GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

JAc. VAN OVERSTEEG. S.A..MEmvERKiNi; xax HET WELWEZEX VAX DE GEREFOR.^rEERDE KERKEN' IN NEDERLAND. Open brief aan een vriend inzake de Theologische School. — W. Kirchner, Amsterdam.

In zijn WOORD VOOI^^F bij dezen OPEN BRIEF zegt de heer VAN OVERSTEEG : > Te mogen medearbeiden aan de Vereeniging, wier taak het is in de stoffelijke belangen van de eenige Hoogeschool met den Bijbel te voorzien, is voor mij een zaak van groote vreugde en gaf mij wellicht meer dan iemand anders in »de nietgeleerde wereld» een kijk op hetgeen de samenwerking der Gereformeerde belijders verhindert.»

Al dankt hij aan zijn positie, die hij sedert 1884 bekleedt, van Amanuensis der Vereeniging voor Hooger Onderwijs dezen kijk, toch is de brief, naar hij mede in dit WOORD VOORAF zegt, door hem niet geschreven als zoodanig, maar enkel als kerklid en wel als lid der »Kerks in den zin van Art. 27 en in dien van Art. 28 onzer Belijdenis.

»De samenwerking der gereformeerde belijders», die de briefschrijver bepaaldelijk op het oog heeft, is, wat hij ap p. 8 noemt: shet gemeenschappelijk optrekken voor de eere van Gods Naam op het terrein der wetenschappen. Zulk soptrekken* is ^Christelijke roepingen» een roeping voor alle gereformeerde belijders, is daarom mede te werken tot het in stand houden eener Hoogeschool met den Bijbel (p. 11); tot het in stand houden der, jmet als eerste doel de kennisse Gods en de eere Zijns Naams, opgerichte Vrije Universiteit, (p. 11).

Het is deze samenwerking, die dan ook, naar de titel van dit geschrift aanduidt, bevorderlijk zou zijn aan het welwezen der gereformeerde Kerken in Nederland.

De aanleiding, die de heer VAN OVERSTEEG, als kerklid, had tot schrijven van dezen OPEN BRIEF aan zijn Waarde Vriend was zijn hierboven reeds vermelde, als Amanuensis, verkregen kijk op wat deze samenwerking verhindert.

En dat is dan, dat er nog 'altijd onder de gereformeerde belijders, onder de leden der gereformeerde kerken zijn, dig geen steun verkenen en dus met hun andere medeleden niét saam werken »tot bevordering van den bloei der inrichting ons door God geschonken, waar geheel de wetenschap naar den Woorde Gods wordt beoefend".

Een onthouding waaruit dan in die Kerken zelf een haar welwezen schadende verdeeldheid ontstaat. Waar men zich düs onthoudt, doet men dat echter niet somdat men tegen zulk een arbeid is; niet omdat men er tegen is, dat de Naam des Heeren beleden wordt in de School der wetenschappen; maar omdat men er van doordrongen is, dat, zoolang aan de Vrije Universiteit gelegenheid wordt gevonden zich te bekwamen voor het examen der Kerken, deze Universiteit een concurrent zal zijn van de Theologische School." p. 22.

En zulk een gereformeerde mede-belijder en mede-kerklid van den heer VAN OVERSTEEG nu is de Waarde Vriend aan wien hij zijn brief richt. Hij denkt zich dan in diens gedachtengang in en schrijft hem op p. 11; „Gij beweert, dat ook al zou men een Universiteit oprichten met als eerste doel de kennisse Gods en de eere Zijn Naams, het toch alleen aan de Kerk staat, de Godgeleerdheid te beoefenen, en geen vereeniging, op welke grondslag ook en onder welk verband, ooit bevoegd kan zijn, mannen aan te stellen, die als hoogleeraren geroepen zullen worden, theologie te beoefenen of te onderwijzen ?

De gronden waarop, volgens de Waarde Vriend, zoowel deze bevestigende, als die waarop deze ontkennende bewering berust, worden door den heer VAN OVERSTEEG bestreden en daardoor \A\ hij zijn Waarden Vriend dan overreden om voortaan te ontkennen wat deze tot dusver bevestigde: «Alleen aan de Kerken staat het de Godgeleerdheid te beoefenen"— en te bevestigen wat deze tot dusver ontkende: } de bevoegdheid eener vereeniging mannen'aan te stellen, die als hoogleeraren geroepen zullen worden, theologie te beoefenen en te onderwijzen".

Verder wordt, in verband met hetgeen »de boven omschreven samenwerking der Gereformeerde belijders verhindert", nader beschreven de verdeeldheid en strijd in de Gereformeerde Kerken: vóór of tegen de Vrije Universiteit; aangetoond hoe die verdeeldheid het welwezen der Kerken schade doet; »het saamleven in die Kerken er door wordt bedorven en het werk dier Kerken er door wordt tegengehouden".

»Meer dan tot nog toe", zegt dan de schrijver op het einde van zijn brief, jis het mij duidelijk, dat onze Kerken niet zullen kunnen beantwoorden aan de roeping, van Godswege haar opgelegd, indien zij niet eendrachtig en met alle krachten samenwerken aan den bloei van de Hoogeschool met den Bijbel".

Zijn antwoord op de vraag .^^Of dan de Theologische School moet afgeschaft worden .-" luidt: „Ik vrees, dat er geen andere weg is om tot een goed einde te geraken", p. 37.

Op p. 21 doet hij echter nog een middel aan de hand bij welks toepassing hetgeen hij vreest niét zou behoeven te gebeuren. Dit middel is, dat men in dë samenkomsten der gemeente niet langer collecteert voor de Theologische School, maar haar voortaan bekostigt uit de collecten voor den eeredienst of voor het kerkelijk saamleven in het algemeen.

Ter voorziening in de twinhg of dertig duizend gulden welke, naar zijn raming, de School jaarüjks noodig heeft, zou dan iedere Kerk voor een deel moeten worden aangeslagen en voor hulpbehoevende studenten zou dan door de Classes moeten gezorgd.

Door dit middel zou »de verdeeldheid in de kerken voor een groot deel worden weggenomen ; heel wat ontstemming bij den dienst des Woords worden voorkomen; er nooit voor de Theologische School geldgebrek zijn, en de vereenigingen tot steun voor de Theologische School, die de verdeeldheid sterk bevorderen, overbodig zijn.»

Behalve de zaak waarover het in zijn brief gaat, brengt de schrijver en dat naar aanleiding van een woord over: de DOCTOREN DER KERKEN, ook de NED. CHRISTEN-STUDENTEN-VEREENIGING ter sprake (p. 31—34). Ondermeer, schrijft hij daaromtrent aan zijn Waarde vriend: »Hoeveel lof ik wil brengen aan den arbeid dezer vereeniging, toch zou ik dien jongen mannen willen toeroepen : sZoekt wat gij zoekt, maar zoekt het niet waar gij 't zoekt, en zoekt het niet zooals gij 't zoekt."

Deze OPEN BRIEF getuigt er van, dat het welwezen der gereformeerde kerken zijn schrijver ter harte gaat, en de poging de verdeeldheid, die dat welwezen schaadt, er mee te verhelpen is dan ook als zoodanig te waardeeren. Tevens blijkt uit dezen brief het helder inzicht van zijn schrijver in de roeping van wie tot de algemeene Christelijke Kerk behooren, om mede te werken voor de eere van Gods Naam ook op het terrein der wetenschappen.

Wijl dit door de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag getracht wordt te bereiken met haar Vrije Universiteit, is het te verstaan, dat de heer VAN OVERSTEEG van de gereformeerde belijders althans en dus ook van de leden der Gereformeerde Kerken toewijding aan de door die \'ereeniging gestichte Universiteit verlangt.

En zoo is het dan ook te verstaan, dat hij die kategorie, waartoe zijn Waarde Vriend behoort, — van voorstanders der Theologische School, die zich van toewijding aan de Universiteit onthoudt — tot andere gedachten tracht te brengen. Te meer is dit te verstaan, wijl hij meent te zien, dat deze kategorie óok door de ^vijze waarop zij de School voorstaat, aanleiding tot verdeeldheid in de kerken geeft.

Of dit zijn-Waarde-Ur/V/z^f-tot-andere-gedachten-brengen den; schrijver met dezen zijn OPEN BRIEF zal gelukken, is een vraag waarop voorshands geen antwoord is te geven. Ook zou ik niet durven beslissen of het, om den VRIEND tot andere gedachten te brengen, al dan niet dienstig ware geweest hem ook te wijzen op die andere kategorie van voorstanders der Vrije Universiteit, welke zich van toemjding aan de Universiteit niét onthoudt en alzoo een minder exclusief standpunt inneemt.

Dan, hoe dit zij, deze OPEN BRIEF, ingegeven door een niet minder warme bezieling voor het welwezen der Kerken dan voor de idee der Universiteit, verdient zeker de belangsteUing onzer kerkleden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juni 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juni 1914

De Heraut | 4 Pagina's