GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. Eene merkwaardige belijdenis van een modern predikant.

In bet 'door Prof. Baamgarten geschreven blad Evangelische Freiheti, stond in het & ^tember-oammer een artikel, onder den titel van: „Een smartdijke bel^enis, " dat wij onder de aandacht onzer lezers willen brengen. Het luidt aldus:

„Het was in de stille week. Ik bereidde mij voor de prediking op Goeden Vrijdag voor. Ik spande mij zeer in, want ik gevoelde, dat de verantwoordelijkheid van een prediker op dezen dag bijzonder groot is, en ik betoogde, dat Jezus niet slechts een groot propheet geweest was, die voor zijn overtuiging in den dood'ging; dat Hij ook niet slechts een held was, die moedig stierf; maar dat wij dieper moesten graven, en d^t eerst in de woorden: „voor u, " het geheim van Zijn dood openbaar werd. Want eerst het Kruis heeft ons een religie van het hart en van het geweten gegeven; eerst het Kruis heeft ons het vaste geloof aan een genadigen God, den vrijen toegang tot den Vader geschonken, en heiligende en vernieuwende krachten komen van het Kruis tot ons. Zonder het Kruis geen vrede in leven en in sterven. En terwijl ik dit alles nederschreef, was ik met mijn geheele hart er bij. En op den kansel gevoelde ik een blijdschap, gelijk men deze slechts op de hoogtepunten van het ambtelijk leven ervaart. Het was zeker niet de zuivere leer die ik verkondigde, maar het was toch ook zeker niet „seichte Aufklarerei." De prediking gaf inderdaad iets en hetgeen zij miste aan rechtzinnigheid, werd aangevuld door de warmte eener eerlijke overtuiging. Zoo ging ik — in waarheid zonder ijdelheid, maar met een verruimd hart v^n den kansel.

Maar ik had mij ten zeerste bedrogen. In huis zag ik aanstonds aan mijne vrouw, dat mijn prediking baar niet bevredigd bad. En toen ik haar daarnaar vroeg, gaf zij dit ook toe. De hoofdzaak had zij gemist. Den dag te voren had ik bij de avondgodsdienstoefening uit een stichtelijk boek voorgelezen: „Den toorn Gods, de angsten der hel heeft de Heilige Gods moeten ondergaan voor de verlossing der wereld. Want God wierp ons aller zonden op Hem; Die geen zonde gekend heeft, werd zonde voor ons gemaakt, zoodat hij een vloek werd voor ons. "Het Lam Gods heeft het offer gebracht voor de verzoening der wereld."

Dat had haar hart goed gedaan, dat was de rechte toon, die op Goeden Vrijdag moest aangeslagen worden; zoo had zij het van haar jeugd af gehoord; dat was in haar vleesch en bloed overgegaan; wat ik daarvoor geboden had, was voor haar iets halfs, mats, waarvan zij een afkeer had. De zwaarte der oude dogmatiek was er niet.

Ik kan anders goed critiek verdragen, maar deze critiek heeft mij veel leed gedaan. Immers op eens zag ik een kloof tusschen de oud-geloovigen en mijn eigen vroomheid gapen. Ik zeg opzettelijk vroomheid. Tot hiertoe had ik altijd de stelling verdedigd: Het onderscheid tusschen het „oude" en het „niéuwe" geloof was slechts een onderscheid in de theologie; de vaten hadden maar een verschillenden vorm, de inhoud was ten slotte dezelfde. Nu was het mij duidelijk geworden, dat dit niet waar is. Het onderscheid gaat dieper; het betreft den inhoud. Het ligt niet alleen op het terrein der Theologie, het strekt zich ook uit tot het gebied der religie. Het raakt het hart. Op gewone Zondagen komt dit zoo niet uit; wellicht merkt men het niet, of een prediking over vredelievendheid of standvastigheid, door een rechtzinnigen of een modernen predikant gehouden wordt. Het moet immers het hoogste zijn, wat de prediker levert, wanneer het theo logisch standpunt van den leeraar geheel niet uitkomt, en hij „zuivere religie" biedt. Dat is zéér mooi. Maar laat iemand het mij eens op Goeden Vrijdag voordoen! En wanneer ik dan in werkelijkheid slechts godsdienstige gedachten bied en alle Theologie Vermijd, dan wordt mijne prediking voor de oudgeloovigen waardeloos; want deze willen Theologie hooren — wijl hun deze Theologie een stuk religie geworden is. En zoo heeft mij de laatste Goede Vrijdag tot de erkenning gebracht, dat men wel zeer fraai over het onderscheid tusschen Theologie en religie praten kan, maar dat men in der daad deze onderscheiding niet kan handhaven; want in waarheid is hier een verschil in het godsdienstig leven. Of ik aan een God geloof, die den menschen eerst genadig is, sedert zijn toorn door het bloedige offer van Golgotha gestild is, of dat ik een God belijd, wiens genade van eeuwigheid tot eeuwigheid heerscht, dat is niet een Theologisch vraagstuk, maar een vraag die de vroomheid des harten raakt. Want God is in beide gevallen een andere God en daarom moet ook in beide gevallen de verhouding tot God — d. w. z. de religie — anders zijn. Als de dood van Jezus een daad der hoogste liefde is, waardoor mijn hart wordt gewonnen, of wanneer de dood van Jezus een voldoening aan God is, waardoor de straf mij wordt kwijt gescholden, dit maakt, dat ik tegenover den persoon des Heeren in geheel andere verhouding kom te staan. Dit is smartelijk, want er komt daardoor een diepe kloof tusschen de ouden en nieuweren. Zeker beseffen wij dit niet zoo, omdat wij de banden die ons aan het verleden verbinden, te zeer gevoelen; maar wij kunnen het den oud-geloovigen niet kwalijk nemen, wanneer zij onze prediking onvoldoende achten; zij kunnen bij ons niet vinden, wat zij zoeken.

En dan deed ik nog een andere smartelijke ervaring dien Goeden Vrijdag op; namelijk hoe men in de gemeente alleen staat. Ik neem het mijne vrouw niet kwalijk, dat ik haar op Goeden Vrijdag niet kan stichten. Ik waardeer het integendeel, dat zij vasthoudt aan hetgeen haar behoefte des harten is. En tegenover baar kan ik mij telkens weer uitspreken. Maar de andere gemeenteleden! Wanneer zij zich een oordeel over de prediking gevormd hebben, dan is het met het oog op de gesteldheid der gemeente te denken, dat zij daarover dezelfde gedachten gehad hebben als mijne vrouw. Maar dan stel ik mij de bange vraag: Hoc zal ik op feestdagen nog prediken? Al kies ik met omzichtigheid, en zoo teeder mogelijk, mijne woorden, ik „voldoe" toch niet. Op gewone Zondagen gaat het goed, maar op de feestdagen met hunne heilsfeitenl Men kan toch niet tegen zijn geweten handelen. En zulke woorden ge bruiken, dat ook de oud-geloovigen tevreden zijn, terwijl ik voor mij er een anderen zin aan geef, neen, dat kan ik niet. Het vraagstuk is ook niet opgelost wanneer men zegt, de orthodoxen moesten van gevoelen veranderen. Zouden wij ook van gevoelen willen veranderen? Ja, wanneer onze gemeenten zoo ver gevorderd waren, dat zij uit elke preek iets stichtelijks ontleenden, en dan te huis in alle stilte aanvulden wat zij in de kerk hebben gemist I Maar zoo ontwikkeld zijn onze gemeenten bij lange niet. Ia hare oogen zijn de predikers er voor, om alle godsdienstige behoeften te bevredigen. En op een dorp is slechts één predikant.

Wanneer mijne ambtsbroeders dit lezen, zal menigeen zeggen: „Dat zijn de zangen van iemand die begint; dat gaat met de jaren, als de rijpheid en de ervaring komt, wel beter." En ik zie ben welbewust glimladien, en vóél hoe mij vaderlijk op den schouder geklopt wordt. Maar daar ben ik niet mede klaar. Toen ik een begbner was, meende ik, dat het niet moeilijk was, om met de oud-geloovigen tot overeenstemming te komen. De onderscheiding tusschen Theologie en religie loste alle moeilijkheden op. Maar nu ik geen beginner meer ben, sta ik met een gevoel van smart voor een moeilijk vraagstuk en ik vind geen oplossing."

Wij houden dezen brief voor zeer leerrijk. Hij behelst een ernstige waarschuwing. Ook in onze kringen is een neiging tot verfliuwing der grenzen niet te loochenen. De Duitsche liberale of moderne predikant is een voorstander van de ethische verzoeningsleer. Hij verwerpt de z.g. juridische verzoening. De liefde Gods, in Christus' Kruis geopenbaard, moet tot wederliefde nopen, wordt aan de eene zijde geleerd; de Christus is aan het hout des Kruises gestor* ven, om de schuld zijner kerk te betalen, leert men van rechtzinnigen kant, op grond der belijdenis. Zij die deze verschillende leeringen houden, en daaruit leven, kannen op het terrein der religie niet samengaan. Tot deze ervaring kwam de moderne Duitsche predikant, wiens artikel wij vertolkten, en is er iets redelijks tegen zijn betoog in te brengen?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 november 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 november 1910

De Heraut | 4 Pagina's