GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

IDSARDI. IN DE BRANDING. Een verhaal uit het Friesche Volksleven. J. H. Kok. 1916. Kampen.

Op de achterzij van het omslag van dit boek staat: Uitgegeven door de Vereeniging ter bevordering van Christelijke Lectuur. In het daardoor gewekte vermoeden, dat IN DE BRANDING Christelijke Lectuur is, wordt de lezer gesterkt wanneer hij p. 257, de laatste bladzijde, opslaat. De Schrijver toch geeft daar als het ware een vingerwijzing van wat hij met zijn boek bedoelt. DEKEMA, de boer van HEEREMA-STATE, düs vertelt hij, overdacht wat er in den laatsten tijd, zoo in zijn petsoonlijk als kerkelijk leven, gebeurd was en de slqtsom zijner overdenking was toen : „Als de kinderen Gods maar getrouw zijn - o)) de plaats hun door Hem gewezen, zal Hij zelf voor de uitkomst zorgen. Want niet de mensch, maar God redt Zijn eigen zaak. Dat.

geldt voor het persoonlijk leven, waarvan hij zelf door genade een treffend bewijs is, dat geldt ook voor het gemeentelijk leven". Wijl nu hetgeen DEKEMA, een der hoofdpersonen uit het verhaal, overdacht, de korte samenvatting is van den inhoud van het boek, is met die slotsom van DEKEMA'S overdenking tevens de strekking van het t)oek aangeduid.

Èn dat is zeker een echt Christelijke strekking. Door een verhaal uit het Friesche volksleven, zoo Vermoedt de argelooze lezer, zal dus Isardi trachten te sterken in de overtuiging, dat, wat men ook zou kunnen uitdrukken met het be kende : , jblind in de uitkomst maar ziende in het gebod" een grondregel is, die 'n Christen èn in zijn persoonlijk èn zijn kerkeUjk handelen behoort toe te passen.

BUjkbaar is er den schrijver veel aan gelegen, dat men deze strekking van, dit zijn bedoelen mèt z'n boek niet anders zal verstaan, want vóór hij zijn lezer los liet, zegt hij dat met een beetje andere woorden nog eens. Aan den laatsten regel van het boek, welks hoofdtitel is IN DE BRANDING, gaat toch vooraf het versje:

Al staat de zee ook hol en hoog, En zweept de storm ons voort, Wij hebben 's Vaders Zoon aan boord En 't veilig strand voor 't oog!

en daar volgt dan op: »En zoo gaat het de branding, de veilige haven in". dóór

Uit een en ander blijkt reeds, dat wat men, ook in verband met den titel, zou verwachten, dit verhaal geen »spel van de zee». is. Bij sbranding* toch denkt men aan die schuimende opstuiving der golven te midden waarvan een 'schip in gevaar is.

Het »in de branding* en > dóór de brandings moet hier in figuurlijken zin genomen; iets waar de lezer eerst begint achter te komen op p. 162 waar hem van dien DEKEMA wordt verteld: > Niet zelden gevoelt hij zich met zijn geloofsleven als in de branding* en waar de lezer-dan geheel achter komt met den hier zoo even genoemden slotregel.

Het »in de branding* is hier zooveel als in gevaar, verlegenheid, moeite zijn.

De toeleg des heeren IDSARDI'S met zijn verhaal uit het Friesche volksleven is, en dit hier ter nadere toelichtipg voor mijn lezers, daaraan, bij wijze van voorbeeld, te verduidelijken, dat eenerzijds Christenen, die met hun geloofsleven en anderzijds met hun kerkelijk leven in een Hervormde Gemeente, onder de Synodale Organisatie van 1816—1852 in moeite zijn geraakt, daardoor heen komen, wanneer ze maar, blind in de uitkomst, ziende zijn in het gebod.

Met dit verhaal, dat meer bepaald een dbrpsverhaal is hetwelk zich in onzen tijd, kort vóór het uitbreken van den tegenwoordigen wereldoorlog afspeelt, zijn wij in het Friesche dorp LONGERGA.

Op p. 137 zegt IDSARDI, dat LONGERGA een' rustige gemeente is. En wat hij er ons, in de eerste helft van zijn boek, over vertelt, ' maaki geen anderen indruk. Het is de indruk van een boerendorp met zijn, door geen stoornis onderbroken, bedrijfsleven van landbouw en veeteelt, van den kleinhandelaar in zijn winkel, van de vrouw met den bollenkorf op de buiteupaden. De Zondag is er in eere. Op den Zondagmorgen ïligt over 't landelijk Longerga een lieflijke vrede uitgespreid.* »Alleen in de boterfabriek is het bedrijf nog in vollen gang, maar ook hier haasten zich de werklieden in hunne witte kiekn, om zoo mogelijk den arbeid aan kant te krijgen.* (p. 184).

Die boterfabriek wijst er op, dat ook LON­ GERGA aan de evolutie van het Friesche volksleven niet geheel vreemd is gebleven, en daar wijst ook op, dat er tegenover de openbareeen christelijke school is. Verder, dat, naar aanleiding van de scherpe tegenstelling tusschen rijken en armen, tusschen de grondbezitters eenerzijds en de arbeiders en »koemelkers* — het Friesche woord voor »keuterboeren* — anderzijds, van de zij der mondig geworden misdeelden, een sociale actie is ontstaan. 'n Sociale actie, en dit wijst weer op het »rustige* van LONGERGA, echter niet onder socialistischen invloed. Er is, als afdeeling van den j Christelijken Nationalen Werkmansbond, een Christelijke Werklieden-Vereeniging, en ook is er een Christelijke Coöperatie en Onthoudersvereeniging (p. 37). Kenmerkend voor LONGERGA — is daarbij, dat 'dit alles er nog maar heel onlangs gekomen is.

Verder typeert zich te LONGERGA het Friesche volksleven ook hierin, dat er, zoo op politiek als kerkelijk gebied, twee stroomingen zijn, waarvan de eene als die der »christelijken* of »fijnen«, de andere als die der sliberalen* of «vrijzinnigen* wordt aangeduid. De Longergasche vrijzinnigheid is op politiek gebied echter sterk conservatief getint. Ook geven, zij h«t ook uit verschillend motief, in antipathie tegen het Socialisme christelijken en vrijzinnigen elkander niets toe. Een hardgebakerd. socialistisch hulponderwijzertje, dat in LONGERGA verzeild was, raakte er dan ook, en dat in een minimum van tijd, de openbare school weer uit.

Op kerkelijk gebied, en er is te LONGERGA nog maar één Kerk, , 'n Hervormde, zijn de »christelijken« in de meerderheid. W^el zijn alle Notabelen modern en de Kerkvoogden op één na, doch de Kerkeraad is orthodox. Die modernen verbeelden zich althans dat zij het zijn, want met uitzondering van den Notabel doctor MEIJER, toonen de andere modernen, die IDSARDI ten tooneele voert, dat ze meer voor, dan wel achter het Modernisme zijn.

Ook de kerkelijke Gemeente biedt, evenals heel LONGERGA, een indruk van rustigheid. Wel smeult er het vuur van den kerkstrijd, maar het laait niet op; althans zoolang de oude Ds. VERINGA te LONGERGA predikant is. Hij toch meende, zoo lezen wij op p. 144 sdoor een getrouw getuigen te moeten \ olharden, ook in den kerkstrijd, om dan verder aan den Geest des Heeren de loutering en zuivering, en alzoo de uitwerking van het gepredikte Woord over te laten". En dat bleef hij meenen, ook al moest hij »het inschrijven der vrijzinnige lidmaten, die in een naburige gemeente waren aangenomen" (p. 242) beleven.

Düs is de situatie van LONGERGA tot op den dood van Ds, VERINGA.

Dan breekt de kerkstrijd uit in dit anders zoo rustige dorp.

Wanneer op Zondag moderne predikanten in het kerkgebouw de vacatuurbeurten vervullen, komen alleen de vrijzinnigen leden der Gemeente onder hun gehoor; eerst allen, straks slechts een dertig of veertig. De orthodoxen zitten dan in het gebouw der christelijke school, waar zij zich doen stichten door meester VERMEULEN. De vrijzinnigen hopen, de christelijken vreezen, dat weldra een moderne de opvolger van Ds VERINGA zal worden.

Bij de heftige beweging der gemoederen staat heel LONGERGA nu in lichterlaaie. In de huizen en de winkels is de kerkstrijd het onderwerp van het gesprek. Baas ZWARTENBURG, de dorpsbarbier, die te midden der/strijdende partijen zich neutraal houdt, en het'hoogst onaangenaam vindt, dat zijn scheersalon het tooneel wordt waar het of-en defensief zich afspeelt, moet het met klemmend angstgevoel aanhooren dat de fijnen en de vrijzinnigen daar hatelijkheden tegenover elkander debiteeiren. Als een van de christelijken zijn liberale kerkgenooten, niet zonder leed­ ­vermaak, in het scheersalon op het al maar slinken van het gehoor der moderne predikanten wijst, nijdigt een lid van delilaerale partij" terug: »Dat komt van jullie preekerij in de school. Vroeg of laat loopt het daar nog eens op doleantie uit; die school heeft hier al wat een ellende in het dorp gebracht, (p. 173.)

Het kerkelijk leven der christeUjken te Longerga: is sin de branding" en IDSARDI vertelt dat wel goed.

Ook vertelt hij wel goed van het geloofsleven der Christenen dal, zóó voor als na hun bekeering „in de branding" is.

Het herderlijk werk van Ds. VERINGA toch is niet ongezegend geweest. Hij, die de ontredderde schaapskoor liet zooals zi] was, heeft menig verloren schaap terecht mogen brengen.

Voor tal van rechtzinnigen en voor een enkelen vrijzinnige is, 'zoo verne'mén wij, zijn dienst het middel geweest waardoor zij tot een waarachtige bekeering kwamen, en van deze bekeeringen zelf en wat er op volgt, vertelt IDSARDI dan ook. En wat daarbij een niet geringe verdienste van dézen christelijke roman is, hij doet dat alles heel sober, doch ook heel écht. Met name geldt dit van wat hij, op het einde, vertelt omtrent vrouw SïRUYK, de tegen God en menschen verbitterde. Vroeg wees, in hare jeugd door den rijken boerenzoon SJOERD SMYNIA in het huis van zijn vader, waar ze diensmeid was, onteerd en toen, om de schande te dekken, gekoppeld aan 'n sul van een man, dien zij nooit heeft kunnen liefhebben, en voor wien zij, , door met den bollenkorf te loopen, het brood moest verdienen. En zoo ook, wat hij in het midden van zijn boek vertelt, van den rijken boer DEKEMA, door zijn maatschappelijke positie, helder verstand en hooge moraliteit eertijds een sieraad onder de vrijzinnigen, nu onder de rechtzinnigen. Dit vertellen van IDSARDI brengt mij als van zelf tot de beoordeeling van zijn boek uit een oogpunt van • letterkunst.

Van uit dit oogpunt bezien is IN DE BRANDING zeker niet volstrekt te veroordeelen.

Al is mij 'de stijl Wat verouderd, — , , aan 'n nieuwigheid" bezoldigt den schrijver zich maar eenmaal en wel met dat „nijdigen" van p. 173, — op de zuiverheid van de taal valt niet af te dingen en de dialoog loopt over het geheel nog al vlot. Dat de Schrijver zijn Friezen onder elkaar Hollandsch laat praten, kon wel niet anders. Maar wanneer hij vertelc, dat de. vrouw van boer Jongsma tot haar man zegt: sAls de kracht van het beginsel niet sterk genoeg is om de overhand over andere meeningen te krijgen, dan zou ik zeggen, verlies het liever, maar neem nooit tot slinksche wegen of wat ook de toevlucht*, —• dan wordt het mij toch te machtig. Wanneer-ik ooit van mijn leven een Friesche boerin in zulk 'n hollandsch boeken-taaltje tot haar - man hoorde praten en de heer IDSARDI dan in de buurt was, zou ik hem sterk verdenken van een niet geringe vaardigheid in buikspreken. Bedenkelijk acht ik, dat, afgezien van de gedeelten waarin hij van het «geloofsleven* vertelt, in de. overige gedeelten zijnr-vertellen meestal «vertellen* blijft en maar zelden «teekenen* wordt. Maar zelden, want wel is, om iets te noemen, de beschrijving van de sterf-scène in de pastorie sterk, die van het Oranjefeest op het dorp zvvakker van beelding, maar daarentegen doen andere, zooals die van de Veetentoonstelling in DEN HAAG weer denken aan 'n zich van al wat naar bellctrie zweemt vreemdhoudeïide reportage.

Ook van de natuur vertélt de schrijver gewoonlijk meer dau dat hij haar teekent. Wanneer hij het op p. 41 en nog eens op 91 over den mooien pastorietuin van LONGERGA heefi en mij dan vertelt dat «de deutzia, spirea en jasmijn er kleurig afstaken bij het eerste groen* of dat «Piris Japonica, Mariatranen eii kleine witte flox wedijverden om den tuin te maken tót een der schoonste plekjes van het dorp, « — krijg ik wel eerbied voor des heeren IDSARDI'S botanische kennis, maar allerminst 'n visie van LONGERGA'S pastorietuin. .

Ook wil het mij voorkomen, dat de Schrijver in dit - zijn boek - wat al te veel betoogt en doceert, waardoor het dan, althans voor mij, den kant van de. nuttige letteren op raakt.

Ten slotte nog iets over de hier boven noemde strekking van IN DE BRANDING.

Die is, zooals ik reeds zei, «tweeërlei.*

Allereerst aan het verhaal te doen zien, dat wanneer christenen met hun geloofsleven «in de branding zijn". God, wanneer ze maar getrouw zijn, maar ziende in het gebod en blind in de uitkomst, ze «dóór de branding" in veilige haven brengt.

Dit nu dunkt mij, dat met de lezing van het boek bij. vele christenen wel te bereiken is.

Anders daarentegen is mijn meening omtrent hetgeen de schrijver met zijn boek in de tweede plaats zoekt te bereiken, en wel, dat christenen wanneer zij met hun kerkelijk leven, „in de branding" zijn, God, wanneer ze maar getrouw zijn, maar ziende in.het gebod en blind in de uitkomst, ze «dóór de branding" in veilige haven brengt.

Noch van het een, noch van het ander toch blijkt, uit wat wij in den kerkstrijd der christelijken te LdkcERGA vernemen, ook maar het minst.

Op p. 241 lezen wij dat, in-een vergadering van Kerkvoogden, SJOERD SMYNIA, de Hberale voorzitter van dat college, , een middel aan de hand doet om in de Gemeente een predikant van de nieuwe richting te krijgen: Men moet tijd zien te winnen, want «over eenige maanden heeft de - tien-jarige stemming plaats tusschen Kerkeraad en Kiescollege, en wanneer dan voor het laatste gekozen wordt, is groote kans dat er te Longerga een moderne dominee komt". En op die zelfde verga, dêring deelt dan DEKEMA, de eenig orthodoxe kerkvoogd mee, " dat „de rechtzinnige partij in kalme berusting haar gang hoopt te gaan, niet twijfelende of God zou wel voor zijn kudde zorgen".

Dit «in kalme berusting haaf gang hopen te gaan" is voor de rechtzinnige partij in LONGERGA, kenmerkend.

Het looze plan van den voorzitter komt echter niet tot uitvoering.

Wanneer DEKAMA het een «onwaardig middel*, voor welks toepassing het liberale beginsel te hoog staat* heeft genoemd, is de meerderheid van het college het daarin met hem eens. En wanneer SJOERD SMYNIA, de bruut met wien zijn eigen par, tijgenooten verlegen zitten, boos uit de vergadering is geloopen, zich in de dorpskroeg heeft bedronken, dan bij een vechtpartij met hem bespottende jongens verwond is geraakt en op den laten avond door vrouw STRUYK is bedreigd met openbaring van wat hij eens tegenover haar heeft misdaan, indien hij voortgaat «de gemeente te verwoesten*, ^-^ als een gebroken man 't huis komt, dan besluit hij als kerkvoogd te bedanken en van allen verderen kerkstrijd af te zien.

Wij vernemen het niet, maar alles wijst er op dat LONGERGA geen modernen, maar een orthodoxen predikant zal krijgen.

Maar doet de in dit boek beschreven houding van de, ' niet hun kerkelijk leven in de branding gekomen, Longergasche christenen nu ook maar even denken aan het blind in de ) uitkomst, maar ziende in het gebod, ook in het kerkelijk leven ?

l Ware daarom instee van het aan de zee golven ontleende beeld van «in de branding* — «door de branding* niet veel juister het, aan ­de vuurvlammen ontleende van «in den brand* — «uit den brand* ^

Immers niet in veilige haven, maar slechts tijdelijk weer „uit den brand" komen, met 'n orthodoxen dominee, de christelijken van LON­ GERGA in hun kerkelijk leven.

Welbezien zit achter dit boek, ter bevordering van christelijke lectuur, een strekking ter bevordering van 'n kerkeUjke praktijk, welke IN DE BRANDING voor ons. Gereformeerden, kortweg onaannemelijk maakt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 oktober 1916

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 oktober 1916

De Heraut | 4 Pagina's