GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Mijn begrafenis.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Mijn begrafenis.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

VAN HET LIJPEN ONZES HEEREN.

III.

Want als lij deze zalf op mijn lichaam gegoten heeft, zoo heeft zij het gedaan tot eene voorbe: reiding van mijne begrafenis. Mattb. 26 : 12.

Niet zoo onnatuurlijk dringt sich bij het in leven in het lijden onzes Hecren telkens de voorstelling aan ons op, alsof de gevoeligheid voor het lijden bij Jezus veel minder sprak dan bij ons. £en held beeft en siddert niet, als het doodsgevaar hem nadert. Gemeenlijk is de vrouw gevoeliger voor leed dan de man, het kind meer dan de oudere in jaren. En Jezus was niet alleen de Leeuw uit Juda's stam, maar werd ook in zijn lijden, als zelf God, gedragen door zijn Goddelijke kracht. Al werd dus ook Jezus' gevoel vaak pijnlijk aangedaan, aanstonds kwam hij die aandoening weer te boven, en schreed voort, steeds dieper lijden tegemoet, om het te majestueuser te overwinnen. Nu dingen we, wat het eindresultaat betreft, hier niets op af. Jezus is nooit bezweken, hij triomfeerde altoos, wat leed hem ook trof. Maar vergeet niet, Jezus is in het Woord niet alleen < /« Zf^^zf die overwint, maar ook kei Lam. dat ter slachting wordt geleid. Goddelijke kracht werkte in hem, maar in de gestaltenisse Gods zijnde, bad hij zich-zelf vernietigd en vernederd, en was den menschen gelijk geworden. Het wezenli menschelijke in Jezus moogt ge daarom nooit achter zijn Godheid schuil doen gaan. Al wat ge aan het echt menschelijke in Jezus te kort doet, vermindert het effect van zijn lijden ter zaligheid. £n daarom, geheel menschelijk moet ge u in het lijden van uw Koning indenken. En doet ge dit, dan leert toch reeds onder menschen de ervaring, hoe het menschelijk gevoel te fijner reageert, hoe edeler zijn menschelijke natuur in aanleg en ontwikkeling is. Dit bedoelt niet, dat ook wie van grover natuur is, niet zeer gevoelig kan aangedaan worden; zelfs breekt het gevoel bij wie week van aard is, licht ia onbedwingbare tranen uit; maar de aandoenicg gaat bij zulk-eea spoediger over, omdat ze niet vlijmde zoo diep. Moet ge nu wel aannamen, dat nooit in wien ook, uit een vrouw geboren, de menschelijke natuur teederder . en fijner zich gelden deed dan in uw Heiland, dan voelt ge zelf, hoe ongerijmd 't zou zijn, aan Jezus zekere mate van onaandoenlijkheid toe te kennen, en het u voor te stellen alsjf zijn Goddelijke natuur de gevoelig heid van zijn menschelijke natuur afstompte. Dit geldt óók van zijn lichamelijk lijden. Elke geeselslag die hem striemde, elke doorn die zijn hoofd verwondde, elke nagel die hem door hand of voet werd gedreven, moet Jezus schier nog sterker hebben aangegrepen dan ze den gevoeligste onder ons zou aandoen. Reeds op den w% naar Golgotha stortte hij met zijn kruis ter aarde, en aan het kruis gaf hij den geest lang eer zijn medekruislingen stierven Maar het geldt sterker nog van de kwetsing van Jezus gevoel in zijn innerlijk leven. Uiterst gevoelig was Jezus naar het lichaam, maar veel aandoenlijker nog naar zijn innerlijke gewaarwording. Hoe edeler 's menschen natuur is, en hoe hooger ze staat, des te gevoeliger wordt ze' aangedaan door wat haar krenkt. En van wie kon dat sterker gelden dan van uw Jezus ?

Nu ontmoette Jezus op zijii lijdensweg, vooral op 't laatst, zoo bijna nimmer iets dat hem vriendelijk aandeed. Wie in bange spanning worstelt en onder zijn leed schier bezwijkt, wordt zoo verrassend gesteund en getroost door elke liefdesuiting, die hem tegemoet treedt. Een vriendelijk woord is dan olie in de wonde der ziel. En dit nu juist is Jezus in zijn laatsten gang op den lijdensweg zoo bijna niet ten goede gekomen. Eenigszins van de vrouwen die hem beklaagden bij zijn gang van Gabbata naar Golgotha. Ten deele van Simon van Cyrene die zijn kruis overnam. En dan van de vrouw die hem te Bethaniê zalfde. Zelfs het komen van Maria bij het Kruis gaf voor badr meer dan voor Jezus. En voor het overigewas het rusteloos stoot op stoot, die hem werd toegebracht, om zelfs in zijn bitterst zielelijden zijn innerlijk leed nog te verzwaren.

Ge ziet dan ook te Bethanië, hoe dankbaar Jezus het liefdebetoon van die vrouw met de alabasten flesch aanvaardt. Ge voelt hoe dit optreden van die vrouw Jezus goed heeft gedaan, en voor hem een zielsverkwikking is geweest. Zelfs was Jezus door de daad van die vrouw zoo diep getrof fen, dat bij de heugenis van haar liefdebetoon aan heel zijn Kerk in de komende eeuwen op 't harte bond. „Voorwaar, voorwaar zeg ik u, al waar dit Evangelie in de geheele wereld zal gepredikt worden, zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden." Is het niet de volheid van 't gemoed, die zich in deze sterke betuiging uitspreekt, en voelt ge aan die sterke uiting niet, hoe goed Jezus juist in die bange dagen de daad van die vrouw gedaan beeft? Ze wasvoor Jezus een verkwikking, een vertroosting, een verzachting van leed op zijn donkeren weg. Zoo sterk zelfs grijpt dit liefdebetoon op dat oogenblik Jezus aan, dat hij er een genadige beschikking van zijn Vader in eert. Natuurlijk, die vrouw dacht niet aan Jezus' begrafenis. Die vrouw trad slechts binnen om aan Jezus een eerebetoon te doen, en dat deed men, en doet men nog, in het Oosten door iemands hoofd met een kostelijke zalfolie te besprengen. Maar al dacht die vrouw er niet aan, Jezus zag 't er in, als van zijn Vader hem toekomeiide, en bij de gedachten des doods die hem vervulden, neemt hij die zalving ep als een voorbereiding van zijn begrafenis. Een geschenk van fijn Göd, dat hem met zijn sterven ve«o«nt, ja reeds over dit sterven heenzet, en hem doet denken aan sijn begrafenis.

Toch werd hem zelfs dit zoete oogenblik nog vergald, vergald door zijn eigen jongeren. Ze bestraften die vrouw, in plaats van haar te danken voor wat ze aan hun Meester deed. „Had niet die zalf kunnen verkocht worden, en de prijs den armen gegeven? " Natuurlijk krenkte dit zeggen Jezus, maar juist tegenover die krenking trad de daad van dUe vrouw, of liever nog Gods bestel in het doen van die vrouw, voor Jezus in te lieflijker licht. Het was zijn God die hem vertroostte.

Jezus legt er zoo nadruk op: „ter voorbereiding van mijn begrafenis". Een zielsuiting waar tweeërlei in school, èn dat Jezus zijn einde voelde naderen, èn dat hij den schrUc voelde van het indalen in het graf; en die beide grepen Jezus veel sterker aan dan ooit leed den martelaar bestormde. Bij ons, onheiligen die we zijn, hoort de dood, maar voor den Heilige was de doody en voorad het graf, een macht die geheel tegen zijn onzondige natuur indruischte. Ge merkt dan ook, hoe uw Jezus, op een oogenblik dat niemand van zijn omgeving aan zijn sterven dacht, geheel met die geachte vervuld was; ja, boe diep Jezus reeds vooruit in dit naderend einde inleefde. Mijn begrafenis! Het toont u, hoe Jezus zichzelven reeds als prooi van den dood voor oogen zag, en nu inleefde in het oogenblik, dat ze zijn ontzield lichaam ten grave zouden uitdragen. Niet eerst op Golgotha is dit lijden des doods Jezus toegekomen, hij stierf eer hij stierf in de worsteling van zijn eigen hart.

In dit hart van Jezus was een eigen wereld, gelijk wij ons dit nauwelijks kunnen indenken. Hij giste niet maar, doch wist hoe 't alles toe zou gaan. Op wat oogenblik het zou komen, door wie, op wat wijs en hoe 't af zou loopen. Jezus zag zijn sterven, en zag zijn begrafenis nog eer de bende in Gethsemané de hand aan hem sloeg. Al wat Jezus leed heeft hij tweemalen geleden. Straks in de werkelijkheid, maar vooraf in zijn innerlijk besef, in de klare bewustheid van zijn hart. Jezus onderging zijn lijden niet in overmoed, niet in hooghartige bravoure, zooals soms de misdadiger den dood op het schavot trotseert. Hij zette wat kwam niet van zich, hij zette er zich niet overheen. Hij zocht geen afleiding, om het uit het bewustzijn te bannen. Juist omgekeerd wilde Jezus al wat hem te wachten stond, diep en ten volle doorworstelen, en doorworstelde het daarom vooraf in zijn hart.

En onder dit alles is hij alleen met zijn God. Zijn jongeren breken telkens de gemeenschap met zijn zieleleven af. Ze verstaan hem niet jk en kwetsen hem zelfs opnieuw met hun roepen over het verkwiste geld. Zelfs die vrouw begreep Jezus niet. Ook zij dacht aan Jezus sterven niet. Alleen haar liefdebetoon op zulk een oogenblik deed Jezus goed. Maar de druppel olie in de wonde van zijn hart, kwam hem ook nu van zijn Vader. Die had 't aan die vrouw in het hart gegeven, om Jezus het hoofd met haar heerlijke nardus te zalven, en Jezus verstond die bestiericg van zijn God, en zag er de zalving voor zijn begrafenis in. En dit ontspande, dit vertroostte, dit verkwikte hem bij zijn innerlijk zwoegen. Van alles verlaten, maar in de zalige gemeenschap met zijn Vader besloten, voelt hij den stervensmoed in zich opleven. Het ging naar het Kruis, en dan kwam de Begrafenis, en dan zou het leed geleden zijn. En voor die Begrafenis voelde Jezus zich nu al door zijn Vader gewijd, door wat die vrouw, zonder het zelf te weten, aan Jezus deed.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 maart 1911

De Heraut | 4 Pagina's

„Mijn begrafenis.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 maart 1911

De Heraut | 4 Pagina's