GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Bij de wisseling van het

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bij de wisseling van het

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 2 Januari 1914.

Bij de wisseling van het jaar richt zich de blik in de eerste plaats naar het verleden, om ons af te vragen, vs^elke beteekenis het jaar, dat achter ons ligt, voor ons land en volk heeft gehad.

Het eigenaardige stempel, dat 1913 in de historie dragen zal, is wel ifi de eerste plaats, dat dit jaar een jaar van herdenking l i is geweest. Zooals 1813 het jaar was van de herdenking, hoe God drie eeuwen geleden ons bevrijdde uit de tyrannic van Spanje, zoo stond 1913 in het teeken der herdenking, hoe God, toen Nederland door eigen schuld opnieuw onder de machtvan een vreemden vorst was gekomen, die ons nationaal bestaan ons ontroofde en ons tot een wingewest van Frankrijk maken wilde, door Zijn machtigen arm ons bevrijdde, en ons met ons volksbestaan tegelijk ons terug schonk het vorstenhuis van Oranje; een weldaad, waarvoor we God nooit genoeg kunnen danken. Het eeuwfeest onzer verlossing, door heel ons volk gevierd en ook in onze Kerken herdacht, versterkte ons nationaal gevoel, gaf gelegenheid om te doen zien ook aan den vreemdeling, hoe Nederland in deze eeuw op elk gebied zijn kracht ontwikkeld had. Een eeuwfeest van vrede, dat waardiglijk bekroond werd door de opening van het vredespaleis in Den Haag, waar het vrede door recht als hoog ideaal aan de volkeren gepredikt wordt.

Toch kan niet gezegd, dat dit jaar voor Nederland zelf een jaar van vrede en rustige ontwikkeling in Christelijken geest is geweest. Eer bleek het tegendeel. De worstelling bij de stembus gestreden in den afgeloopen zomer, droeg een heftiger en feller karakter dan ooit te voren ; ze deed maar al te scherp zien, hoe in den boezem van ons volk de partijen tegenover elkander staan en daarbij de diepste beginselen scheiding maken tusschen de zonen van hetzelfde huis. En al mocht heel ons volk jubelen, dat Nederland een eeuw geleden bevrijd was van het Fransche juk, de geest der revolutie, die uit Frankrijk naar ons land oversloeg en onder het Fransche juk ons bracht, vierde opnieuw een triomf op den geest van het Evangelie. Het Christe lijk Ministerie, dat de nationale Christelijke traditie van ons volk hoog hield, moest aftreden. Zelfs dreigde een oogenblik het gevaar, dat in het nieuwe Ministerie man nen zouden optreden, wier revolutionair streven voor niemand verborgen bleef, de vertegenwoordigers eener partij, wie tolk het nog pas openlijk in de Kamer uitsprak, dat ze niet rusten zou, voordat het Oranjehuis onttroond en Nederland weer in een republiek veranderd was. En wel werd dit dreigend gevaar afgewend, en trad in plaats van een liberaal-socialistisch Kabinet een gematigd Ministerie pp, dat in zake den schoolstrijd zelfs niet ongenegen is ons recht te laten wedervaren, maar hoe dankbaar we hiervoor ook zijn, omdat het zooveel erger had kunnen vv^ezen, het blijft toch een droef teeken, dat juist in dit jaar, nu de herdenking van Gods weldaden ons volk tot terugkeer tot dien God had moeten roepen, juist het tegendeel werd gezien. Er ligt daarin een zonde van ondankbaarheid, die ons wel tot diepe verootmoediging stemmen mag.

Want de schuld ligt niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats bij liberaal en socialist, maar bij ons eigen Christenvolk. Een nederlaag als door ons geleden werd, zou ondenkbaar zijn geweest, indien al wat den Christus belijdt, eenparig zich had opgemaakt om rondom de banier van het Evangelie zich te scharen. We zijn geen politiek orgaan, en op de politieke oorzaken van deze nederlaag hebben we hier niet in te gaan. Maar wel hebben we de hand in eigen boezem te steken om te zien, waar onze geestelijke schuld ligt. Onze geestelijke schuld, waar onze arbeiders, meegelokt door de schoone leuze van algemeen stemrecht en van staatspensioen achter het heirleger der socialisten zijn opgetrokken. Onze geestelijke schuld, waar onze handelsmannen en fabrikanten uit vrees voor de nadeelige gevolgen der tariefwet hun geldelijk belang hooger hebben gesteld dan de belangen van Gods Koninkrijk. Onze geestelijke schuld, waar broedertwist en verdeeldheid op kerkelijk terrein onze kracht verlamde en oorzaak was, dat een deel onzer Christelijke broeders, beducht voor de privilegiën, hunner Kerk, gemeene zaak maakte met den vijand, die in deze Kerk nooit anders deed dan het modernisme te bevorderen. Onze geestelijke schuld ook in zoover we ons zelf hebben aan te klagen, dat we in onze eigen Kerken nog zoo weinig de roeping hebben verstaan, trots ons congres voor Evangelisatie in het afgeloopen jaar gehouden, om een dam op te werpen tegen den stroom van socialisme en ongeloof, en te redden wat in ons volksleven dreigt verloren te gaan.

En toch, dit alles, wat onze actie betreft op heel ons volksleven, is niet het eenige, wat ons aanklaagt. Er, is bij het eeuwfeest onzer nationale bevrijding ook geroemd in de hooge vlucht, die in de afgeloopen eeuw het meer ontwakend Christelijk leven in ons vaderland nam En wie zal niet dankbaar wezen, wanneer hij den toestand in 1913 met dien van 1813 vergelijkt? Onze Gereformeerde Kerken uit haar diep verval opgericht. Voor de Zending een belangstelling ontwaakt als nooit te voren. In allerlei arbeid voor barmhartigheid een betooning van Christelijke liefde, die de wereld beschaamt. Onze Christelijke scholen elk jaar toenemend in aantal. Onze Christelijke pers, ook de kerkelijke, al meer winnend aan invloed en licht verspreidend over de vraagstukken van kerk en volk. Onze Jongelingsvereenigingen een recruten-school, die rijken oogst voor de toekomst belooft. Op het gebied der wetenschap de Gereformeerde Theologie weer in eere hersteld; een Vrije Universiteit, die met jeugdige krachten versterkt, de banier der beginselen tracht hoog te houden op heel het terrein der wetenschap, en een Theologische school aaraan op uitnemende wijze aanstaande ienaren onzer Kerken worden opgeleid.

Wie op dat alles ziet, wat in de afge­ w oopen eeuw tot stand is 'gebracht, zal niet I J n het koor der pessimisten meezingen, ! maar liever God den Heere danken voor d zijne menigvuldige weldaden aan ons volk l geschonken. Altóèn de vraag rijst, of o we dien dank riiet. alleen in woorden heb­ e ben uitgesproliéa, maar ook in daden O hebben getoonö? En dan is er ook hief bij ons de beschaamdheid des aangezichts. e Van een krachtig opgewekt geestelijk leven kan waarlijk niet in al onze Kerken worden geroemd. Er dreigt soms gevaar, dat de actie, die zich uitbreidde in de breedte, aan diepgang begint te verliezen; dat de scherpe punten der beginselen worden afgevijld; dat de tegenstellingen worden weggedoezeld, het principieele Calvinistische meer op den achtergrond en het algemeen Christelijke meer op den voorgrond wordt geschoven. Gevaar ook aan de andere zijde, dat men tevreden met het hoogtepunt, dat men bereikt heeft, zijn kracht zoekt in valsch conservatisme; geen oog heeft voor de nieuwe vragen, die onze tijd ons stelt, en daardoor het leven-der Kerk tot een petrefact maakt. Wie op den wachttoren staat en de teekenen der tijden gadeslaat, weet, dat deze gevaren heusch niet denkbeeldig zijn. En als men dan ziet, hoe de les der historie is, dat telkens na een periode van hoog geestelijk leven een periode van achteruitgang volgt, dat het »opgaan, blinken en verzinken* waarvan Bilderdijk zong, niet alleen de levenswet der volkeren, maar ook der kerken is, komt de bange vraag wel eens in het harte op, of zulk een periode van geestelijke inzinking niet nu reeds voor onze Kerken aanbrak.

Zij daarom voor het nieuwe jaar, dat we intreden, bij belijdenis van onze schuld, de bede te vuriger tot God den Heere opgezonden, dat Hij over ons volk en onze Kerken de kracht des Heiligen Geestes weer mildelijk uitstorte, opdat er heilige geestdrift kome voor de grootsche taak, die voor ons is weggelegd. Ecclesia reformata setnper reformanda, seen kerk die gereformeerd is, moet steeds voortgaan op den weg der reformatie*, deze wijze les onzer vaderen behoede ons voor alle valsch conservatisme en zelfgenoegzaamheid, en prikkele ons tot nieuwe energie. In den loop van dit jaar komt weder een Synode onzer Gereformeerde Kerken saam. Moge deze Synode werkelijk een hoogtepunt in ons kerkelijk leven worden. Zij er kracht, geestelijke kracht, om zoo menig ernstig vraagstuk, dat de nood der tijden ons voorlegt, aan te grijpen en tot oplossing te brengen. En vvorde daarbij de heilige Banier onzer beginselen nooit losgelaten, maai-zij er trouw aan de erfenis, door onze vaderen ons overgeleverd, en beslistheid en kloekheid in het belijden van de waarheid Gods, zooals deze zoo rijk en schoon in onze belijdenis is uitgesproken. Dan zal het jaar, dat nu ingaat, een jaar wezen van rijken zegen onzes Gods, een jaar niet van stilstand eiï achteruitgang, maar van nieuwe ontwikkeling en hoogere krachtsontplooiing. Dat schenke ons de genade Gods.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 januari 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Bij de wisseling van het

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 januari 1914

De Heraut | 4 Pagina's