GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Er Wordt er niet één gemist”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Er Wordt er niet één gemist”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

* Heft uwe oogeri op omhoog, en ziet, wie deze dingen geschapen heeft; die in getal hun heir Voortbrengt; die ze alle bij name roept, vanwege de grootheid Zijner krachten, en omdat Hij sterk van vermogen is; er wor^t er niet één gemist. Jesaja XL:26.

Van de sterren in het uitspansel zegt Jesaja, dat de Heere ze alle bij name roept vanwege de grootheid Zijner krachten en omdat hij sterk van vermogen is, en dan volgt de uitroep: »Daar wordt er niet één gemiste. Dit aangrijpende zeggen slaat alzoo niet rechtstreeks op de geroepenen ten leven, doch op de starren in het firmament, en niet dan overdrachtelijk past 't zich vanzelf toe op de geheiligden onder de kinderen der menschen.

Toch ligt die overdrachtelijke strekking in het verband zelf van deze heilige profetie. Immers aanstonds gaat dit aangrijpende woord op de geroepenen ten eeuwigen leven over, als er staat: »Waarom zegt g* dan, o Jakob, en spreekt ge o Israël: Mijn weg is voor den Heere verborgen en mijn recht gaat van mijn God voorbij ? c »Weetgij het niet, hebt gij 't niet gehoord, dat de eeuwige God, de Schepper van de einden der aarde, noch moede noch mat wordt ? Er is geen doorgronding van Zijn verstand." Staat het nu , zóó reeds aan den Sterrenhemel, dat niet één der glanzende starren buiten Gods wetenschap en kennisse schittert, maar dat elke star aan den glansrijken hemel bij God bekend is en door Gods zorge in stand blijft, dan volgt uit wat vlak daarop van het bedreigde Israël betuigd wordt, hoe de starrenhemel en de schare der geloovigen in onderling Verband voor Gods aangelicht staan. Zooals God de sterren aan het firmament kent, zoo ook kent Hij al 't menschelijk schepsel dat Hij op deze aarde schiep. En daarom geldt wat hier staat voor beiden, zoowel voor den Starrenhemel als voor Zijn geroepen volk op aarde.

Bij beiden is het de Almachtige God, die in getal het heir voortbrengt, bij beiden is he* dezelfde God die én over de starren én over de verkorenen Zijn heilig oog laat gaan. En op beide slaat daarom ook de heilige betuiging, dat 't God is die hun heir eens voortbracht, en ze bij name roept, met de heerlijke uitkomst, dat er beidemalen, én aan den Sterrenhemel, én onder 's Heeren volk op aarde, niet één wordt gemist.

Vooj: wie onder de kinderen der menschen vooraan staan en vanzelf op den voorgrond treden, ligt hierin niets aangrijpends. Dat mannen en vrouwen in ons land, die schier ieder bij name keat, ook voor God niet verborgen zijn, kan voor niemand verwondering baren. Immers de •kennisse Gods gaat onze beperkte kennis zoo zeer verre te boven, dat zelfs de gedachte niet in ons zou kunnen opkomen, alsof de Helden der historie en de sterk uitkomende genieën voor onzen God verborgen zouden zijn..

Doch heel anders staat 't met de kleinen en vergetenen in onze omgeving. Stel, ge hebt een gezel die u dient in uw. fabriek of ambachtshuis, dan verstaat ge 't nog, dat met die stoere kracht in - uw werkplaats gerekend wordt. Maar heeft nu die dege helper nog ikleinen" in zijn gezin, die ge niet zaagt, en wier naam ge zelfs niet kent, dan doet 't u vanzelf zoo verrassend aan, zoo u de vaste overtuiging wordt ingeprent, dat die nog geheel onbeduidende, schier altoos spelende kinderkens van het u nauwelijks bij name bekende gezin, bij den Almachtige niet alleen niet vergeten worden, maar met name bij uw God bekend zijn.

Ga op uw wandeltocht door een u onbekend dorp op 't oogenblik dat de völkschool uitgaat, en zie dan die schare van kinderkens vanaf het zesde of zevende jaar zich door het dorp huiswaarts bewegen, en immers het is u volstrekt onmogelijk om u in het persoonlijke leven van elk van die kleinen ook maar even in te denken, en zoo ge terloops een woning, waar de deur openstaat, binnentreedt, en ge ziet daar de moeder met de nog zooveel kleiner kinderkens, tot zelfs met de pasgeborene aan haar moederborst, dan is die gansche groep van jongeren u geheel onbekend, en als ge dan toch hoort. en hoort uit Gods Woord, dat al die jongere dorpelingen, waarvan gij nooit hoordet, en die geen van allen een persoonlijken indruk op u Tl^''X ''j\'^^..^^, f^"7^°'^i'< =^"°'^T'^'^^f°'-h bekend, dat Hij aller harten doorgrondt, - en aller levenslot in Zijn hand houdt, dan is het een onoplosbaar raadsel dat zich aan u opdringt, en ontlokt 't u stille aanbidding, zoo ge indenkt dat niet alleen de Starren aan den hemel, maar ook het kleinste en meest vergetene onder die kinderkens, bij uw God bekend zijn, en dat er in de kennisse van uw God niet één van deze onnoozele kinderkens gemist wordt.

En zelfs van wat naar oppervlakkigheid in die kennis ook maar zweemt, is hier geen sprake. Elk van die kleinen ^die op zulk een vergeten dorp om u heen dartelen en spelen, hadden een eigen ontvangenis en een eigen geboorte. Ze stamden af uit een eigen geslacht, en uit dat geslacht van vader of van moeder ontvingen ze hun aanleg, hun karaktereigenaardigheid, hun bijzondere natuur. Zoo toch is 't niet bij een enkel op den voorgrond tredend kind, maar bij alle deze spelende kinderen. In hun herkomst, in hun ontvangenis, in hun geboorte, en in hun verdere rijping komt niets voor, treedt niets ia 't licht, of 't is alles door den Heere onzen God voor zulk een jo[jge spruit vooraf besteld, hem toegedacht, en straks in hem verwezenlijkt. En van niet één dier kleinen kunt ge 't anders belijden, dan dat God Almachtig dat jongske of dat meiske Zijn beeld, eer 't geboren werd, ingedrukt heeft, en eiken trek van 't wezen, als ware het besteld heeft. En dit in zoo albeheerschenden zin, dat Gods voorbeschikking over zulk een vergeten en onnoozel kaaapke veel rijker en vollediger is uitgewerkt, dan wat de kunstschilder op 't doek penseelt, als hij 't beeld van een koning of keizer poogt weer te geven. Daar is geen zenuw en geen spier, daar is geen bloedtint of huidkleur, of 't is tot bij het meest vergeten jongske door God besteld, niet nu pas, maar reeds in zijn ouders eer het uit die ouders geboren werd. En zulks ging in Gods voorzienig bestel niet aldus toe, dat slechts de meesten der jonggeborenen hun gestalte, hun aard van God ontvingen, maar zoo voltallig en zoo volledig, dat zelfs het vergeten, het meest zieke"lijke, het minst belovende v/icht, ja dat er niet ééi), hoe onbeduidend ook, in die volledige voorkennisse Gods werd gemist.

Van zelf bestaat er ook voor God onderscheid, of er sprake is van een vergeten dorpskindeken of van een Prins Willem, een Rembrandt en een Bogerman. 't Is God zelf die al zulk verschil reeds in den aanleg schiep, ja reeds in de voorouders voorbereidde. Maar neemt ge in uw verbeelding elk menschelijk wezen, ja, tot zelfs den vergeten jongen, die met zijn staf de schapen op de weide leidt, dan gaat 't voor elk kind des menschen door, dat God vooruit zijn wezen doordacht, zijn aard besteld, zijn toekomst bereid heeft, en dat, als-ge alles saam neemt, toj in het kleinste en onbeduidendste toe, geroemd'en geloofd mag worden: Wat de zorge en voorzorge Gods betreft, is er geen onderscheid, en in die Goddelijke voorzorge wordt er uit alle kinderen der menschen niet één gemist.

Planeet en vaste star en dwaalster kunnen ous door haar ontzettende afmetingen en haar imponeerende glanzen zoo overweldigend aangrijpen, dat 't kindeke in de wieg er niets bij schijnt, en toch zijn we hierbij ten prooi aan zelibedrog. Een vergeten en schijnbaar niets beduidend dorpswicht diaagt in zich een element van veel hooger natuur en van veel rijker aard, dan de rijkste star die we met het kunstinstrument begluren. Hoe rijk ook de zon zij, en hoe veel rijker nog de geheel eenige gestarnten, die met den telescoop alleen kunnen begluurd worden, toch zijn en blijven ze niets dan stof. Maar met de heerlijke eigenschappen, die 't God beliefd heeft tot in de stoffelijke gegevens en in de krachten die de stof bezielen, ons te doen tegenglinsteren, kunnen ook zij ons boeien en in bewondering den Schepper doen aanbidden. Altoos echter staat de Engel zoo verre boven al wat de rijke Schepping ons voor 't oog toovert, en nog rijker staat in de Schepping Gods hét menschenkind, dat Hij schiep naar zijn beeld, en waarin Hij gaven verborg, die al wat de Schepping op zichzelf rijk maakt, zoo verre te boven gaan.

Nu komt uiteraard die rijkdom, dien God in de menschelijke natuur en in het menschelijke individu verborg, thans na den val niet meer tot zijn recht. Of hebben we 't in den oorlog niet nog pas beleefd, hoe tot in de millioenen de kinderen der menschen het slachtoffer werden van bruut geweld en van stoffelijke overmacht. Doch eens komt toch de zalige ure, dat dit roekelooze spelen met wat God schiep een einde zal nemen. En komt er dan een nieuwe aarde onder een nieuwen hemel, en zal eens in 't nieuwe Jerusalem Gods glorie schitteren, dan zal 't in den naar zijn Beeld geschapen mensch zijn, dat God» glorie veel machtiger dan in 'zon of maan zal schitteren, en zulks met zoo volstrekte gewisheid, dat de uitroep in alle oord zal beluisterd worden: »Z«V, er wordt er niet iin gemist.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 januari 1919

De Heraut | 4 Pagina's

„Er Wordt er niet één gemist”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 januari 1919

De Heraut | 4 Pagina's