te zijn van de rijke litteratuur over dit onderwerp; en hij waarin zoo vele geestige en rake dingen zegt, niet gaarne missen.

In dat over: den strijd om het Wilhelmus is POSTMUS, die reeds in 1900, bij J-H. KOK te Kampen, zijn HET WILHELMUS in het licht gaf, in zijn kracht. Men weet, hoe juist naar aan leiding van deze studie een breede litteratuur over dit onderwerp verscheen. Welnu, in „den strijd om het W." is dan ook de geleerde die detail studie gemaakt heeft, en dus zijn onderwerp volkomen beheerscht, aan het woord. Wie over de betrouwbaarheid der Valerius wijs; het auteur schap der woorden; de beteekenis van het W. als volkslied inlichtingen verlangt, kan hier terecht.

Het derde stuk gaat over: (de) opgeraapte Calumnie ende verdichte logen waaraan de brouwer HULFT zich tegenover Ds. TpaoLAND had schuldig gemaakt en waarvan VONDEL zoo gretig gebruik had gemaakt toen hij kwaadaardig op den Amsterdamschenpredikant dichtte:

Omdat de Rynsche muskadel Met al het suyver nat Van 't Heydelbergsche vat Trekt in zijn neus...

De verschijning van BEETS’ Laatste Bundel, „Nog eens Winterloof" en „Dennennaalden, , en die van de, ook door POSTMUS als belangrijk en voortreffelijk geprezen, biographie van P. D. CHANTEPIK DE LA SAUSSAVE V3.-a Nicalaas Beets gaven onzen auteur zijn vierde, hoogst lezenswaardig opstel in de pen, Lezenswaardig'ook voor de kennis van de verhouding van BEETS tot DA COSTA en GROEN.

Ook hier trof mij o. m. naar aanleiding van het: „Bij Grosn's open groeve geen lied", op p. 79, de niet ongeestige en zeer rake opmetkiDg van POSTMUS op de volgende bladzijde: „Oas deert ook dit doen door laten niets. De „Muze van Baets" wilde wellicht bescheidenlijk de Muze der Historie te gelegener tijd het woord geven, of laten...?

Historie en Fictie is een verhandeling over, wat men onder dezen titel niet zoo dadelijk vermoedt, den bekenden roman van Lodewijk Mulder: Jan Faessen waarvan, na bijna veertig jaren, nog in 1904 een zevende druk verscheen, èn over den historiscben roman in bet algemeen. Het gaat er over „wanneer de phantasie zich in dienst stelt der historie. Als historie tnjictit in bond trachten te treden; wanneer wat men noemt „de historische roman" ontstaat" (p.83).

Dit is een vertoog waarvan ik de lezing en bestudeering inzonderheid aan schrijvers en schrijfsters van historische romans en novellen onder ons bijzonder kan aanbevelen.

Nog minder dan bij dit opstel verraadt de titel van het volgende: Een valsche munter ? zijn inhoud. Die inhoud is een, mijns inïiens, welgelukt betoog tegenover Dr. C. B. HYLKEMA, dat JAN LUYKEN, in zijn tweede periode, op geestelijk gebied een valsche munter zou zijn geweest. Dat hij, onder den schijn van christelijke mystiek, in zijn hart een Spinozist geweest is.

Met ’t Straatgezang breekt Postmus een lans voor een goed volkslied. „Een waarachtig religieus volk zal een óok op straat zingend en goed zingend volk zijn." p. II8.

Met Over Jeugd en Jongelingschap, zijn wij weer op geheel ander terrein. Onder dezen titel brengt de auteur zes opstellen onder dak van niet geringe paedagogische waaide. Wat hij daarin zegt over kinderlectuur, over het „neutrale" onderwijs in de vaderlandsche geschiedenis, in de litteratuurgeschiedenis en over nog veel meer, zij aanbevolen aan mannen van het vak; ook aan onze christelijke onderwijzers.

Het tweede deel der Calviniitische vertoogen geeft, zooals ik reeds opmerkte, monographieën over Cats, Huygens en Bilderdijk, Ook hitrin toont de litterator POSTMUS zich volkomen op de hoogte van de onderwerpen, die hij behandelt.

Het opstel over Cats, den lang miskende, maar nu weer gerehabiliteerde; over „den geretormeerden »ö//^Michter bij uitnemendheid, die wist op muziek te zetten de woorden zonder lied — om een bekend zeggen te varieerea — die de Calvinistische schare zich toch als een hymne bewust was"; — brengt u op de hoogte van al wat in denjongsten tijd over dezen dichter is geschreven; zal veel wat in sommige beschouwingen over hem verkeerd en verouderd is kunnen wijzigen en vermag in de lezing zijne werken weer lust te doen krijgen.

En eenzelfde beheersching van zijn stof toont POSTMUS ook in zijn studie over CHRISTIAAN HUYGENS, al merkt ge ook, dat deze calvinis tiscbe dichter hem minder sympathiek is dan de volksixuxXtx Cats.

En eindelijk het opstel over Bilderdijk, Het is maar: Eene inleiding, want het eindigt bi Bilderdijk^ in ballingschap gaan. Maar dit fragment van de biographie is mst zooveel zorg en liefde bewerkt, dat gij met Postmus haakt naar ds vervulling van zijp wensch, dat het hèm nog eens gegeven mag worden „te contetfeilen ten voeten uit, den unus vir; den grooten een zame, „Ie solitaire", dien we liefhebben met zoo groote liefde, omdat ondanks alles bij hem begint de herleving van land en volk" (p. 482)

De beoefenaar van de Nederlandsche letter kunde zal deze drie opstellen over Cats, Huygens en Bilderdijk niet dan zonder eigen schade ongelezen laten.

Ook buiten onzen kring vonden de Calvinistische Vertoogen, niettegenstaande POSTMUS, al is hij ook allerminst partijdig, op iedere bladzijde toont van welken geest hij is, hooge waardeering.

Natuurlijk is in onzen kring èn om de superioriteit van het werk èn om de congenialiteit van het beginsel de waardeering dubbel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 april 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Leesfel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 april 1908

De Heraut | 4 Pagina's