GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onze liturgie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze liturgie.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

IX.

De uitvoerige critek, die we ons ver» oorloofd hebben op de inrichting van onzen eeredienst, heeft wel getoond, hoe noodig het was, dat onze Synode ons voor onzen gd eeredienst een betere liturgie schonk. Onze officieele liturgie achter onze psalmboeken klopt niet meer op den werkelijken toestand en kan reeds daarom niet worden gehandhaafd. Het leven onzer Kerken is aan deze liturgie ontgroeid en koos andere paden. Maar ook deze uit het leven der Kerk zelf opgekomen inrichting van den eeredienst bleek ons te ernstige gebreken te hebben, dan dat we de Synode zouden durven aanraden haar in de officieele liturgie vast te leggen en daardoor tesanctionneeren. Zal de Synode werkelijk een verbeterde liturgie ons schenken, dan dient deze op een andere en betere leest te stJB geschoeid. Zal het daartoe komen, dan dient in de eerste plaats onderzocht te worden, wat volgens Gods Woord het karakter en het doel van onzen publieken eeredienst moet wezen en welke gegevens de Schrift zelf voor de inrichting van den eeredienst ons aan dtf hand doet, waardoor het doel van dien eeredienst het best kan worden bereikt. Is dit onderzoek naar de gegevens, die de Schrift ons biedt, afgeioopen, dan dient in de tweede plaats te worden nagegaan, hoe In de oudste Christelijke Kerk de eeredienst plaats vond en welke verbastering daarna in den eeredienst der Christel^ke Kerk is ingeslopen. En In de derde plaats moet onderzocht worden, hoe onze Gereformeerde vaderen dien eeredienst weder „gereformeerd" hebben en welke «igenaardige vormen zij voor dien eeredienst hebben gekozen. Eerst als dit drieledig onderzoek Is afgeioopen, kan dan de practische vraag worden gesteld, hoe de eeredienst in onzen tijd behoort te worden ingericht, zoodat die eeredienst beantwoordt aan het doel, waartoe God dien eeredienst heeft ingesteld, en daarbij tegelgk het eigenaardig karakter, dat onze Protestantsche en bepaaldelijk onze Gereformeerde eeredienst krachtens de liistorie vertoont, weer tot zijn recht kan komen. Alleen door zulk een principieel onderzoek, dat gerugsteund wordt door de historie van onzen Gereformeerden eeredienst, kan de basis worden gelegd voor een nieuwen en beteren opbouw van onze liturgie. Eenvoudig terug te keeren tot de liturgie van Calvijn of k Lasco, omdat in de eerste periode der Calvinistische Reformatie het Gereformeerde leven het krachtigst zich heeft uitgesproken en het rijkst zich ontwikkeld heeft, zou wel de gcmakkel^kste weg wezen, maar niet de veiligste. Repristinatie zonder meer is nooit een bewijs van een gezond en krachtig leven. Eerst moet worden verstaan, welke motieven onze vaderen geleid hebben b^ de inrichting van hun eeredienst, en pas daarna kan gevraagd worden, in hoeverre deze motieven zuiver door hen zijn uitgewerkt en in hoeverre die uitwerking past ook voor onzen tijd. Maar evenmin aU het herbouwen van onze liturgie naar den trant van onze Vaderen voldoende is, wanneer hier geen princ!pieele overtuiging achter schuilt, evenmin is het geoorloofd, dat men, zonder met de historie rekening te houden, naar eigen inzicht een nieuwe liturgie gaat opstellen, waarbij men dan te hooi en te gras aan allerlei andere, vaak niet Gereformeerde liturgieën allerlei elementen ontleenen gaat, en daardoor niet alleen de leiding des Heiligen Gieestes In de historie miskent, maar ook gevaar loopt een hybridisch geheel te verkrijgen, dat even wanstaltig Is als een gebouw, waarvan de vensters Gothisch z^n, waarvan het dak gedragen wordt door Corinthische zuilen en de poort aan den Romaanschen rondboog herinnert. Ook op het gebied der liturgie heeft men verschillende „stijlen". Indien men zoo wil, een Roomschen, een Luthersche, een Anglicaansche, een Independentistischen en een Gereformeerden „st^l", en we wenschen van onze Gereformeerde Kerken geen liturgie, die een rhapsodie van al deze stijlen is, maar eene die in zuiver Gereformeerden stijl Is opgebouwd.

Nu bestaat het eigenaardige en karakteristieke van den Gereformeerden stijl ook op liturgisch gebied daarin, dat een Gereformeerde voor alle dingen vraagt, wat Gods Woord ons zegt. Zelfs heeft men liet verschil tusschen Luther en Calvijn inzake de liturgie wel zoo uitgedrukt, dat Luther in den eeredienst der Roomsche Kerk alles behield, wat niet door Gods Woord verboden was, terwijl Calvijn niets anders In den eeredienst wilde toelaten, dan wat God de Heere In Zijn Woord ons voorgeschreven had. Nu mag op dit principe zoo algemeen gesteld, aanmerking te maken zgn, omdat Calvin in de praktgk wel degelijk rekening heeft gehouden met hetgeen door langdurige usantie zeker bestaansrecht gekregen had, wanneer het metterdaad nuttig was voor de stichting der gemeente. Biblicistlscb in dien dn, waarin men hem' dat gewoonl^k verwet, alsof hij de Hdllge m Schrift als een wetboek zou beMhouwd ebben, waarin kant en klaar de geheele inrichting der Kerk en haar eeredienst lag voorgeschreven, is Calvijn niet geweest. Hij had daartoe een veel te klaar en te duidelijk inzicht in de historische ontwikkeling van de Schrift zelve, in hetgeen in 'de Schrift wezenlijk en bijkomstig was, In hetgeen gold voor alle tijden en voor den Apostoiischeu tijd alleen. Tot de dwaze absurditeiten, waartoe sommige secten vervallen z^n, die dit biblicistisch princiep tot norm verhieven, is Calvijn en zijn de Gereformeerden dan ook nooit vervallen. Een nabootsing van de Apostolische Kerk hebben ze nimmer gewild. Hoe vast Calvijn ook In zijn overtuiging stond, dat Gods Woord en Gods Woord alleen de norm is van de inrichting der Eerk, en hij daarom het ambt van predikant, ouderling en diaken, dat bij naar de Apostolische instelling hernieuwd heeft, op Goddelijk instituut grondde, — hij heeft daarom toch zeer wel onderscheid gemaakt tusschen de ambten, die buitengewoon waren en alleen voor de stichting der Kerk dienden, en die ambten, die een blijvende beteekenis hadden voor de Kerk aller eeuwen. Hij heeft met kerngezonden zin er nooit aan gedacht, de eigenaardige charismata, die in de eerste Christelijke Kerk werden gevonden, zooals de gave van de glossolalie of het spreken in vreemde talen, de gave der profetie en de gave van de genezing der kranken weer te willen doen opleven, maar uitdrukkelijk uitgesproken, dat dit buitengewone gaven waren voor den tijd der Apostelen, maar niet voor onze dagen verleend. Wat de zich noemende „Apostolische gemeente" beproefd heelt, om een letterlijke kopie te geven van de Apostolische Kerk, ligt mijlen ver van Calvijn's bedoelen, en het onderscheid tusschen deze Apostolische gemeente en onze Gereformeerde Kerken kan wel hst best dienst doen om te laten zien, hoe onrechtvaardig de beschuldiging is, alsof Calvijn de Schrift als een soort wetboek beschouwd heeft, waarvan elke bepaling nog voor onze dagen van kracht zou wezen. Tegenover het Anabaptisme, dat zulk een mechanische opvatting van de Schrift had, heeft Calvijn juist de organische opvatting der Schrift verdedigd. En evenzeer als hij dit deed ten opzichte van de inrichting der Kerk, heeft hij het ook gedaan ten opzichte van den eeredienst. Van een hangen aan de letter, een slaafs navolgen jvan den eeredienst der Apostolische Kerk, een meenen, dat elke usantie in de t^den der Apostelen In gebruik, ons nog zou binden, is bij Calvijn geen sprake. Een enkel voorbeeld moge dit aantoonen, om elk misverstand ook in dit opzicht weg te nemen. Hoewel Calvijn er nadruk op legt, dat het woord doopen eigenlijk onderdompelen beteekent, en h^ ook uitdrukkelijk zegt, dat de doop door onderdompeling in de eerste Christelijke Kerk gebruikelgk is geweest, voegt hij er toch aan toe, dat de vraag, of de doop door onderdompeling ol door besprenging geschiedt, er niets toe doet en dit gebruik naar de verscheidenheid der landstreken aan elke Kerk vrij moet gelaten worden. Wanneer de Apostelen hun brieven eindigen met den last: groet elkander met een heiiigen kus, heeft Calvijn nooit gemeend, dat daarom de broederkus weer in de Kerk moest worden Ingevoerd, maar verklaard, dat dit een symbool was van welwillendheid, b^ de Joden gebruikelijk, maar geen voorschrift voor de Christenen aller eeuwen. En evenzoo, wanneer de Apostel in i Cor, II zegt, dat de man ongedekt moet verschijnen in de samenkomsten der geloovigen en de vrouw gedekt moet wezen, haast Calvijn zich hierbg op te merken, dat men daarom niet moet meenen, dat een prediker, die met een hoed op preekt (zooals toen gewoonte was) tegen dit Apostolisch voorschrift zondigde, want dat de Apostel alleen bedoelt, dat men de orde en het decorum niet schenden mag en het verschil tusschen man en vrouw niet mag uitwisschen in de gemeente.

En evenmin als Calvin gemeend heeft, dat alles wat de Schrift ons meedeelt omtrent den eeredienst in de Apostolische Kerk, letterlgk door ons moest worden nagevolgd, evenmin heeft hij met de historische ontwikkeling van den eeredienst in de Kerk geen rekening willen houden en alles willen afschaffen, wat niet met zoovele woorden in de Schrift ons was geboden. Integendeel, Calvijn heeft op de historische continuïteit juist grooten nadruk gelegd ook bij den eeredienst, en van een revolutionair alles onderstboven werpen en afbreken, was bg hem zeker allerminst sprake. Wat Calvijn alleen wilde afbreken en wegdoen, was de verkeerde ontwikkeling, datgene wat In den Roomschen eeredienst hetzij tot afgodetij aanleiding gaf, of, gelijk hij het uitdrukte, een komediespel was, waarvan het volk toch niets Isegreep. Onnutte en zinledige ceremoniën, die geen de minste stichting aan de gemeente brachten, keurde hg af en daarom betreurde hij het, dat Luther zooveel van deze ceremoniën liet bestaan. Al wat niet diende tot „edification", tot een optrauwen van de gemeente in het geloof, was voor Calvin contrabande. Daarom keerde hij zich niet alleen tegen heiligenbeelden, het crucifix, het altaar en al datgene, wat naar afgoderij of superstitie smaakte, maar ook tegen de zinledige ceremoniën als kaarsen op het altaar, enz., omdat deze ceremoniën geen het minste nut deden voor de geloovigen. Maar hoe sterk Calvijn lich keerde tegen deze onschriftuurlijke ontwikkeling van den eeredienst in de Roomsche Kerk, hij verwierp niet alles wat de Christelijke Kerk in den eeredienst had Ingevoerd; Integendeel, hij geloofde dat in de eerste eeuwen het Christelijke leven zich veel zuiverder ontwikkeld had en hechtte er aan, den historischen band weer aan te knoopeo daar, waar het bederf nog niet was Ingeslopen, Dat beginsel heeft Calvgn telkens uitgesproken, Zoo sctireef hg aan Farel in

1541 naar aanleiding vaa z^a pogingen om een goede Kerkeaorde in Genive ia te voeren: Ik heb den Raad uiteengezet, dat er geen Kerk kan bestaan, tenzij er een regeering der Kerk worde ingesteld zooals deze in Gods Woord ons is voorgesclireven en in dt ouds Ktrk is waargenomen. En dat dit niet alleen het gevoelen van Calvrjn was, maar van oaze Gereformeerde Vaderen ia het algemeen, blijkt wel uit de verklaring, waarmede het C(»vent van Wezel begon: „Nu komt het onzes inziens zoo na mogelijk overeen zoowel met de leer en de verordening der Apostelm, sismet htt enbtriipelijke voorbeeld der ou^re en zuivere Kerk enz. (Cap. I, Art. 9). Natuurlijk is dit niet Ia diea zin bedoeld, alsof dit „voorbeeld der oudste Kerk" daarom aaast Gods Woord met zeker bindend gezag zou optreden, want dit zou In str^d wezen met onze Belijdenis, dat men noch de gewoonte, noch de oudheid, noch de conciliCn gelijk mag stellen met het Woord Gods (Art. VII). Maar wel wilde Calvija en onze Gereformeerde Vaderen met dit Ixroep op de „oudste Kerk" te kennea geven, dat de nawerÜng van de apostolische prediking toen nog het sterkst was, de Geest des Heeren toea aog het machtigst ia de Kerk werkte ea daarom de begiaselea, ia Gods Woord neergelegd, toea aog het zuiverst werdea toegepast. In dien zin verklaarde de General Assembly van de Schotsche Kerk tegenover de ladepeadeatea, die zich voor hun kerkinrichting evenzeer op de Schrift beriepen, dat de Schotsche Kerk niet wilde afweken vaa haar Kerkeaorde, „omdat deze gegrond was op Gods Woord en overeenstemde met het voort> eeld der oudste en Apostolische Kerkea." Ea zoo zal het daa ook duidelijk wordea, waarom Calvga bovea zija liturgie sciireef: La forme des prières et chantz ecclesiastiques avec la maniere d'adoiinistrer les sacremens et consacrer Ie marige selon la cotutumede PEglise ancienne, d. w. z. de formulieren van de gebeden ea kerkelijke gezangen met de wijze, waarop de sacramenten bediend en het huwelijk ingezegend wordt volgens de gewoonte der oude kerk. En dat Calvijn dit werkelijk t> edoelde, blijkt ook wei daaruit, dat iiij, in zijn voorrede sprekende over het belang van het Psalmgezang, er aan toevoegt: „Ce n'est pas chose inventée depuis peu de temps. Car dès ia premiere origine de 1' Eglise cela a esté comme il appert par les histoires", d. w. z dit Psalmgezang is niet pas kort geleden uitgevonden, want het Is in gebruik geweest in de gemeente sedert den eersten oorsprong der Kerk, zooals uit de historie blijkt. Ook bg het Avondmaalsformulier heeft Calvijn er nadruk op gelegd, dat de „gewoonte der oude Kerk" daarbij door liem gevoed was, waarmee tüj aiet be> doelde wat de Schrift ons leert omtrent de Avondmaalsviering, maar wat uit de oude liistorie bleek omtrent de wijze, waarop in de oudste Kerk het Avondmaal was gevierd. Feitelijk stond voor Calvijn de tegenstelling dus zoo, dat de Roomsche Kerk een nieuwe liturgie bezat, die eerst later was ingevoerd in afwijking van de Apostolische Kerken, en dat zijn liturgie daarentegen terugkeerde xtaax ét oude Kerk, die het dichtst bij dea tijd der Apostelen stond. Ia hoeverre dit juist is, kan eerst later besproken worden; thans was het ons alleen te doen om te laten zien, hoe Calvija wel degelijk aaast de Schrift ook rekening hield met de liistorie der Kerk.

Wanneer mea het eigeaaardige prindep a van de Gereformeerde liturgie dus zooe heeft uitgedrukt, dat de Gereformeerde Kerken haar eeredieast alleea hebbea in­ e d gericht naar Gods Woord, en in dien eeredsenst niets hebbea opgenomea dan m wat God zelf ons bevolen beeft, daa is w deze grondtrek van de Gereformeerde v liturgie wel in zekerea zin juist aange­ p geven en zou men ook met tal van citaten uit Calvgn's werken kunnen bewgzen, dat t dit metterdaad zijn leidende gedachte bij e de inrichting van dea eeredieast is geweest, D r maar dan dient men dit beginsel toch nader o te bepalen. Wat Calvgn en de Gerefor­ w meerde Kerkea daarmede bedoeld hebbea. o Is dit, dat alle eigenwilligé godsdienst h in den eeredienst der Kerk moest wordea d afgesneden; dat we niet wijzer mQestea willen zijn, daa God ia Z^n Woord ons z bevolen heeft, ea dat we daarom aooit door welke overwegingen van utiliteit ook ge­ n dreven, in Zijn dienst dingen tr.oestea in­ m r voeren, waarvan Gods Woord niet afweet; vooral niet, wanneer dit tot misbruik aan­ m leiding zou kunnen geven. Afbeeldingen vaa n heiligen heeft God wel niet rechtstreeks verboden, maar zelfs al worden ze niet e afgodisch vereerd en al beschouwt mea ze b alleea als „boekea der leeken", gelijk onze Catechismus het uitdrukt, d. w. z. om daarmede een zichtbare voorstelling vaa deze heiligen aan de eenvoudigea te gevea, ea door het latea ziea vaa deze heiligea oas o voor oogea te stellea, hoe zij door het geloof hebbea geleefd, — deze beeidea behoorea toch ia dea eeredieast aiet, omdat God oas nooit bevolen heeft vaa dit middel gebruik te makea, ea iategeadeel wil, dat we niet door stomme beeidea, maar door de leveadige verkoadigiag vaa zija Woord zullea onderwezen wordea. Ea ditzelfde beginsel, dat onze Catechismus hier uitspreekt d tea opzichte van de beelden in de Kerk, geldt o s e z H o voor heel dea eeredienst. Waar deze dienst eea dienst Gods Is, daar gelooft ea belijdt de Gereformeerde, dat God daa alleea het best gediead en verheerli^lKt kaa wordea, wanaeer deze dienst ook geschiedt naar zija ordiaantien. Zooals ge, in het paleis vaa oaze Koningin komende, daa het l> est uw eerbied toonen kunt aan oaze Vorstin, door u stipt te houden aaa de regelen, die door haarzelf voor haar koniakl^ke hofhouding zijn voorgeschreven, zoo Is het ook, waar de gemeente saamkomt in het bedehuis om haar Koaiog in de hemtlen te eerea. Hoemeer die dienst overeenateeit met het Goddelijke voorschrift, hotffleer hg aan het doel zal beantwoorden.

Maar hoe beslist we dit op den voorgrond stellea als het Gereformeerde beg^asel voor dea eeredienst, tweeerlei dient er aan te wordea toegevoegd om alle misverstand te voorkomen.

In de eerste plaats, dat de Gereformeerden daarom aooft de Schrift hebben beschouwd als een liturgisch handboek, waarin eea geheele reeling van den eeredienst voor alle tijden ea kerkea pasklaar is gemaakt, zoodat we deze liturgie eeavoudig hebbea over te aemen; maar dat ze steeds hebbea erkead, dat de Schrift ons de beginselen geeft voor dea eeredieast, ons leert al wat essentieel tot diea eeredienst behoort ea wat daarom Ia diea eeredieast niet gemist mag worden.

En ia de tweede plaats, dat de nadere uitwerking en toepassing vaa deze txgiaselea door de gemeeate moet wordea gevonden, afhangt van de versclüllende plaatsen en omstandigheden, en dat daarbij ook rekeaing moet wordea gehoudea met de leldiag des Heiligea Geestes; waarbij daa iazoaderheld prijs werd gesteld op het exempel der oudste Kerk, omdat deze het dichtst bij de Apostelea stoad ea het beeld der Kerk Ia haar zuiverste gestalte vertooade.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 januari 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Onze liturgie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 januari 1912

De Heraut | 4 Pagina's