GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Kinderen des Verbonds.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kinderen des Verbonds.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXII.

Zoo is dus de belofte Gods aan Abraham geschonken niet iets nieuws, maar slechts de bevestiging van de ordinantie Gods, die van het Paradijs af voor het genadeverbond had .gegolden.

Tweeërlei dient hierbij nog te worden opgemerkt. Vooreerst, dat deze Verbonds-' belofte, al geldt ze het zaad, daarom toch niet alle nakomelingen omvat. De uitverkiezing blijft ook hier scheiding maken, zooals de Apostel Paulus in Rom. 9 uit de geschiedenis der Patriarchen aantoont. Van de kinderen van Abraham is alleen Izak de drager der belofte, want tot Abraham was gezegd ; »In Izak zal u het zaad worden genaamd« (Gen. 21 : 12). Ook bij de kinderen van Izak gaat de splitsing door, want Jakob heeft God liefgehad en Ezau heeft hij gehaat (Maleachi 1 : 2).' Trouwens, reeds vóór Abraham was deze splitsing telkens openbaar geworden. Van Eva's kinderen blijkt alleen Seth en zijn geslacht het ware zaad te zijn ; uit de kinderen van Noach-is het Sem alleen, die de belofte ontvangt; en uit het geslacht van .Sem wordt vi^ederom alleen Abraham geroepen. Zoo leert God" de Heere ons reeds in het Oude Testament de ernstige waariieid, dat niet de kinderen des vleesches kinderen Gods zijn, maar dat de kinderen der beloftenis voor het zaad worden gerekend*. (Rom, 9 : 8)

En niet minder opmerkelijk is in' de tweede plaats, dat onder het Oude Verbond dit binden van de belofte aan een bepaalden persoon, geslacht of volk altijd daarmede blijkt samen te hangen, dat uit dezen persoon, dit geslacht of volk de Messias, die het beloofde Zaad is, zal geboren worden. Zelfs is het vaak moeilijk vóór ons te onderscheiden, in hoeverre de belofte ziet . op de kinderen uit zulk een persoon geboren, dan wel op den Christus zelf. In de moederbelofte zijn met het zaad, dat aan Eva beloofd wordt, 'zeker ook haar «kinderen bedoeld, maar het eigenlijke zaad, dat den kop der slang vermorzelen zou, is toch Christus. De belofte, dat Japhpt in Sem's tenten zal wonen, is eerst vervuld, toen uit Sem's geslacht de Christus is geboren. Het vuwen zade«, tot Abraham gesproken, slaat op Izak, maar tegelijk, naar de Apostel in Gal. 3 : 16 verklaart, op Christus, die ket zaad is, dat aan Abraham is beloofd. Ook wanneer God de Heere met David een verbond sluit en hem belooft, dat zijn zaad in eeuwigheid zal zijn, op den troon van David zitten zal en den Heere een huis bouwen zal (II Sam. .7:12) ziet dit evenzeer op Salomo als op Christus, die de ware zoon Davids is. Toevallig is dit zeker niet; veel meer wil God de Heere daarmede .van meet af toonen, dat de belofte aan het zaad alleen geschonken wordt ter wille van den Messias. Het is dezelfde gedachte, die de Apostel in den brief aan de Hebreeën aldus uitdrukt, dat »en hij die heiligt (d. w. "z, Christus) en zij die geheiligd worden, allen uit één zijn, om welke oorzake hij zich niet öchaamt hun broeders te noemen". (1:11) De heiligheid dezer verbondskinderen is te danken niet aan hunne ouders, maar aan den Christus, die uit dit zaad zal geboren worden. De Apostel Johannes drukt dit zelfs nog sterker uit door te zeggen, dat Christus, de WÖ^/^Z van David is (Openb. 22 : 16) en waar de wortel heilig is, . daar zijn ook de takken heilig (Rom. 11 : 16) Daarom wordt de belofte des verbonds gebonden aan de heilige geslachtslinie, waaruit Christus zal gebTDren worden.

Zoo blijkt hieruit, hoe de belofte ten opzichte van het zaad gegeven, niet, gelijk de Baptisten beweren, slechts een .uitwendige belofte was, die alleen op fijdelijke zegeningen doelde, maar dat zij met Chri.stus in het nauvvste verband staat en daarom

wel degelijk een geestelijken zegen voor dit zaad inhield. Ook uit hetgeen verder in het Oude Testament desaangaande ons geopenbaard wordt, blijkt wel welk een rijke beteekenis deze belofte voor het zaad des verbonds had, en al kunnen we er natuurlijk nief aan denken alle teksten, die hierop betrekking hebben, in den breede na te gaan, toch moge op de hoofdplaatsen de aandacht worden gevestigd, ten einde een dieper inzicht te krijgen in de onderwijzing, die God de Heere aangaande die belofte reeds aan Israel schenken wilde.

In de wetgeving van Mozes aan Israel wordt niet alleen de belofte en het bevel Gods om de kinderkens te besnijden, hernieuwd (Lev. 12 : 13, Deut. 7 : 9) maar evenzeer bij de instelling van het Pascha gelast, dat ook de kinderen daarvan zouden eten (Exod. 12 : 24—26). Aan de plechtige handeling, waarmede Israel »overging in het verbond Gods« moesten niet alleen de volwassenen, maar ook de kinderen deelnemen, Deut. 29:10—12, gelijk trouwens ook later onder Israel regel bleef, dat de kinderkens bij de heilige verzamelingen van het volk moesten tegenwoordig zijn, zooals blijkt uit Joel 2 : 16. In de Pscilmen van Israel wordt God • de Heere telkens gedankt, dat Hij het verbond met Abraham gesloten, bevestigt aan de kinderen (Psalm 103 : 17; 105 : 8); de kinderen heeten daarom een »erfdeel des Heeren« (Psalm 127 : 3); van hen wordt gezegd, dat »het zaadA^n Heere dienen zal« (Psalm 11-.ZV) en de heerlijkheid des Heeren wordt hun toegebeden (Psalm 90 : 16). Ook in de boeken der Wijsheid vifordt l^eloofd, dat »het zaad des rechtvaardigen ontkomen zal«. (Spreuken 11 : 21). Maar vooral bij de profeten wordt deze verbondsgedachte steeds rijker ontwikkeld. Jésaja spreekt van »het heilige zaad< i. (6 : 3) gelijk ook de Schriftgeleerde Ezra later zal doen (Ezra 9 : 3). Aan dit zaad worden de heerlijkste beloften geschonken. De goede herder zal niet alleen ^»de zogenden zachtkens leiden», maar ook de lammeren in zijn armen dragen en in zijn schoot vergaderen* (Jes. 40 : 11). Het verbond dat God de Heere met zijn volk maken zal, wanneer de Messias zal gekomen zijn, heeft tot inhoud : »Mijn Geest, die op u is en mijne woorden^ die ik in uwen mond gelegd heb, die zullen van uwen mond niet wijken, noch van den mond van uw zaad, noch van den mond van het zaad uws zaadsi. (59 : 20, 21). Als God de Heere Zijnen Geest zal uitgieten over alle vleesch, zal Hij dit ook doen over het zaad (44 : 3) zoodat Israel's zonen en dochteren profeteeren zullen (Joel 2 : 28). Ook Jeremia komt in de tijden van Israel's diepste inzinking het volk troosten met de belofte, dat God «Israel en zijn ^•««fl? verlossen zal« (30:10 en 46:27); dat Hij hun »eenerlei hart en eenerlei weg zal geven om Hem te vreezen mitsgaders ^iXixxas, kinderen ViZ. hen« (32 : 39) e hij profeteert, dat dit het verbond is, dat Hij in die dagen met hen maken zal, dat szij' allen tezamen Hem kennen zullen van hunnen kleinste af tot hunnen grootste toe« (30 : 34). En zoo streng wordt door de profeten aan de verbondsgedachte vastgehouden, dat wanneer de Israëlieten hun kinderen den Moloch hebben geofferd, Ezechiel hun in Gods naam verwijten komt, dat ze »Zijn kinderen, de zonen en dochteren, die ze Hem gebaard hebben, aan de afgoden hebben overgegeven''. (16 : 20, 21). Zelfs de kinderen dezer afgodische Israëlieten heeten nog om des verbonds wil kinderen van God.

Het is dan ook deze verbondsgedachte, die naar Gods ordinantie heel het huiselijk leven en de opvoeding der kinderen onder Israel' beheerschen moest. VVant zooals elk verbond twee deelen heeft, zoo verplicht !iok de genade die God de Heere aan de kinderen des verbonds schenkt, hen tot een nieuwe gehoorzaamheid. Het »mijn zoon", waarnjede Salomo in Gods'naam de kinderen van Israel aanspreekt, wordt de grond waarop Gpd van het kindeischt: geef mij uw hart" (Spreuken 23 : 26). Vandaar dat de ouders telkens gewezen werden op hun verplichting, om hun kinderen te leeren de inzettingen en gebollen des Heeren te onderhouden (Deut. 6:2; 30:2). Ze moeten de kinderen verhalen 'de groote weldaden, die God aan Israel bewezen heeft (Exodus 10 : 2, Jozua 4 : 6—21); ze moeten hun de beteekenis verklaren van den dienst des Heeren en de ceremonie, ën daarmede verbenden (Ex. 12 : 26—27 ; 13 ; *8) en ze moeten bovenal hen onderwijzen in de geboden des Heeren (Deut 4:9; Q : 7\ 11 : 19; 29 : 29). Het schoone woord van Jozua: niij a.augaande'en mijn huis, wij zullen den Heere dienen« (Jozua 24 : 15) moet den regel voor elk huis onder Israel aangeven. Want »de goedertierenheid des Heeren is over degenen, die Hem vreezen en hunne kindskinderen«, maar alleen als »ze zijn verbond houden en aan zijn bevelen denken om die te doen« (Psalm 103 : 17 en 18)

Kn niet minder dan voor het huiselijk leven en de opvoeding der kinderen is die verbondsbelofte ook de grondtoon van het persoonlijke geloofsleven van de vromen onder Israel. Vooral in de Psalmen komt dit telkens uit. David zegt in Psalm 22-; 10 en 11 : »op u ben ik geworpen van de baarmoeder af, van den buik.mijner . moeder aan zijt gij mijn God; zijnde aan de borsten, mijner moeder hebt gij mij op Ü doen vertrouwen«. Hetzelfde getuigt de dichter in Psalm 74 : 5 en 6: Heere, gij zijt mijn vertrouwen van mijne jeugd aan ; op u heb ik gesteund van den buik aan, van mijner moeders ingewand aan zijt gij mijn uithelper«. En is het niet een pleiten op de verbondsbelofte, wanneer de Psalmdichter in Psalm 116 : 16 zegt: Och Heere, zekerlijk, ik ben uw knecht, een mo7i uwer dienstmaagdi..

Schokkende en plotselinge bekeeringen op later-leeftijd, zqoals. het Methodisme die het liefste heeft, komen in Israel's historie dan ook-zeer weinig voor; Manasse is er een voorbeeld van, maar dit voorbeeld is geen regel maar uitzondering. Van de meeste heiligen uit het Oude. Verbond lezen we, dat ze van jongs af den Heere gediend hebben. Izak liet als kind zich willig ten offer leiden; Jozef was een vroom jongeling; Samuel •diende als kind den Heere; David verklaart, dat hij nog zijnde aan zijner moeders borsten op God vertrouwd heeft; Salomo wordt als kind Jedid-Jah, de beminde des Heeren, genoemd; Josia, de achtjarige knaap, die den troon van David bestijgt, doet wat srecht is in de oogen des Heeren«; Obadja^ de hofmeester van Ach^b, getuigt van zich zelf, > dat hij van zijne jonkheid af den Heere vreesde; en als God de Heere van Jeremia getuigt : > eer Ik u in uw moeders buik formeerde, heb Ik u gekend en eer gij uit de baarmoeder voortkwam, heb Ik u geheiligd» (Jer. 1 : 5) dan moge dit in het nauwste verband staan met Jeremia's roeping tot profeet, maar het sluit toch tegelijk in, dat Jeremia van moeders lijf af geheiligd is geweest, d.w.z. dat hij reeds vóór zijn geboorte de genade van God ontvangen heeft, evenals dit ook ons getuigd wordt van Johannes den Dooper.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 mei 1916

De Heraut | 4 Pagina's

De Kinderen des Verbonds.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 mei 1916

De Heraut | 4 Pagina's