GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nu we de meest belangrijke

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nu we de meest belangrijke

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdaiii; 18 Dec. 1914.

Nu we de meest belangrijke beslissingen der Sjnode, nl. die in zake het Doctoraat, de Zending, de herziening der Statenvertaling, de invoering van een Gereformeerden gezangenbundel en de declaratie omtrent den oorlog, besproken en toegelicht hebben, kunnen we de overige besluiten der Synode, voorzoover ze voor ons kerke lijk leven in het algemeen van belang zijn, is een slotartikel afdoen.

Voorop ga daarbij een drietal punten, dat ook blijkens de ingediende voorstellen in ruimer kring de aandacht had getrokken, n.l. het preeken van. de studenten, de regeling van het emeritaat en het schrappen van leden, die niet meer kerkelijk meele ven. Nieuw waren deze punten niet, want ze kwamen reeds op meer dan eene Gene rale Synode ter sprake, maar de beslissingen door deze Synode genomen, bleken of in de practijk onvoldoende of stuitten bij rneer dan een Kerk op ernstige bedenkingen. Toch kunnen we niet anders dan dankbaar wezen, dat de Sjnode van 's-Gravenhage bleef bij de principieele beslissing, die reeds vroeger genomen was omtrent elk van deze vraagstukken. Niets zou voor ons kerkelijk leven bedenkelijker gevolgen hebben, dan wanneer de eene Sjnode weer afbrak, wat een voorgaande had opgebouwd Nadere aanvulling kan soms noodig wezen, ook om practische bezwaren te ondervangen, maar een voortdurend wisselen van gedragslijn, een laveeren nu eens naar rechts dan weer naar links, zou niet alleen ern stige schade toebrengen aan de continuï teit van het kerkelijk leven, maar alle gezag van de .S\-node ondermijnen en tot een zeer onverkwikkelijken partijstrijd aanleiding geven. Het voorbeeld van de Hervormde Synode mag hier wel tot ernstige waarschuwing strekken. Er wordt niet één principieele beslissing op deze S\node genomen, of de partij, die het onderspit dolf, spitst er zich al op, bij een volgende verkiezing de meerderheid om te zetten en het pas beslotene weer te-niet te doen.

Vandaar dat van eenige vastheid van gedragslijn bij de Hervormde S)node geen sprake is. Ze doet altoos weer denken aan Penelope, die al wat ze overdag had geborduurd, 's nachts weer uitrafelde en daardoor met haar werk nooit een stap vooruitkwam. Zelfs op politiek gebied, waar de partijstrijd volkomen gewettigd is, en telkens een nieuwe Regeering optreedt met geheel andere princijjieele inzichten, geldt als regel, dat hetgeen een vroegere Regeering in overleg met de Staten-Generaal besloten heeft, door een nieuwe niet omver wordt geworpen. Het kegelspel mag als tijdverdrijf zeer amusant wezen, maar geen ernstig staatsman zal de politiek als zulk een kegelspel beschouwen. En waar op politiek gebied als eerste maxime van elke goede regeerkunst geldt, dat het bestaande moet gehandhaafd, daar geldt dit in nog sterkere mate voor de Kerk van Christus, omdat hier van eigenlijken partijstrijd nooit sprake kan wezen. Oudtijds gold dan ook als vaste regel, dat wanneer een Synode na ernstig beraad een beslissing genomen had, ook al was dit bij" meerderheid van stemmen geschiedt , de minderheid zich aan deze beslissing conformeerde, althans wanneer geen absolute en op Gods Woord gegronde bezwaren dit verhinderden. En Z90 streng werd aan dezen regel de hand gehouden, dat het zelfs ongeoorloofd werd geacht een zaak, die eenmaal door de Generale S}node beslist was, straks opnieuw aanhangig te maken, tenzij dat men nieirwe argumenten kon aanvoeren, waarom deze beslissing niet juist was. De taak eener S)nocle is niet, om telkens weer af te breken wat haar voorgangster heeft opgebouwd. Alle stabiliteit in het kerkelijk leven zou dan te loor gaan.

Het is daarom, dat de Synode terecht besloot niet naar den wensch van de particuliere S}-noden van Groningen, Overijsel en Drenthe, het prcckverbod voor de studenten weer af te schaffen, maar veeleer, gelijk dit door de particuliere Synoden van Zuid-Holland ten N., Noord-Hofland, Friesland ten Z. en Zeeland gevraagd werd, strengere bepalingen heeft gemaakt om de overtreding van dit gebod tegen te gaan. d r was toch door de particuliere S) noden, die de opheffing van dit preekverbod wenschten, niet cén argument aangevoerd, waarom de S> node op haar vroeger d esluit zou moeten terugkomen, en zelfs was een poging beproefd, om de ernstige prinipieele bezwaren, die de S\'nodc tot dit verbod hadden geleid, te weerleggen of te ondervangen. Hoezeer we dan ook begrijpen, dat vele Kerken, die verlegen zitten om hulp, gaarne van den dienst der studenten gebruik maken, en al ontkennen we allerminst, dat er ook voor de studenten zelf een igoede oefenschool kan liggen in het optreden voor de gemeente om een stichtelijk woord te spreken, toch blijft het principieele bezwaar ook voor ons gelden, dat de Kerk niemand hiertoe verlof mag geven, zonder vooraf voldoende zekerheid te hebben verkregen, dat de betrokken persoon van harte de belijdenis der Kerk is toegedaan, en dat ftij reeds genoegzaam gevorderd is om stichtelijk voor de gemeente te spreken. Zonder eenige keur, voor alle studenten de gelegenheid open te stellen om voor de gemeente op te treden, zou stellig ongeoorloofd wezen, en onze Gereformeerde Kerken hebben dit ook nooit en nergens toegestaan. En evenmin schijnt het ons juist, wanneer men deze keur uitsluitend in handen van de professoren zou leggen, gelijk de particuliere S\node van Groningen voorstelde. Of er daarom geen andere uitweg te vinden zou zijn, laten we thans in het midden. Ware langs kerkdijken weg, een voorstel ter Sjnode gekomen om aan de studenten het optreden voor de gemeente te veroorloven, mits nadat ze twee jaar in ^.de theologie gestudeerd hadden en door de classis een onderzoek naar hun rechtzinnigheid en donum concionandi ware ingesteld, zoo zou de zaak geheel anders hebben gestaan. Maar waar zulk een voorstel niet ter tafel was, kon de Sjnode niet anders, dan de bestaande regeling handhaven en strafbepalingen tegen de overtreders maken. Het is te hopen, dat thans niet alleen de studenten, maar ook de kerken zich aan dit verbod stipt zullen houden. Terecht toch is ter S)'node opgemerkt, dat de schuld van de overtreding van dit gebod niet alleen bij de studenten schuilt, maar niet minder bij de Kerken, ' die deze studenten verlokken om van het S\-nodale verbod af te wijken. Het is dan ook dé vraag, of de Classen, die nu geroepen zijn om de studenten, die dit gebod overtreden, te straffen, niet evenzeer verplicht zijn, die Kerken, welke de studenten toch noodigen, hierover ernstig te vermanen. Het gaat toch niet aan, dat een Synodale beslissing, die nu reeds ten derden male genomen is, door sommige Kerken eenvoudig op zij wordt gezet. Zulk een independentisme mag in de Kerk van Christus niet worden geduld.

Ook wat de cmcritaatsregding betreft, heeft de Generale Synode gelukkig zich niet laten verleiden om het spoor, dat op de. Synode te ^Middelburg werd ingeslagen, te verlaten. Gelijk in het uitnemende rapport van Ds. Renkema werd aangetoond, getuigt het van groote ondankbaarheid, wanneer men om enkele practische bezwaren voortdurend tornen gaat aan een regeling, die niet alleen principieel de etnig juiste en geoorloofde is, maar die ook voor onze emeriti predikatïten en hunne weduwen én weezen zoo kostelijke vrucht heeft afgeworpen. Niet cén Kerkengroep in ons vaderland zorgt op zoo milde wijze voor haar emeriti-dienaren en hunne weduwen en weezen als de onze. En dat onze Gereformeerde Kerken dit op zoo voortreffelijke wijze doen kunnen, is alleen daaraan te danken, dat • men radicaal gebroken heeft met de vroegere Generale Kas en teruggekeerd is tot het beginsel in Art. VIII onzer Kerkenorde uitgesproken, dat elke plaatselijke Kerk geroepen is voor haar emeriti dienaren te zorgen. Hét zou dan ook onverantwoordelijk geweest zijn, wanneer de S)node deze'regeling, die nu sinds de Synode van Middelburg ingevoerd is en die zoo kostelijk heeft gewerkt, plotseling weer geheel onderstboven ging werpen. Alle sekerheid zou daarmede voor het pensioen onzer predikanten Wegvallen, De Generale S3-node heeft dan ook geen oogenblik geaarzeld om met algemeene stemmen de bestaande regeling te handhaven, en de wensch tnag wel uitgesproken, dat de Kerken nu dit punt niet weer ter S3'node brengen. Het rapport van Ds. Renkema, dat in de Acta der Synode zal worden opgenomen, zal daartoe ongetwijfeld wel bijdragen. Het hoofdbezwaar, tegen de bestaande regeling ingebracht, dat de Kerken nu liefst jonge predikanten zouden beroepen en daarmede onrecht zou worden aangedaan aan de oudere predikanten, heeft up de S\node al bitter weinig indruk gemaakt. Er zijn gevallen genoeg aan te wijzen, waarin zeer invloedrijke Kerken in ons vaderland nog dienaren van gevorderden leeftijd hebben beroepen, en wanneer men een statistiek van de uitgebrachte beroepen opmaakte, zou wel blijkenf hoe onjuist de voorstelling is, alsof alleen jongere predikanten nog beroepen krijgen. Bovendien mag niet vergeten, dat de voorkeur aan het beroe-' pen van jongere predikanten gegeven volstrekt niet altoos aan de emeritaatsregeling is te danken, maar evenzeer aan de meerdere gaven, die God de Heere hun schonk. Slechts tegen éen kwaad heeft de S_\node gewaakt; waar haar ter oore was gekomen dat in enkele Kerken bepalingen waren gemaakt uitsluitend met het oog op de emeritaatsregeling, dat alleen predikanten beneden een zekeren leeftijd mochten beroepen worden, heeft de Synode daarover haar besliste afkeuring te kennen gegeven. Mochten er metterdaad Kerken gevonden worden, die zulke bepalingen gemaakt hebben, dan zullen ze haar thans zeker terugnemen, ook al was het alleen om allen schijn des kwaads te vermijden; De S}node heeft terecht uitgesproken, at in een zoo heilige zaak als het beroepswerk finantieele overwegingen nooit den doorslag mogen geven. Daarmede zal, naar we hopen, de grief van somnuge preikanten uit den weg zijn geruimd. Eerst wanneer liet bleek, d; it dit ernstige vermaan (Ier S\ node geen invloed uitoefende, zou de tijd gekomen zijn om tegen een dergelijk misbruik afdoende maatregelen te nemen.

En eindelijk heeft de S\-node ook dezelfde vastheid van lijn gevolgd bij de behandeling van leden ouücr Ketken, die niet geregeld onder de bediening des VVoords opgaan en kerkelijk niet meeleven. Ook dit vraagstuk kwam reeds op meer dan één Sj'node ter sprake, en telkens heeft de Synode weer principieel uitgesproken, dat men zulke onkerksche leden niet eenvoudig »schrappen" of van het lidmaten boek afvoeren mocht, omdat daardoor een soort nieuwe censiiur zou worden ingevoerd, die geheel in strijd is met de beginselen van onze Kerkenorde. Natuurlijk kan men geen censuur toepassen op iemand, die óf door een uitdrukkelijke verklaring óf door feiten, als bijv. door zich bij een ander Kerkgenootschap aan te sluiten, zich van onze Kerk heeft afgescheiden. In zulke gevallen blijft voor den Kerkeraad niet anders over, na ernstige vermaning, dan het feit dezer af-.scheiding te constateeren. Maar wanneer iemand nog verklaart lidmaat onzer Kerk te willen blijven, heeft de Kerkeraad niet het recht hem desniettegenstaande «van het lidmaatschap* »vervallen* te verklaren. Het eenige middel om dezulken, wanneer ze onkerkelijk wandelen, terecht te brengen, is dan vermaning, berisping en desnoods de censuur. Dat deze regel in de praktijk wel eens moeilijkheden kan opleveren, spreekt van zelf, vooral omdat het doorzetten der censuur met de volledige excommunicatie in zulke gevallen slechts zeer zelden geoorloofd zal wezen. ISIaar om deze moeilijkheden te ontgaan, mag in de Kerk niet een apart soort censuur worden ingevoerd, die nergens in Gods Woord ons wordt voorgeschreven en die, zooals de historie geleerd • heeft, tot schromelijk misbruik aanleiding zou kunnen geven. Wc zijn daarom de Generale S\-node dankbaar, dat ze, trots den aandrang van enkele particuliere Synoden, trouw bleef aan hetgeen door vroegere Sj'noden te dezen opzichte besloten . was. liet zou metterdaad een afbuiging zijn geweest van de princi pieel Gereformeerde lijn, wanneer ze anders had gehandeld.

Waren de beslissingen, die de Generale S\node op dit drietal punten nam, slechts een handhaven van het vroeger reeds bcslotene, tot op zekere hoogte kan dit niet gezegd van de besluiten der Synode over de positie der oefenaars, van de geestelijke verzorgers in stichtingen, van het publiek maken van de censuur in kerkelijke bladen, van het verband met de buitenlandsche Kerken, van de mogelijlcheid van het herstel in zijn ambt van een persoon, die tot een anderen staat des levens was overgegaan, en van de geoorloofdheid om iemand als lid der Kerk aan te nemen, die op het punt van den kinderdoop van de Gereformeerde belijdenis afweek. Hoe belangrijk elk dezer beslissingen ook was uit kerkrechtelijk oogpunt, toch raken ze niet de algemeene belangen der Kerk en ze kunnen daarom hier veilig onbesproken worden gelaten. Wanneer straks de Acta der Synode gepubliceerd worden en daarin niet alleen de conclusies, die de Sjnode overnam, maar ook de rapporten 7.elf gepubliceerd werden, waarop deze conclusies gegrond zijn, dan kan iedere Kerk daaruit wel nagaan, welke arbeid ter Synode is verricht, om ook op deze punten tot een juiste beslissing te komen.

Ook over de vele tuchtgevallen, die op de Synode behandeld zijn, kunnen we hier het zwijgen bewaren. Slechts éen dezer tucht(]uaesties moge hier worden aangestipt, omdat ze in zekeren zin publiek eigendom was geworden en ook buiten onze Kerken zeer de aandacht had getrokken, nl. het gaval van Ds. O. Casemier, die indertijd wegens trouwelooze verlating van zijn dienst door de Classis Grootegast was afgezet en toen zijn lidmaatschap bij onze Kerk heeft opgezegd en tot de Hervormde Kerk is overgegaan. Over de al of niet wettigheid van dit vonnis heeft de Synode terecht geweigerd uitspraak te doen omdat Ds. Casemier, door aan de gemeenschap der Kerken zich te onttrekken, zelf elke mogelijkheid van redres zijner grieven had afgesneden; maar wel heeft de Synode gepoogd de droeve finantieele gevolgen van dit afzettingsvonnis eenigermate te verzachten. Het heeft ons verblijd, dat Ds. Casemier in een ingezonden stuk in de Bazuin openlijk verklaard heeft, dat hij na de beslissing van de particuliere S\node van Groningen en het besluit der Generale Synode zijn aanklacht tegenover^ de Gereformeerde Kerken terugtrok. Nog liever zou het ons geweest zijn, wanneer hij tevens erkend had, niet juist te hebben gehandeld, door in plaats van op de meerdere vergaderingen zich te beroepen, van de gemeenschap der Kerken zich te onttrekken om dan, na met schuldbelijdenis hierover tot onze Kerken te zijn weergekeerd, alsnog herstel van zijn grieven langs wettigen kerkelijken weg te zoeken. En in geen geval ging het aan, nu hij zelf den weg tot herstel zijner grieven had afgesneden, aan de Gereformeerde Kerken in het gemeen te verwijten, dat zij het onrecht, dat naar zijn overtuiging hem was aangedaan, niet uit den weg hadden geruimd

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 december 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Nu we de meest belangrijke

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 december 1914

De Heraut | 4 Pagina's