GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gelijk elk jaar, vond ook ditmaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gelijk elk jaar, vond ook ditmaal

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 19 September 1913.

Gelijk elk jaar, vond ook ditmaal Op den derden Woensdag In September de opening der lessen van de Vr^'e Universiteit plaats met een toespraak van den prorector. Aan de Rijksuniversiteiten en evenzoo aan de Stedelijke Universiteit te Amsterdam valt de wisseling van het Rectoraat saam met den aanvang van den nieuwen cursus en geeft de aftredende Rector dan een overzicht van de lotgevallen der Akademie. Bij de Vrije Universiteit heerscht in zoo verre een anomalie, dat de nieuwbenoemde Rector z^n ambt eerst aanvaardt op den Dies Natalis der Universiteit, 20 October, en de aftredende Rector dan tegelijk de fata Academica vermeldt aan het einde van zijn rectorale oratie. Toch stelt men ook aan de Vrije Universiteit er prijs op, dat de aanvang van den nieuwen cursus met een toespraak tot de studenten en een gebed om Gods zegen over den aangevangen arbeid worde Ingezet. Zoo kwamen de Hoogleeraren en Studenten dan j I. Woensdag saam In de vergaderzaal der Theologische faculteit, die bij gebrek aan een eigen aula nog altoos voor deze plechtigheid dienst moet doen, maar feitelijk veel te klein is om het talrijke publiek te bevatten.

De prorector, Prof. Dr. R H. Wolijer, hield bg deze gelegenheid een toespraak, waarvan we den verkorten Inhoud aldus weergeven:

De laatste bezigheid, die aan de Vrije Universiteit den afgetreden rector bindt aan het ambt, dat hij een jaar lang bekleed heeft, is in den regel de opening der lessen van den cursus, die volgt op dien, waarin hij zijne rectorale waardigheid neerlegde.

Het begrip openen is langzamerhand, om zoo te zeggen, een terminus technicus geworden, die zeer verschillende dingen omvat: het openen van een tentoonstelling bijv. heeft nog geenszins ten gevolge, dat zij nu ook open staat; omgekeerd echter komt het voor, dat een nieuwe spoorlijn of iets dergelijks reeds lang geopend is, als de officieele opening nog plaats moet hebben: het „openen" heeft in dat geval veel van wat de Franschen noemen: „enfoncer une porte ouverte”

Een ding is echter aan alle openen in dezen technischen zin gemeen: het openingsw oord, de openingsrede: geen opening zonder openingsrede, soms zelfs openingsr eden: ja, men kan veilig zeggen, dat elke „opening" hoofdzakelijk of uitsluitend bestaat in het uitspreken van een openingswoord.

Zoo nu heeft ook de pro-rector der Vrije-Universiteit naar akademischen trant den nieuwen Cursus te openen met een toespraak.

Vraagt de pro-rector zich af, waarover deze toespraak loopen moet, dan ligt negatief het antwoord voor de hand: hij mag niet treden in hetgeen des rectors is, en dus noch over het terrein van zijne bijzondere studie spreken, noch over de lotgevallen der Universiteit. Foshief echter schijnen de onderwerpen, die tot nu toe vuor deze toespraken de stof boden, eene groote verscheidenheid te vettoonen.

Toch ontbreekt ook hier in de veelheid de eenheid niet: alle bedoelen ze, bij den aanvang van een nieuw jzar, dat Gcd de Heere aan de Universiteit schonk, Hoogleeraren en studenten op te wekken, om voor het eerst of opnieuw met ijver bun krachten te stellen in den dienst der wetenschap, die is naar het Woord van God. Ook de studenten. £r is een tijd geweest, dat men den „student" in gedachten met alles associeerde behalve met wetenschap en studie Die tijd is gelukkig voorbij. Ook thans nog is een goed student voor allerlei bruikbaar, is hij niet slechts de gebeerde in wording, maar ook het ideaal van een padvinder; doch door de toenemende „struggle for life" staat thans de studie veel meer op den voorgrond, en heeft het niets vreemds meer, als men niet alleen van den hoogleeraar, maar ook vanden discipel belangstelling verwacht voor de dieper liggende vragen naar het wezen der wetenschap; met name echter geldt dit voor eene Universiteit als de onze, die op een bepaalden grondslag staat: voor allen die daar komen studeeren, is het des te meer noodzakelijk, dat ze zich hebben rekenschap te geven van het doel, dat die Universiteit zich voor oogen stelt: te verkrijgen een systeem van Gereformeerde wetenschap.

De spreker zet dan verder uiteen, hoe hiervan alleen sprake kan zijn op de basis van de eenheid van alle wetenschap. Die eenheid is reeds door Flato en ook door een Atistoteles gevoeld; meer dan vroeger is bet thans echter noodzakelijk, aan haar vast te houden, waar ze door de toenemende specialiseering almeer op den achtergrond dreigt te geraken. Het gevaar dat hierin met name voor het Academisch o n d e r w ij s gelegen is, wordt ook elders erkend; vandaar de pogingen die men aanwendt, om te voorkomen, dat de student in de détails van zijn studie opgaat en geen overzicht verkrijgt over het geheel. Voor onze Hoogeschooi echter, die voor al haar onderwijs zich stelt op één grondslag, is de handhaving van de eenheid van alle wetenschap eene levensqaaestie.

Aanvaardt men eenmaal die eenheid en houdt men daarbij vast aan de waarheid der Cnristelijke religie, dan is daarmede vanzelf de m o g e-1 ij k h e i d van een systeem van Christelijke wetenschap gegeven, en is het slechts een quaestie van tijd en arbeid wanneer dit gereed zijn zal.

Beziet men de zaak van uit dit oogpunt, dan beteekent het dan ook niet veel, wanneer men ons, helaas ook van Christelijke zijde, telkens weer voor de voeten werpt, dat we wel een hooge pretentie voieien, maar het recht daarop niet bewijzen kunnjsn, wijl we in gebreke blijven het bestaan van zulk een systeem van Gereformeerde wetenschap aan te toonen: dat het er zijn kan, valt niet te loochenen, en dat het er komen zal, is voor ons een zaak van geloof; we bedoelen niet maar eene hoogeschooi van Christenen, maar eene Christelijke hoogeschool.

Natuurlijk zijn we er hiermede niet; ook valt niet te ontkennen, dat we soms hooget verwachtingen hebben opgewekt dan later bleken verwezenlijkt te kunnen worden; en werd soms wel eens als een gereformeerd beginsel geponeerd, wat het inderdaad niet was. Maar dit zal niet schaden, als de overtuiging slechts aanwez'g is, dat we overwinnen kannen.

Zij dan ook in het nieuwe jtar ons streven, die overtuiging te bevestigen; maken we ernst met ons beginsel; en zij daarbij onze verwachting niet van den mensch, maar van onzen God, wiens zegen over onzen arbeid we thans willen inroepen.

Naar dit uitnemende woord, dat leiding gaf voor de studie en moed en bezieling wekte voor de taak die wachtte, werd met groote belangstelling geluisterd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 september 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Gelijk elk jaar, vond ook ditmaal

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 september 1913

De Heraut | 4 Pagina's