GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Dit ook voor ons bidt”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Dit ook voor ons bidt”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie is het, die verdoemt? Christus is het, die gestorven is, ja wat meer is, die ook opgewekt is; die ook ter rechterhand Gods is; die ook voor ons bidt. Rom. 8 : 34.

Jezus is van ons gegaan. Hij nam 33 juen aan het leven van deze wereld deel. Sinds daarentegen heeft Jems zich uit deze wereld en u> t haar leven teruggetrokken. En nu is hij gezeten in de hemelen aan de rechterhand des Vaders, maar zóó, dat de geestelijke gemeenschap met de zijnen onafgebroken stand houdt. Oit betuigt ds Schrift ons in het beeld van het mystieke Lichaam, waarvan Christus het Hoofd is, en waarvan wij de leden zijn. Maar veel meer dan in een beeld, wordt ons dit betuigd in een doen, in een actie, in een heerlijk beiig-zijn van Je? us. Het wordt ons toch op 't hart gebonden door het machtige feit, dat Jezus in zijn staat van heerlijkheid zich ook van %DS niet los voelt, ons niet vergeet, met ons bezig is, en deze actie, dat bszig-zijn, daarin vooral doet uitkomen, daf hij ook voor ons bidt.

Dit deed hij voor de zijnen, toen hij nog in deze wereld was, en dit zelfs ter afwering van een nood dien zij zelve nog niet kenden. Derik slechts aan Petrus, tot wien de Heere zei: S*tan heeft zeer gezocht u te ziften als de tarwe, maar ik heb voor u gebeden dat uw geloo niet ophoude'^. Maar met zijn heengaan uit dez wereld is dit bidden niet tot stilstand gekomen. At die eeuwen sinds zijn hemelvaart is dit bidden van Jezus voor de zijnen rusteloos doorgegaan, en het gaat nog door, en dat wel zonder stilstand. Wat toch van Petrus geheel persoonlijk, en van hem alleen, werd gezegd, breidt zich daarna van lelf over alle geloovigen uit. Zie 't maar in Rom. VIII : 34, waar 't zoo bijna stout op allen wordt toegepast, als 't heet: Wie is het die verdoemt? Christus is het die gestorven is, ja wat meer zegt die ook opgewekt is, die ook ter rechterhand Gods is, die ook voor ons bidt". En als ware dit nog niet steik genoeg uitgedrukt, wordt ons in Hebr. 7 : 25 betuigd, dat Jezus niet maar ook voor ons bidt, maar dat dit gebed voor zijn volk in het doen van Jeius zelf zulk een eerste plaats inneemt, dat hij leeft om voor ons te bidden, neen meer nog, dat bij altijd leefr, om voor ons te bidden. Vandaar dat de apostel Johannes ons hem als ome Paracleet, als onze advocaat en pleitbezorger, d.i. als onze Voorspraa aankondigt: Wij hebben een Voorspraak bij den Vider, Jetus Christus den Rechtvaardige".

Het bidden van Jaius voor zijn volk en voor elk van de zijoen is alzoo niet slechts terloops als een aanlokkelijke gedachte geopperd, maar keer op keer, onder allerlei vorm en op allerlei wijze ingekleed, ons op 't stelligst in Gods heerlijke Openbaring betuigd geworden; en dit wel geheel conform Jezus eigen getuigenis in Joh. 17 : 9. waar we in het allerheiligst gebed, eer Jezus Getbsemané inging, deze woorden beluisteren: Ik bid voor hen". Ea kon 't nu al schijnen, dat dit bidden van Jezus een privilegie voor de elf discipelen was, dan vervalt toch ook die schijn ten eenenmale, daar toch Jezus er straks zelf op volgen liet: Ik bid niet alleen voor hen, maar ook voor degenen, die door hun woord in mij gelooven zullen".

Wel sneed dit bidden van Jezus voor de zijnen het eigen gebed der geloovigen niet af Nog eer hij in bet allerheiligst gebed ging, dat in Johannes 17 voor ons is opgeteekend, had de Heere het nadrukkelijk aan zijn discipelen betuigd: „Ik zeg u ni t, dat ik den Vader voor u bidden zal, want de Vader zelf heeft u lief. Bidt zelf en gij zult ontvangen, opdat uwé blijdschap vervuld zij". Maar tusschen dit tweeërlei bidden èn van de geloovigen zelve èa van Jezus voor hen, blijft dan toch verband bestaan. Zij bidden in Jezus' naam, en Jezus bidden voor hen blijft de grondslag der veirbooring van hun persoonlijk bidden. Hij is 't die voorbidt, en zij zijn biddende in zijn heilige gemeenschap.

Het is er mede als met den Heiligen Geest, waarvan het evenzoo heet, dat Hij voor ons intreedt. „Desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp, want wij weten niet wat wij bidden zullen gelijk het behoort, maar de Geest zelj bidt voor ons met onuitsprekelijke versuchtiogen, en die de harten doorsoekt, weet welke de meening des Gsestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt".

Er is alzoo drieërlei. Wij bidden zelf, de Heilige Geest bidt in ons en de Christus bidt voor ons. Ons bidden grijpt op aarde plaats. Het bidden van den Geest heeft eveneens plaats in ons leven hier beneden. Maar het bidden van Jezus geschiedt niet op aarde, maar in de hemelen.

Waak daarom tegen gebedsverwaning. Uit de diepte van uw hart moet uw eigen, persoonlijk smeeken tot God Dritëinig uitgaan. Gebrekkig, vaak weinig meer dan een stamelen, vaak een bidden om wat ge niet moogt begeeren, en een zwijgen van hetgeen u een dorsten van uw hart moest geven.

Juist om dat gebrekkige komt dan God inu, d. 1. de Heilige Geest, u ia uw bidden te huip. Juist zooals ge een jong kind, dat u wat zeggen wil, maar 't nog niei goed kan uitdrukken, helpt, door het in te geven het woord en deo zin van wat 't u zeggen wil. Dat is dan het bidden in u „met onuiisprekelijke verzuchtingen", waaraan de Geest dan zelf door in en met u te bidden de woorden geeft. Eu al zulk bidden rust dan op het genadewetk van C^iistus, geschiedt in zijn Naam, en heeft zijn voorbede ten grondslag.

Maar afgeschtiden hiervan blijft ook Jezus voor u bidden. Niet omdat gij er hem om aanroept, maar geheel uit eigen Middelaarsaandrift. Die bede van Jezus toch gaat niet alleen voor de volwassen en rijk-geloovigen op, maar evenzoo voor de kleine lievelingen, die zelf nog 't kleinste gebedjs nietstamelen kunnen, en zoo ook voor pasbegiunenden in het geloof, die nog aan geen voorbede van Jetus denken. En niet alleen dat Jczus voor de zijnen bidt, zoo nu en dan, zoo in geval van bij zonderen nood, maar dat bidden is iets waarvoor Jezus letft; dat hij voor l u deed eer gij nog ooit zijn heiligen naam hadt a gestameld; een gebed dat voor u opgaat, als gij in slaap verzonken aan geen bidden denkt, en a dat nog in uw sterven sure voor u opgaat, om u dat sterven licht te maken.

Dat bidden van Jezus voor u hangt dan ook i in het minst niet van uvr gemoedsstemming af. Ge moogt niet denken: Zoolang ik vromelijk voor Gods aangezicht leef, zal Jetus voor mij bidden, maar als ik afdool, zal zijn gebed voor mij verstommen. Eer het omgekeerde geldt. Hoe grooter het gevaar is, waarin uw ziel verkeert, boe vuriger het gebed van Jezus voor u zal opgaan. Dit ziet ge aan Petrus. Petrus was 't sterkst door satan aangevochten, en daarom zegt Jezus tot Petrus in 't bijzonder: „Ik heb voor u gebeden". Niet alsof hij voor de andere discipelen niet bad, maar het bange gevaar, waarin Petrus' ziel verkeerde, dreef zijn Heiland uit tot een bijsonder gebed voor hem.

Neen, wat het bidden van uw Heiland voor u tot een voorwerp van uw eigen heilige overdenking moet maken, is niet dat 't anders verstommen zou. Jezus bad voor u eer ge ooit zijn heiligen naam hadt gestameld, en hij bad aliicht het vurigst voor u in oogenblikken dat ge het verst waart uitgegleden. Jezus' bidden voor de zijnen is zijn machtigst wapen in zijn worsteling met satan, die wel principieel op Golgotha beslecht is, maar toch eerst in de Voleinding haar zalig rustpunt zal bereiken.

Maar wat wel die voorbede van Jezus vooru, in u moet uitwerken is teeder liefdesgevoel, een gewaarwording van dank en innige erkentelijkheid, een opzien tot hem in eerbiedenis en toewijding. Reeds de zalige wetenschap dat Jezus zich met u inlaat, van u afweet, alles van u merkt, uw pad afschut eer gij 't betreedt, en bet voor u effent eer uw voet er zijn spoor zal drukken, het maakt uw leven zoo rijk en zoo gelukkig.. Hoe van de menseben vergeten, ja onder menschen veracht, Jezus denkt aan mij, Jezus kent mij, Jezus bidt voor mij! — het verheft ons 200 zaliglijk, en doet ons zieleleven telkens in zoo heilige pauze ingaan.

En als ge dan zegt: „Maar zoo kan ik zelf evengoed tot God bidden en in God rusten", o, werk dan niet met zoo oppervlakkige gedachte o\rer u-zelf heen. Wie dit zegt, kent «ijn onheiligheid tegenover den Heiligen God niet. En zijt ge in die diepte verzonken, zoodat ge beseft en gevoelt, in u zelf de toenadering tot den Heiligen f God niet vrij te hebben, o, dan jubelt 't e alles in u den Middelaar tegen, die zelf God, uw onheiligheid toedekt, en als de Menschenzoon en uw Broeder voor u bidt tot den Vader.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 april 1912

De Heraut | 4 Pagina's

„Dit ook voor ons bidt”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 april 1912

De Heraut | 4 Pagina's