GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„ hun eenerlei hart gevende”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„ hun eenerlei hart gevende”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook was de hand Gods in Jnda, hun eenerlei hart gevende, dat zij bet gebod des konings en der vorsten deden, naar het woord des HEEREN. 3 Kronieken 30 : 12.

De bangste nood in de Christenheid was steeds en is nog altoos de verdeeldheid onder de broederen. Reeds onder het Oude Testament stond het volk des Heeren gedurig voor dit booze kwaad, doch toen sneed 't daarom minder diep in, omdat het geestelijke volk nog niet wai afgezonderd, en heel Israel door de benijdenii in het Verbond stond. De verdeeld-

heid die ook toen gedurig uitbrak — denk maar aan den Richtetentijd en aan de breuke onder Rehabeam — droeg daardoor destijdi meer een nationaal karakter, en greep xoodoende minder diep in 't geestelijke in. De geestelijke breuk kon uiteraard eerst dreigen, toen het nationaal verband wegviel, en de wereldkerk onder de volken saam optrad. Van dat oogenblik af toch was er niet anders dan de geestelijke band, die de geloovigen uit alle volken in één lichaam, en wel in een lichaam van geestelijk karakter, saam zou binden.

Hieruit moet ge 't dan ook verklaren, dat in de Evangeliëa en in de Brieven, aooveel sterker dan bij Mozes en de Profeten, altoos weer op „de broederlijke liefde" wordt aangedrongen. Bij 't lezen van Johannei' laatste hoofdstukken voelt ge terstond, hoe niets in die laatste dagen vóór 't sterven onzen Heiland geduriger bezighield, dan juist het bang gevaar dat de broederliefde onder zijn jongeren en onder de geloovigen in 't gemeen, aanstonds na zijn verlaten van deze aarde, loopen zou. En gelijk dit hoog ernstig gevaar in Jezus laatste gesprek met zijn jongeren, en met name in het hoogepriesterlijk gebed, van oogenblik tot oogenblik krachtiger naar voren dringt, vindt ge bij P^ulus en bij Johannes keer op keer drangreden na drangreden, om toch de verdeeld heid onder de broedenen te bestrijden, en op het eeren van de broederliefde aan te diingen. Iets waar dan tegenover staat, dat Christus' Kerk nauwelijks de wereld inging of de twee meest op den voorgrond tredende apostelen zijn 't reeds met elkaar oneens geworden en ook in Paulus' eigen kring breekt reeds ver deeldbeid uit. Zoo bliik: reeds uit het Nieuwe Testament tweeërlei. Van den ééaen kant het groote gevaar, dat de broederliefde onder de Christenen zou loopen, maar ook ten andere, hoe èa Jetus zelf èa zijn apostelen tegen geen kwaad zoo ernstig gewaarschuwd hebben, als juist tegen die onder broederen dreigende verdeeldheid.

Bang is dan ook de historie der Christenheid in haar verder verloop.

De prediking der broederliefde gaat alle eeuwen rusteloos door. Van den kansel. In het lied, In het persoonlijk vermaan. £n toch, in weerwil van die constante prediking, ziet ge telkens opnieuw de onderlinge verdeeldheid veld winnen. Tusscben personen. Ia de gezinnen. Op kerkelijk erf. In de wetenschappen. Ja, tot in 't werk der barmhartighefd toe.

Een kwaad, zoo verontrustend zich voortsleepend, dat men wellicht klagen moest, dat de verdeeldheid schier in geen kring bedenkelijker uitbrak, dan juist onder de Christenen. Ook de wereld kende verdeeldheden, maar op het terrein der wereld bleien ze nog gematigd, zoo ge 't geen daar voorviel, vergelijkt met de broeder' twisten op 't heilig terrein. Steeds en nog is kerkelijk getwist altoos het vinnigst, en broeder twist onder de geloovigen het scherpst geweest. Relegietwist is ook onder heidenen gekend, en ook de Islam boekte ze in zijn historie, maar toch scheen 't altoos weer, alsof de Christenen het in 't stoken van den broedertwist het verst gebracht hadden. Hüia onderlinge verdeeldheid was, als ze uitbrak, altoos het hevigst. Tot voor den brandstapel deinsde men met terug.

Waaraan dit ligt, is niet moeilijk te gissen. Het verklaart zich daardoor, dat het onder Christenen om 't heiligste gaat. Hoe hooger in onze schatting 't goed staat, waarover we met anderen strijd voeren, hoe lichter de hartstocht opvlamt, en hoe bijna onmogelijker het oos wordt óm maar iets toe te geven. Toegeven in het heih'ge maakt zoo licht den indruk van verraad aan 't heilige. En ook afgezien hiervan toont 't gezinsleven ons telkens, hoe onze bitterheid altoos 't sterkst wordt opgewekt, zoo men raakt aan wat ons 't liefst is. Een moeder, die 't ia u dragen kan, dat ge haar onachtzaam bejegent en haar zelfs in geldzaken bedriegt, zal opvliegen in niet te stillen toorn, zoo ge haar kind te na komt of beieeren zoudt. Ea zoo nu ook is 't op 't heilig terrein van onze Caristelijke religie. Den onverschilligen deert 't niet, of er al iemand opstaat, die de glorie van Golgotha durft schenden; maar een verloste, een geloovige, een waarlijk wedergeborene kan zulk een hoon en grofheid niet dulden. Juist naarmate hij zich inniger aan zijn Heiland en in 't gemeen aan de waarheid verbonden gevoelt; ; zal te feller zijn toorn ontbranden, zoodra hij voelt en merkt, dat dit hem heilige wordt aangerand.

Het is dan ook ten eeuenmale oojaist gezien, zoo men de verdeeldheid onder de broederen uit enkel liefdeloosheid verklaart. Eer omgekeerd mo'ét erkend, dat de verdeeldheid der broederen steeds vanzelf 't meest onder de oprechte belijders zal uitbreken. Den halfgeloovigen deert 't o, zoo weinig, of de waarheid schipbreuk lijdt, de schijngeloovige kan er zelfs schik in hebben, maar de waarachtig geloovige lijdt er onder, die kan 't niet dulden, die kan 't niet uitstaan, die vliegt er tegen op en kan niet rusten, eer het heilig recht der waarheid weer hulde ontvangt.

Toch behoeft 't wel geen nadere aanwijzing, dat 't de zonde in ons hart is, waardoor deze op zichzelf heilige ijver in onheilige drift ontaard is. Dit merkt ge daaraan reeds, dat Christenbroeders maar al te vaak ook in onverschillige dingen, die 't heilige zelfs van ver niet raken, zoo liefdeloos elkaar bejegenen kunnen. Dan is er natuurlijk van „een betrekken van de wacht bij het heilige" geen sprake. Dan gaat 't om 'c ik tegen het ik. DAU is er naijver en jaloesie in 't spel. Dan drijft inbeelding tot hartstocht uit. En dan is 't puur egoïsme, dat zich in 't inhumane, ja, soms tot in nijdigheid verloopt.

Nu kan de daardoor gewekte stemming er wel toe meewerken, om óók in 't heilige tegen elkaar op te treden, maar de wortel van het kwaad schuilt dan toch altoos in persoonlijke zonde, in nawerking van 't ons aangeboren kwaad. Ea al blijft ge erkennen, dat broedertwist in het heilige ook welterdege het motief kent, dat ze voor de eere van het heilige waken wil, toch neemt dit niet weg, dat 't gif dat den broedertwist zoo bedenkelijk karakter doet aannemen, gekweekt wordt in de schuilhoeken van ons zondig ik.

Juist dit maakt, dat ook van ons geldt, wat van Juda staat opgeteekend, we hebben geen eenerlei hart. Ea ook we spreken en handelen niet uit eenerlei Aar/, of God de Heere moet ons dat etnerlei hart geven.

Het is met, gelijk zoo menigeen zich inbeeldt, alsof 't enkel van onze genegenheid zou afhangen, of we met de broedera in vrede en liefde, dan wel in onmin en haat zouden verkeeren. Eer omgekeerd moet beleden, dat zoo God ons aan onszelf overlaat, geen li«fde ons ooit verkwik* ken en geen vrade oni heiligen zal. Van iia« tare, naar onzen aanleg, naar wat uit onze inborst spreekt, zijn we hoofd voor hoofd op eigenzinnigheid, eigendnnkelijkheid, betweterii, hoovaardij en inbeelding aangelegd.

Toen Christus Kerk de wereld inging en in die Kerk de gedoopten zou doen ingaan, kon het niet anders of de gedeeldheid, de verdeeldheid en de broedertwist moest aanstonds ook onder de toegelatenen tot den heiligen disch oprijzen. Men mocht dat sussen en stillen. Men mocht er liefst geen ruchtbaarheid aan geven. En binnen zekere perken mocht metterdaad het kwaad gestuit zijn. Maar dit alles nam niet weg, dat deze gedoopten steeds, werden ze aan zichzelf overgelaten, bijna met noodzakelijkheid in allerlei geschil vervielen tn in allerlei getwist uitkomen moesten.

En toont nu de historie, dat er toch korte tijden, en dat er toch altoos kleine kringen zijn geweest, waar 't „ai ziet, hoe goed, hoe lieflijk is 't, als zonen van 't zelfde huis als broeders saam wonen", zijn volle toepassing vond, dan was dit heerlijk verschijnsel nooit uit andere oorzaak te verklaren, dan daaruit, dat God zelf in deze kringen de dauw van Hermon's kruin had laten neer vloeien.

Het is daarom zoo averechts gezien, zoo wie treurt om onze verdeeldheid onder de broeders, zijn klacht gedurig inzet, alsof deze breuke Sions aan anderen lag, of ook te wijten ware aan zijn eigen onwil.

De toestand is nitt zoo, dat, zoo er maar geen stoornis intreedt, 't vanzelf alles pais en vrede onder de broederen zijn zal.

De toestand is heel anders.

Van pais en vree kan ook in een kerk waarin niet anders dan gedoopte zondaren en zondaressen saamleven, geen sprake zijn, tenzij een bijzondere genade Gods intreedt, die hun eenerlei hart geeft.

Uit zichzelf is dat eenerlei hart er nooit en nergens.

Zijn we aan onszelf overgelaten, dan zal veeleer steeds de verdeeldheid opnieuw onder ons wortel schieten, persoonlijk, van familie tot familie, en kerkelijk; en of we elkaar al diets maken, dat dit met wat goeden wil wel over zal gaan, en zal

wijken, het wijkt niet.

De weg tot vrede is dan ook geen andere dan de weg des gebeds.

Als over en weer onder de broederen het ootmoedig besef opleeft, dat ze aan zichzelf overgelaten, nooit anders dan verdeeldheid en twist zullen doen opwaken, en ze nemen, staande in die overtuiging, over en weer de toevlucht tot hun God, om te vragen: Geef Gij, Heere, ons eenerlei hart, uit ons zelf baren we niet anders dan de verdeeldheid, — dan komt de eenheid niet uit menschen, maar van Boven, en dan keert de broederliefde bij ons in, om ons saam in Jezus vaster te verbinden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 april 1913

De Heraut | 4 Pagina's

„ hun eenerlei hart gevende”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 april 1913

De Heraut | 4 Pagina's