GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Naar de vergen”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Naar de vergen”.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een lied Hammaaloth. Ik hef mijne oogeu op naar de bergen, vanwaar mijne hulpe komen zal. Psalm 121 : I.

In ’t michtige Scheppingswerk aanbidt, wie gelooft, vóór alle diogen de majesteit van Goddelijken eenvoud.

Eerst lag de bodem dei aarde plat om heel onzen bol gevlijd, en was die platte en' gelijkvloersche bodem, die heel onzen aardbol omvatte, met de wateren van den Oceaan overdekt. En zie, nu wordt door ééne machtdaad Gods die eerst gelijke bodem gebroken en ongelijk gemaakt. Slakken er van rijzen omhoog; dit geeft diepten er naast. Zoo komt door die ééne daad Gods hst droogs te voorschijn om bewoond, en vergaderen zich de wateren in de diepten om bevaren te worden, en vertoont op onze aardkorst zelf zich de vlakte, en naast en om die vlakte de verhtffing en de daling in ierg en in dal.

Meer nog, in berg en dal sprak Goddelijke poêsie. Immers de bergen wezen naar Boren, naar Boven waar Gods zalige hemel is. En mocht al de vlakte en het dal voor bewoning van 't aardrijk het breedst ontplooid, en voor de verkwikking van het aardsche leven het rijkst gevoed zijn, er tintelde in den mensch toch nog een hooger leven dat cm heilige bezieling liep, en voor dat hoogere leven wezen de btrgm Gods naar Boven, en hadden Gods bergen de roeping, om het kind des menschen naar hooger op te leiden.

Vandaar dat de Openbaring Gods telkens en telkens weer met Gods bergen verband houdt. Ons pas opkomend geslacht viert zijn geboorte in 't Paradijs, maar de Atke, die ons geslacht in tweede stadium tot wieg dient, komt te rusten niet in den hof van Eden, maar op den berg Ararat. Abraham, de patriarch, brengt zijn eersfgeboren zoon ten cffer op den berg Moria. Moces verzamelt 't volk der verkiezing, opdat 't Gods Woord belulstere, om den berg Sinai, en sterft zelf op den berg Nebo. Als de tempel voor Gods heilige tegenwoordigheid zal verrijzen, is de berg S'.on de door God zelf verkoren plek, en dit niet alleen, maar ook rondom Jerusalem, zoo jubelt 't de Psalmist, „rondom Jerusalem zijn bergen". En als eindelijk de profetie in vervulling is gegaan, en Immanuel onder Isruël optreedt, dan is 't de berg Tabor, die getuige mag zijn van de verheerlijking van den Messiasj gaat in een bergrede zijn vorstelijk Evangelie (ot de wereld uif; en is het van den Berg der Olijven dat de Christus opvaart ten hemel. Zelfs nog in de Openbaring van Johannes heet 't: „Ik zag, en ziet, het Lam stond op den berg Sion”.

Vooral in de dagen der schaduwen verkregen daatdpor de bergen Gods zoo rijke beteekenis voor' bet inniger gemoedsleven. Ia het lied Hammaa'oth komt dit tot zoo volle uitdrukking, als de Psalmist zegt: „Ik hef mijn oogen op naar de bergen, van waar mijn hulpe komen zal”.

Niet alsof onder Israël het bestijgeii van reusachtige bergen in zwang was. De nu zoo hooggeloofde bergbestijging is nog geen eeuw in zwang. En bovendien, zoo reusachtige bergen kende men in Israël niet. De Libanon lag in de verte, den Karmel besteeg men in eenuurlijds, ook de Tabor komt bij geen Montblacc in vergelijking. Juda was het bergland, maar bij de HimaUj* vergeleken, met niet meer dan heuvelen bedekt. Neen, de machtige aantrekkingskracht van Gods bergen in de dagen van ouds was niet de verfrisschende berglucht, noch ook de msjïsteit van 't vergezicht van hun toppen, en veel min nog de verheffiag die 't vertoeven op de bergen in vergelijking met het benedenaardsche bood. Wat zelfs veel Heidenen, maar wat vooral Israël in Gods bergen bewonderde, was en bleef hun heen wijting naar de woonstede van wat voorwerp der aanbidding was. De wolken zweefden nóg hooger, en boven die wolken vlijde zich de woonstede Gods uit. DSdf eerst ontsloot zich 't „Hoog Vertrek", waarvan David steeds zingt. Maar bij en naast en onder dit alles waren de bergen Gods de vaste, 'de onwrikbare geleiders naar de eeuwige wereld daarboven. Het was of de bergen van rondom zelfs den meest wereldschen lijder bleven toeroepen: „Daar boven ligt voor u 't pad naar 't eeuwige. Daarboven zetelt de majesteit. Van boven komt uw heil. Hef dan uw oogen naar de bergen op, vanwaar alleen uw hulpe komen kan“.

Het is dan ook niet toevallig, dat de Openbaring Gods vöói en in Christus steeds in «en land met bergen is uitgegaan. De bergen Gods vormden daardoor vanzelf van die 0]; e& buing een bestanddeel. Dat zienlijke, dat voor oogen was, kon toen niet gemist worden. Als een ladder Jacobs moesten ze zijn, waarlangs de ziel naaï boven opklom, en waarlangs de engelen Gods tot onze hulpe nederdaalden.

Maar met de vervulling der profetie in Christus komt ook hierin 't keerpunt. De dienst der schaduwen riep, onder zooveel meer, ook om de bergen; maar met Jezus viel dit weg: „Vrouw, geloof mij, de ure komt, zoo betuigde Jezus, dat ge noch op dezen berg, noch op Sion den Vader zult aanbidden. De ure komt, en is nu, dat de ware aanbidders den Vader aanbidden zullen in geest en waarheid“.

De dienst der schaduwen riep om steunsels, en onder die steunsels behoorden ook de bergen Gods, die als van zelf 't hart naar hooger trokken; maar de vervulling in Christus maakte al deze steunsels overbodig. Zelfs mag gezegd, dat in vlakke landen ponder bergen het Evangelie te rijker ingang vond. Denk maar aan ons eigen vaderland. Geheel zonder bergen, en te rijker eens met 't martelaarschap om Christus' wille gekroond.

't Zelfstandige geloof, gelijk 't in 'c Kruis van Ctviistus vast ligt, laat van zelf de steunsels van tabernakel en altaar, van 't priesterkleed, en zoo ook van de bergen om Jeruzalem los. Het vraagt niet om een volk Gods dat, van de wereld gescheiden, in de bergen zijn toevluchtsoord zoekt, maar is als een schare die leeft te midden der wereld, met alle verleiding van Corinthe en Athene en Rome om zich heen, en die toch weet in Christus alle geestelijke en heilige schatten ongedeerd te bezitten en te kunnen genieten.

De scheiding tussc'aen dien hemel naar wien de bergen heen wijzen, en deze gevallen wereld neemt 't Evangelie weg. God is óns niet meer verte maar in Christus nabij, en onze ziel, weet te midden van 't rumoer der wereld Gods nabijheid te genieten.

De trekking des Geestes is voor ons meer dan de trekking van Karmel of Sion of Tabor. Langs de verheffiogen des Geestes klimt de ziel van wie Christus bezit nu naar boven op, en langs de hoogten van den Geest daalt de kracht Gods in Gods kinderen neder.

Ook wij heffen de oogen op naar de bergen, doch het zijn de bergen des Geestes, van waar we onze hulpe verwacaten.

Niet de Alpen met hun sneeuwtoppen, maar de Heere die onze Rotssteen is, is 't steunpunt van ons hart.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 september 1913

De Heraut | 4 Pagina's

„Naar de vergen”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 september 1913

De Heraut | 4 Pagina's