GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Reeds de onderstelling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reeds de onderstelling

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Reeds de onderstelling, waarvan D5. Wijers uitgaat, dat de Indische Staatskerk als een schijnkerk te beschouwen zou zijn, komt ons, zoo schreven we, minder juist voor. De eenige grond, dien Ds. Wijers hiervoor aanvoert, is dat de predikanten dezer Kerk door de O «verheid benoemd worden en een zelfstandige kerkelijke organisatie ontbreekt. Nu is zeker deze staatsinmenging in de zaken der Kerk sterk af te keuren, en dat het karakter der Kerk daardoor ernstige schade lijdt, spreekt wel van zelf. Maar men vergete niet, dat aanvankelijk in de meeste Kerken der Reformatie de 0/erheid eigenlijk alles in de Kerk te zeggen had; dat èn in Duitschland èn ia Zwitserland van eenige zelfstandigheid der Kerk geen sprake was; dat deOi^erheid niet alleen de predikanten benoemde en verplaatste^ maar ook de tucht oefende en zelfs de armenzorg geheel aan zich trok; en dat toch niemand zal zeggen, dat deze Pfotestantsche Kerken daarom schijnkerken zijn geweest. Integendeel, we eeren deze Kerken nog altoos als ware Christelijke Kerken, al zijn we voor de gebreken, die haar aankleefden, niet blind. Nu zijn zeker de gevallen niet volkomen gelijk, in zooverre de O irerheid destijds publiek belijdenis deed van de Frotestantsche religie, terwijl de O/erheid die de Indische Staatskerk in het ieven riep, een neutraal karakter droeg. En evenzeer maakt hier onderscheid, dat deze vroegere Protestantsche Kerken een kerkelijke belijdenis hadden, waaraan de predikanten gebonden waren terwijl de Indische Staatskerk zulk een belijdenis mist. Maar ook al maakt dit zeker een groot onderscheid, het argument dat een Kerk, die door de Otrerheid min of meer geregeerd wordt, daarom reeds een schijnkerk zou moeten zijn, is zeker niet juist. Een schijnkerk is een vereeniging of instituut, dat zich wel een kerk noemt, maar geen de minste realiteit van een Christelijke Kerk mear in zich heeft. Een doop, door een schijnkerk bediend, zou ook niet meer als christelijke doop erkend mogen worden. En we betwijfelen of Ds. Wijers zoover zou durven gaan, van degenen, die in de Indische Staatskerk gedoopt zijn, als ongedoopten te beschouwen. Natuurlijk zeggen we dit niet, om daarmede den bestaanden toestand in de ladische Staatskerk ook maar eenigszins goed te pleiten. Volgens ons Gereformeerd Kerkrecht behoort de roeping en uitzending van predikanten niet door de Oiretheid, maar door de Kerk zelf te geschióien, en vooral wanneer de Oi^erhetd een neutraal standpunt inneemt, is zulk een bemjeiing van de Overheid met de zaken der Kerken ongeoorloofd. Maar hoezeer de S aatskerk in Indië ons daardoor voorkomt een verbasterde en gedeformeerde kerk te zijn, toch is een gedeformeerde kerk daarom nog geen schijnkerk. Zelfs een lichaam, dat geheel krank is, is daarom nog geen schijnlichaam geworden.

Maar al laten we dit vraagstuk verder rusten, van meer belang is de vraag, hoe Ds. Wijers zich voorstelt, dat nu uit deze „schijnkerk" weer een ware kerk moet worden geboren. Naar het ons voorkomt, kan die vraag op Gereformeerd standpunt niet moeilijk te beantwoorden zijn. Historisch beschouwd is er in Indië eeuwenlang een Gereformeerde Kerk geweest, die op den grondslag der Gereformeerde belijdenis heefc gestaan en met de Gereformeerde Kerken in Nederland ten nauwste verbonden was. Wil men dus de Christelijke Kerk in Indië herstellen, dan behoort de lijn der continuïteit te worden opgezocht en deze Gereformeerde Kerk weer te worden hersteld. En tot hetzelfde resultaat komt men, wanneer men let op de personen, uit wie deze Kerk moet worden opgebouwd. Immers deze personen, die nu tot de ladische Staatskerk worden gerekend, zijn voor het overgroote deel Europeanen, die uit Nederland af komstig zijn, daar reeds tot een protestantsche Kerk behoord hebben en, voor zoover ze waarlijk geloovig zijn, ook met de belijdenis dier Kerk hebben ingestemd. Willen ze in Indië zich nu weer opnieuw tot een Kerk vereenigen, dan spreekt het ook vanzelf, dat ze beginnen met deze belijdenis weer aan hun kerkelijk instituut ten grondslag te leggen. Gesteld dat een groep kolonisten naar Zuid-Amerika gaat en daar een kerk institueert, dan zal niemand er aan denken, dat ze nu een andere belijdenis gaan opstellen. De Engelsche kolonisten in Amerika hebben de belijdenis der Engelsche Kerk meegenomen, de Duitsche kolonisten de Augsburgsche confessie, de Nederlandsche kolonisten de drie Formulieren van Eenigheid. Evenzoo is geschied in Zuid-Afrika, waar èn de Dopperskerk èn de Nederduitsch Gereformeerde Kerk de belijdenisschriften der Gereformeerde Kerken in Nederland als akkoord van kerkelijke gemeenschap hebben aangenomen. En ons is althans niet één kerk bekend, onder kolonisten ontstaan, die aan het'feit, dat men in'de kolonie een nieuwe Kerk stichtte, het recht ontleende om ook een nieuwe belqdenis op te stellen of de belijdenis der Kerk, vanwaar men was uitgegaan, door een andere belijdenis te vervangen. In alle landen, waar dusver kolonies werden gesticht, was regel, dat de kolonisten ieder naar de Kerk, vanwaar hij was uitgegaan, zich saamvoegden tot een Kerk, die de oorspronkelijke belijdenis der moederkerk behield. Natuurlijk niet, alsof latere wijziging in die belijdenis daarom niet geoorloofd zou wezen. Maar het uitgangspunt was, dat men dezelfde belijdenis aannam. Hoe kon dat ook anders? Toen men uit het moederland vertrok, had men in die belijdenis de uitdrukking gevonden van zijn geloof, en omdat men in een nieuw land zich vestigde, kon de inhoud van dit geloof toch niet veranderd wezen. Moeilijkheid was er alleen, wanneer, een enkele Gereformeerde kwam te wonen in een land, waar alleen de Luthersche Kerk, of een Luthersche waar alleen Gereformeerden gevonden werden. Maar in de practijk loste men deze moeilijkheid op, niet door d-sn de Gereformeerde of Luthersche belijdenis af te schsffsn, maar door zulk een „senling" als bijwoner in de Kerk op te nemen en hem behoudens zijn geloofsovertuiging tot de gemeenschap der Kerk toe te laten. Als „7, usterkefken"kan men dat doen zonder zijn eigenaardig karakter in te boeten.

Ds. Wijers meent daarentegen, dat de geioovigen in ladië zich behooren te vereenigen op den grondslag van de Apostoli.-.che Geloofsbelijdenis, waaraan dan nog twee artikelen moeten worden toegevoegd, nl. I. dat de Heilige Schrift Gods onfeilbaar Woord is als regel voor geloof en wandel, en 2. dat het bloed van Gods eengeboren Zoon ons reinigt van alle zonde. Ieder, die het met deze belijdenis eens is, behoort dan bij deze Algemeene Indische Kerk zich aan te sluiten, en zoo zou een Cnristelijke Kerk in ladië ontstaan, die alle geloovigen kan omvatten. Later zou deze belijdenis dan desnoods kunnen uitgebreid worden, maar het uitgangspunt van de nieuwe ontwikkeling zou in de Apostoli'che Geloofsbelijdenis moeten liggen.

Nu begrijpen we zeer goed, dat onze hooggeschatte broeder, wiens ruim hart we kennen en die liefst alle geloovige Christenen weer in één Kerk zou vereenigen, m^ent dit niet beter te kunnen doen dan door terug te keeren naar het „algemeen Cnristelijk geloof", dat nog tioor ieder Cliristen beleden wordt. Maar hij is aan den anderen kant toch te goed Gereformeerd om niet te gevoelen, welke ernstige bezwaren aan dit standpunt verbonden zijn. O k in Europa heeft dezelfde drang van het broederhart er telkens toe geleid om te zeggen: schaf toch alle afzonderlijke geloofsbeiijdenissen af en keer terug tot de oorspronkelijke belijdenis der Christelijke Kerk, waarmee alle Christelijke Kerken het eens zij«. Maar de practijk heeft geleerd, dat die op niet anders neerkwam, dan dat nsast de vele Kerken nog weer eennieuwe K rk ontstond, die zich nu de „algemeene Kerk" noemde, maar in werkelijkheid niets d, i'.i een nieuwe secte was. En evenmin als dit ideaal in Europa kon verwezenlijkt worden, zal het in Indië te verwezenlijken zijn. Trouwens, te begeeren zou dit ook niet we^en, want dan zou de Kerk in Indië moeten terugkeeren naar de eerste periode der naïveteit, toen het Christelijk geloof nog in zijn kinderjaren verkeerde. Onder de leiding des Heiligen Geestes heeft de K.'rk al die eeuwen steeds rijker en voller de waarheid ingedacht en beleden. Door strijd en worsteling met allerlei in de Kerk opgekomen ketterij is het inzicht der Kerk in de waarheid verdiept en is haar belijdenis dientengevolge verrijkt geworden. Hier geldt het woord des Apostels: toen ik een kind was, sprak ik als een kind, maar nu ik een man geworden ben, heb ik teniet gedaan wat eens kinds was. Hoe zal men dan de Kerk in Indie weer als een ki : d laten optreden.' Men zou daarmede miskennen heel den arbeid der Christelijke Kerk van twintig eeuwen, heel den wasdom en groei, dien de Heilige Geest haar geschonken heeft, om weer te keeren tot de „-erste beginselen". Gesteld nu zelfs, dat men dit wilde op missionair gebied, waar mun te doen had met bekeerden uit de heidenen, dan zou daartegen toch het bfzwaar moeten worden ingebracht, dat de Kerk, die het Evangelie predikt aan deze Heidenen, hun toch den vollen schat der waarheid heeft mede te deelen, dien ze van G}d ontvangen heeft. Maar wanneer men een Kerk institueeren wil uit Europeanen, die toch meeleven in den strijd der geesten van onzen tijd, die zelf reeds met de verschillende richtingen op religieus gebied in aanraking zijn gekomen en een eigen overtuiging bezitten, hoe zal men dan al deze Christenen in éen kerk vereenigen kunnen op grond van de Apostolische geloofsbelijdenis.' Als morgen een roomsche zich aanmeldt, zal men hem moeten ontvangen, want deze Apostolische geloofsbelijdenis wordt ook door hem aanvaard. Als een Baptist toegang vraagt, zal het hem niet kunnen worden geweigerd, want deze geloofsbelijdenis zal ook hij onderschrijven. E ven zoo zal moeten geschieden met een Arminiaan, een voorstander der Apostolische kerk, een Sabbatist, een Darbist, die alle ambten verwerpt, een Kwaker, die van geen sacramenten weten wil. Al deze geloovigen, die elk op zijn beurt met deze belijdenis zullen instemmen, zouden dan in deze Algemeene Christelijke Kerk worden opgenomen, en ze zouden geen dag bij elkander zijn, of het zou een Babel van verwarring worden, waarin ieder zijn eigen zin zou willen doorzetten. En nu zegge men niet, dat we overdrijven, want dat in de practijk toch zeker geen Roomsche zich bij deze Kerk zou aansluiten. Zeker is dit juist, maar daaruit blijkt dan ook, dat zulk een Algemeene Christelijke Kerk nooit te realiseeren is. Men zou dan de rijke historische belijdenis zijner Kerk hebben prijsgegeven om tot de eerste beginselen weer te keeren, zonder daarmede een stap verder te zijn gekomen tot de realiseering der algemeene Christelijke Kerk, en het gevolg zou alleen wezen, dat men een klein groepje van protestantsche geloovigen verzamelde, onder wie dan toch al spoedig weer verschil van meening zou ontstaan, juist omdat een duidelijk geformuleerde belijdenis ontbrak.

Het is op dien grond, dat v/e zeer ernstige bezwaren hebben tegen de wijze,

waarop Ds. Wijers de Indische Kerk weer herstellen wil. We kennen hem te goed, om niet te weten, dat brj deze voorstellen hem een hart beweegt, dat brandt van ijver, om ook in Indie de Kerk des Heeren weer tot rijker openbaring te brengen. Maar hij zal het daarom ook dulden, dat we in Holland, met al den eerbied voor de warmte en innigheid van zijn overtuiging, toch een broederlijke critiek oefenen op zijn voorstellen.

Dit is te meer noodig, omdat Ds. Wgers deze plannen niet alleen openlijk in zijn blad aanbeveelt, maar omdat hij reeds actief is opgetreden om deze plannen tot uitvoering te brengen, Op Temang goeng, een twintig uren sporens van Batavia gelegen, bevonden zich enkele geloovigen, die dusver onder toezicht stonden van de Gereformeerde Kerk te Batavia en vandaar de bediening des Woords en der Sacramenten ontvingen. Deze geloovigen hebben zich thans op raad van Ds. Wijers als Kerk geïnstitueerd, de Apostolische geloofsbelijdenis als grondslag aangenomen en den naam van Algemeene Christelijke Kerk gekozen. Het recht van deze geloovigen om dit te doen, betwisten we formeel niet, ook al betreuren we het, dat, niet leden der Indische Staatskerk, maar leden, die blijkbaar tot de Gereformeerde Keik te Batavia behoorden, tot zulk een eigenmachtige daad zijn overgegaan. Dat deze nieuwe Kerk in geen kerkverband staat met de Gereformeerde Kerken spreekt wel vanzelf. Het kerkverband berust op eenheid van belijdenis, en waar die eenheid van belijdenis ontbreekt, is geen keikvcrband mogelijk. Er mag met deze broeders een zekere geestelijke gemeenschap bestaan, gelijk men die met alle geloovigen gevoelt, maar een kerkelijke gemeenschap is er niet. Wie den naam van Gereformeerde Kerk aflegt en de belijdenis der Gereformeerde Kerken loslaat, kan met de Gereformeerde Kerken niet in kerkelijk verband staan. Wat Ds. Wijers opmerkt in de jongste Getuige, dat deze Kerk toch een belijdenis heeft, die elke Gereformeerde onderschrijven kan, ook al is die belijdenis „iets ruimer" dan die der Gereformeerde Kerken, is juist, maar bewijst niets. Niet alleen de Gereformeerde, maar elk Christen, ook een Roomsche, een Luthersche, een Baptist, kan deze belijdenis onderschrijven, en daarom kan op deze algemeene belijdenis nooit het kerkverband als grondslag rusten. Want dan zou deze nieuwe kerk met alle Christelijke kerken in kerkelijke gemeenschap staan, wat een dwaasheid zou wezen. Ook het beroep van Dr. Wijers op Artikel LXXXV onzer Kerkenorde, dat men in middelmatige dingen de buitenlandsche Kerken niet verwerpen zal, heeft met deze quaestie niets te maken. Onder deze middelmatige dingen werd zeker niet de belijdenis der Kerk verstaan, waarvoor onze vaderen goed en bloed hebben over gehad, maar enkele ceremoniën bij doop en avondmaal, die tot het wezen der zaak niet afdeden. Maar dit niet-verwerpen van buitenlandsche Kerken om middelmatige zaken, is gansch wat anders dan kerkelijke gemeenschap te houden met een nieuwe Kerk, in onze eigen koloniën opgericht, en die de belijdenis onzer Kerken heeft prgsgegeven.

Dat Ds. Wijers tot het oprichten dezer nieuwe Kerk heeft medegewerkt en daarbij zelfs de ambtsdragers dezer nieuwe Kerk bevestigd heeft, is kerkrechtelijk dan ook moeilijk goed te keuren. We willen de beginselen niet op de spits drijven, en we begrijpen, dat in Indie exceptioneele gevallen kunnen voorkomen, waarbij het niet altoos mogelijk is, de regelen van het Kerkrecht stipt in acht te nemen. Maar er zijn toch beginselen, die niet losgelaten mogen worden, en het schijnt ons, dat bier de uiterste grens der rekkelijkheid overschreden is. De geloovigen te Temanggoeng maken zich los van de Gereformeerde Kerk te Batavia, ze stichten op eigen gelegenheid een nieuwe Kerk, die feitelijk het kerkverband met de Gereformeerde Kerken breekt en de predikant der Gereformeerde Kerk treedt daarbij als leidsman en be/estiger op. Bovendien, waar Ds. Wijers niet alleen voor dit afgelegen plaatsje in het bergland, maar voor heel ladie het den plicht acht van alle geloovigen om tot de oprichting dezer algemeene Christelijke Kerk te komen, daar zal de consequentie van dit beginsel zijn, dat hij straks o.a. ook te Batavia, waar reeds een Gereformeerde Kerk is, zal moeten medewerken, om deze Christelijke Kerk naast de Gereformeerde Kerk te vestigen. En tot welke wanverhoudingen zal het niet leiden, wanneer de predikant der Gereformeerde Kerk in deze nieuwe Kerk optreedt, om daar het Woord en de Sacramenten te bedienen, ambtsdragers te bevestigen en dienaren des Woords aan te stellen.'

Gelukkig dat Ds. Wijers op het punt staat naar Nederland terug te keeren, en dan gelegenheid zal gevonden worden deze zaken rustig met hem te overleggen. We twijfelen niet, of de rust na zoo zwaren arbeid zal hem goed doen, en de saamspreking met de broederen in Holland zal tot rijper inzicht leiden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 februari 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Reeds de onderstelling

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 februari 1911

De Heraut | 4 Pagina's