GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De vaandelen opsteken”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De vaandelen opsteken”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij zullen juichen over uw heil, en de vaandelen opsteken in den naam onzes Gods. De HEERE vervulle alle uwe begeerten. Psalm 20 ; 6.

Gelijk ieder koning, zoo heeft ook Koning Jezus drieërlei onderdanen.

Er zijn er, die er niet eens een vaandel op nahouden. Er zijn er ten anderen, die zich wel een vaandel aanschaffen, maar het thuis in de binnenkamer wegbergen. En dan zijn er in de derde plaats, die niet alleen een vaandel hebben, maar met dat vaandel moedig de straat opgaan dat vaandel zwaaien en opsteken, en die in dit hun vaandel als merkteeken geborduurd hebben: het Kruis van Christus.

Vaandeleer e it noemden onze vaderen dit in hun kantteekeningcn. Zie 't maar in uw Statenbijbel op Psalm twintig vers zes.

Nu zoudt ge denken, dat die laatstbedoeldealles aandurvende en machtige belijders met hun vaandel d^n vooral zouden uittrekken, als de weg vrij was en ieder hun vaandel toewuifde; en dat omgekeerd in dagen van spanning en druk de binnenkamer aan het vaandel herberg moest verkenen. En toch is het juist omgekeerd,

In dagen als 't alles .»peys en vree* is, neemt de kloeke belijdenis van den Christus met den dag af, en juist in dagen van bange druk en vervolging bekhmt de martelaar met opgeheven vaandel_den brandstapel of 't schavot En komen er dagen dat 't niet alleen »peys en vree» is, maar dat al wat gekerstend is u vanzelt eere en toejuiching brengt, dan verslappen de geesten vaak op zoo verontrustende wijze, dat heel 't vaandel met het Kruis van Christus zoek raakt, en er aan geen uittrekken onder wat banier of vaandel ook meer gedacht wordt,

Nu kunt ge dat vaandel zoeken in uw Belijdenis, maar eigenlijk is 't toch nog iets anders en nog iets meer. Zie 't maar in 't verleden. Voor uw Belijdenis leed en stierf men op onze erve, eer ze nog te Dordrecht bezegeld was. In de dagen van »peys en vree* die daarop volgden, bleef diezelfde BeUj denis schijnbaar in al uw Kerken gelden. En zelfs na 1816 heette het nog altoos, dat men aan de Belijdenis niet alleen, maar zelfs aan de vijf Dordtsche artikelen vasthield. Maar het vaandel waaronder de martelaren den dood tegengingen, was reeds eer de vrede van Munster kwam, half opgeborgen. Toen Oranje naar Engeland moest vluchten, dacht niemand er meer aan. En in de eeuw die sinds verliep, heeft al wat macht en eere in land en kerk had, draad voor draad, op kansel en katheder het aloude vaandel losgerafeld. Men kon het nu niet meer opsteken, want het viel uiteen.

Het vaandel is niet maar de Belijdenis, maar op die Belijdenis het Amen dei ziel. Zoolang ge uw Belijdenis nog van 't papier en uit uw boek moet aflezen, is-'t vaandel er nog niet. Maar komt 't zoover met u, dat uw Belijdenis in uw hart is ingeprent en heel't aderweefsel van - uw hart in trilling brengt, zoodat ze u prikkelt, u geen rust gunt en u met den durf van een alles wagende liefde voor Jezus bezielt, dein voelt ge 't zelf, hoe uw hand het vaandel van het Kruis omklemt, en hoe 't u brandt op 't hart om voor Jezus te roepen, te roepen tegen wie hem lasteren durft in.

Nu kan hierin overmoed spreken, en die overmoed kan in fanatisme overslaan. Er zijn naturen, die er als voor geboren zijn, om den held te spelen Het heroïsme heeft, uit dorst naar glorie, ook zijn verkeerden kant gehad. En steeds moet de jongeling er op bedacht zijn, om dit fanatisme in zijn bloedrood oplaaien tot kalmer gloed te temperen.

Maar wee u, zoo ge telkens met uw critiek tegen dit fanatisme op de markt komt, en er feitelijk niet anders meê op 't oog hebt, dan om er uw eigen laffe onaaudoenlijkheid meê te vergoelijken. Want helaas, van zulke Christenen zijn er niet weinigen. Mannen en vrouwen, die, als ge hun vraagt, of ze van harte de zaak des Heeren zijn toegedaan, u innemen en naar waarheid zullen belijden, dat ze eens in Jezus hopen te sterven, en ook wel met de Christe­ nen meedoen, als er voor zending of philantropie te geven is, maar die voor 't overige in stad of dorp met al wat tegen Jezus ingaat, op voet van vree en stillen omgang verkeeren, en van wie niemand ooit in 't publiek zal merken, dat ze voor den naam van hun Heiland in de bres staan. Soms zelfs op 't kantje af van hun Heiland te verloochenen. Hun lot is dan één en al vrede. Immers ze gelooven en hopen in Jezus te sterven, en zoolang ze nog op aarde zijn, leven ze in de wereld en met de wereld, en van strijd of worsteling om des geloofs wille is in heel hun leven geen sprake.

Een vaandel hebben ze niet. Aan het opsteken van een vaandel denken ze niet. Wat ze juist willen en bedoelen is, al den zegen van Jezus wel voor eeuwig te hebben, maar zonder dat ze, in hun verkeer en omgang met menschen, ooit zelfs verdacht worden van onder een heilig vaandel tegen den stroom van het leven te willen optrekken.

Doch hierbij blijft het niet. Niet alleen de half-Christenen hebben het vaandeleeren verleerd, maar wat nog erger is, ook de eens zoo kloeke en dappere strijders voor de zaak des Heeren geraakten almeer in een staat van geestelijke verzwakking. Eens stonden ze pal en moedig, maar ze staan het niet meer. En dit waarom anders, dan omdat de smaad van het Christen-zijn er in hun kring en omgeving af ging.

Allengs kwamen we weer in een periode, dat aanhanger van Christus te zijn, in plaats van smaad schier eere bracht. De evenaar sloeg om. Na jaren lang er diep onder te hebben gelegen, kwamen we weer boven. Dit deed den strijd luwen. Men had het zwaard kunnen afleggen, en kunnen jubelen in zijn tente. En dit juist had den geloofsijver doen verflauwen, allen moed overbodig gemaakt, en zoo had men het vaandel naast zich neergelegd. Men was er nu. De jubeltoon had van alle zij kunnen weerklinken. Waartoe zou 't zwaard dan nog worden gekruist?

En dit duurt dan, tot 't teeken van den Zoon des Menschen weer in de wolken wordt gezien, en tegenslag op aarde het hart der Christenheid met angst vervuld.

Dan is er eerst ontzetting en een uiteenstormen naar allen kant. Op zulk een keer in den toestand toch was men niet verdacht. Men had 't vergeten, dat er een teeken is en blijft, dat weersproken zal worden. Men las er overheen, als er stond, dat de Christus gekomen is niet om den vrede te brengen, maar 't zwaard. En gansch onverhoeds scheen nu alles verloren.

Doch lang duurde dit onthutstzijn niet. Het is zoo, men zag er weer op eens stil wegsluipen, die geestelijk nooit bij ons behoord hadden. Ook merkte men wel, hoe de overmoed van de vijanden van Jezus ons felle stooten toebracht. Maar geen nood. Juist die felle stooten verwakkerden weer wie was ingeslapen. Niet lang meer of alles liep weer uit. Men dorst weer. Men begreep weer dat 't moest, en deed het dan ook.

En toen riep opeens een stem: Broeders., waar zijn de i'aandels gebleven l Deze werden toen weer opgezocht, en alras gevonden. En toen streed men er om, wie vaandrig mocht zijn. En heel het land door werd het één geroep : We zullen weer juichen en de vaandelen opsteken in den Naam onzes Gods.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 december 1913

De Heraut | 4 Pagina's

„De vaandelen opsteken”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 december 1913

De Heraut | 4 Pagina's