GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. A. C. DuKER, Theol. Doet. GISBERTUS VoETius. Derde deel. Tweede stuk. Boekhandel en Drukkerij voorheen E. J. BRiLt. Leiden 1913. De magistrale monographic van Dr. DUKER nadert haar voltooiing. Van haar derde deel, waarin VOETIUS hoogleerschap wordt beschreven, zal het laatste hoofdstuk, te gelijk met de Registers op het geheele werk, het volgend jaar verschijnen.

Het 2e en 3e hoofdstuk van dit derde deel zagen, met de Bijlagen, onlangs het licht.

Dat 2e hoofdstuk heeft tot titel: DE MEDEi»REbiKANT en loopt van bl. 103—175.

Als «medepredikant« is VOETIUS, die sedert 1634 hoogleeraar te UTRECHT was, den 12den Maart van 1637 in de Domkerk bevestigd.

Door kerkeraad en vroedschap, met klem en redenen daartoe aangezocht, had - toch Utrechts primarius tlieölogiae professor zich ten laatste bereid verklaard, de plaats te vervullen van den in 1636 gestorven Ds. DUNGANUS. Evenwel had hij daarbij als beding gesteld, dat hij in die vacature, «neffens eenen anderen» zou worden beroepen, opdat hij — «vermits syne sware academische occupatiën« — geen deel zou behoeven te nemen aan allerlei «kerklicke, classicale en synodale vergaederingen*, noch aan «derselven commissiën«.

En zoo is dan ook Ds. SCHOTANUS, geroepen om «neffens» VOETIUS de zesde predikantsplaats in te nemen, twee maanden later" dan VOE'J lUS, te Utrecht de bediening aanvaard,

In drt.--2e hoofdstuk nu wordt ons VOETIUS geteekend als prediker, catecheekt, zielezorger, en ook als kerkregeerder.

Wat dit laatste betreft, ofschoon hij krachtens het beding, niet verplicht was de vergaderingen van den Kerkeraad bij te wonen, bezocht hij, ^— »ongetwijfeld met het doel, persoonlijk op den gang van zaken invloed te oefenen», zegt DR. DUKER •— die vergaderingen zeer geregeld.

Als blijk van zijn ijver als catecheet, vermeldt DR. DUKER VOETIUS' zorg voor het onderwijs ook der weeskinderen. Geen grooter genot scheen er voor den professor te bestaan dan zelfs «de kleynste kindertjes^, nederig en familiaer te onderrichten«. Uit GENTMAN'S LVCK-PREDICATIE wordt daarbij aangehaald, dat wanneer buifenlandsche godgeleerden den beroemde in Utrecht bij dit werk opzochten, zij vonden: «niet een kint van twaalf jaren, sittende in. den tempel onder Rabbinen, maar een bedaagt-man^ staende jonder veel min als twaalfjarige kinderen.”

Van Ket-'prediken' 'en " - de overigfi pastoralevfrerkzaamheden vaa den"s.med.epredikant« geldt, zoo schrijft zijn biograaf op pi. i40j dat hij,

hoewel slechts ver-plicht tot »halve«, niettemin jheele« beurten vervulde.

Dit hoofdstuk is bovendien ook daarom zoo lezenswaardig wijl het ons een kijk geeft op. heel het milieu waarin VOKTIÜS als > Tnedepredi-. kant« arbeidde. Op de gereformeerde Kerk van Utrecht in haar uit-en inw.endig • leven-en in liaar strijd ook met de. Stedelijke .Overiieid waarvanDüKER merkwaardige dingen mededeelt.

Het 3e hoofdstuk van deel III heeft tot titeh FAMILIE EN VRIENDEN. VERWIJDERING ÉN VER­ ZOENING.

Eerst vinden wij hier VoETiusin den kring van zijn gezin en wordt ons, zoo van hem zelf, als van zijn vrouw DELIANA en zijn kinderen, verteld. Een vertelliag van „veel vreugde, maar; ook van bittere smart". Zijn zoon PAUL, om iets van het laatste te noemen, liep een korte poos ernstig gevaar • te zullen mislukken, zoo zelfs, dat Voetius, meer dan eens, oorzaak kreeg zich over het gedrag van zijn oudste, bij vrien­ . den en geestverwanten te beklagen. De rei's naar Engeland, tegen den nazomer vain 1636, door vader en zoon ondernomen, bracht" vermoedelijk den jonkman in het goede spoor terug, die van toen af, wat : zijne akademische loopbaan betrof, een waar gelukskind mocht heeten. (p. 181).

Verder vinden wij in dit hoofdstuk VOETIUS ook te midden van zijn vrienden, en maken wij kennis met LODENSTEIN, ESSENIUS, TEELLINCK, GENTMAN en ANNA.MARIA van SCHURMAN.

Eindelijk komt DUKER aan de verwijde-' ringen«.

Eerst aan die tusschen VOETIUS en de savante ANNA MARIA, naar aanleiding van haar meegaan met DE LABADIE, aan wien ook eenige bladzijden worden gewijd. Dan, de vervreemding tusschen VOETIUS en zijn voormaligen discipel JACOBUS KOEL.MAN ; verder die tusschen VOETIUS en ScHOOCK, naar aanleiding van het geschrift: ADMIRANDA METHODUS tegen DESCARTES, en op het einde van dit hoofdstuk krijgen wij de beschrijving van den strijd maar ook van de verzoening tusschen VOETIUS en den Groninger hoogleeraar MARESIUS.

Ook in deze hoofdstukken is al wat DR DUKER schrijft uit de bronnen gedocumenteerd; is ook van de jongste literatuur gebruik gemaakt, en zijn de feiten met de echte onpartijdigheid van den historicus in het licht gesteld.

Den lang vergetene en vaak miskende is met dit voorname werk een monument gesticht, waarvoor inzonderheid wij Gereformeerden DR. DUKER denkbaar behoören te zijn,

2. G. WISSE. SEXUEELE ZONDE EN ZONDE TEGEN DEN HEILIGEN GEEST. E^n woord voor aangevochtenen en bestredenen. J. H. Kok. 1913. Kampen.

Ik kan de lezing van dit praktikale boekje, dat even kiesch als teeder is, aanbevelen aan predikanten, die begrijpen, dat ze óok zielezorgers behoören te zijn; aan geneesheeren, die specialisten zijn op het gebied der psychiatrie, en eindelijk aan die »aangevochtenen en bestredenen*, welke in den ondertitel zijn bedoeld. De sexueeele zonde, de zonde der onkuischheid, wordt hier noch verontschuldigd, noch beschreven op een wijze, die ook maar eenigszins kwaad zou kunnen stichten. Waar, iets wat wel moest, een vijftal uitingen dezer zónde beschreven worden, doet Ds. WTSSE dat met de soberheid, die in deze materie voegt:

W.ie van meening is, dat het zelfs zoo niet kan, doet mij denken aan dien dominee, die, bij zijn Catechismus-prediking, steeds Zondag 41 oversloeg, vanwege de »onwelvoegelijkbeid" van het daarin behandelde onderwerp. En wie van meening is, dat in dit geschriftje 'n slappe moraal, of erger nog, wordt verkondigd, „toont, dat hij öf niet kan lezen, of er zoo ongeveer niets van begrijpt.

De zaak toch staat zoo.

Ds. WISSE kwam, in den weg der ervaring, tot een drietal gegevens.

En dat, zoowel uit het rijke materiaal van brieven, die hij ontving naar aanleiding van een vroeger door hem uitgegeven geschrift '• *ÜE MORAAL VAN HET ZEVENDE GEBOD", als uit veel gevallen in zijn praxis.

Hij omschrijft die gegevens op p. 17 aldus: »We vonden alzoo deze drie; bedrijf van zonde tegen het zevende gebod: onder die omstandigheden, zonder nog radicaal van deze zonde verlost te zijn, toegetreden tot den H. Disch; daarop gevolgde wroeging, gepaard met de gedachte: nu heb ik de onvergeeflijke zonde tegen den H. Geest bedreven.”

Zonder nu de zonde der onkuischheid bij een christen allerminst te vergoelijken, en ook zonder te hebben nagelaten de toetreding tot het Avondmaal «onder deze omstandigheden" zeer ernstig en uitvoerig voor zijn lezers te bespreken, waarbij hij onder meer op bestrijding van de sexueele zonde, zoo door natuurlijke als geestelijke middelen, aandringt, — tralcht de schrijver zijn lezers het rechte verstand van wat ude zonde tegen den Heiligen Geest' is, uit de Schrift bij te brengen.

En dat met de barmhartige bedoeling om, door de gedachte: ^nu heb ik de onvergeeflijke zonde bedreven" — aangevochtene en bestredene zielen, door verheldering .van Schriftkennis in deze hun aanvechting en bestrijding', te hulp te komen, te verlichten.

Daartoe zet Ds. WISSE in zijn boekje uiteen, eerst negatiefy •f/sz.rm de zonde tegen den H. Geest niet bestaat, en daarna, positief op grond van een goede en bondige exegese van Mattheus 12 : 31 en 32, waarin de zonde tegen den H. Geest wèl bestaat.

En zoo doet hij dan klaar en duidelijk uitkomen, dat wanneer een geloovige, ook al is hij van de sexueele zonde nog niet radicaal verlost, ook al is de zonde der onkuischheid, nog, tegen zijn wil, in hem overgebleven, ten Avondmaal is toegetreden, hij daarmede niet begaan heeft dè zonde tegen den Heiligen Geest.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 december 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 december 1913

De Heraut | 4 Pagina's