GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Gaat henen en bereidt ons het Pascha”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Gaat henen en bereidt ons het Pascha”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En hij zond Petrus en Johannes uit, zeggende : Gaat henen, en bereidt ons het Pascha, opdat wij het eten mogen. Lukas XXII : 8.

Nu weer de zeven Lijdensweken ingaan, leve krachtig het besef in ons op, dat het lijden van Christus niet eerst met Gethsemané begon, doch van de Kribbe van Bethlehem af, door de menschwordiDg zelve, zijn smartelijk deel was. Hij is niet eerst aan het Kruis de Man van Smarten geworden, maar als het Kind van Smarten geboren. Zoo ten volle naar waarheid drukt onze Catechismus het uit in 't antwoord op vraag 37, als 't daar staat: »Dat de Christus naar lichaam en ziele den ganschen tijd zijns levens op de aarde» en dan ja, > inzonderheid aan het einde zijns levens den toorn Gods tegen de zonde des ganschen menschelijken geslachts gedragen heeft".

Al plegen we nu veelal de Lijdensdagen op zeven weken saam te trekken, toch mag dit nimmer den indruk bij ons achterlaten, alsof onze Heiland van de Kribbe af in louter majesteit onder de kinderen der menschen verkeerd had, en eerst toen Gethsemané en Golgotha hem opwachtten, de Man van Smarten geworden zou zijn. Men trachtte hieraan te gemoet te komen door de lijdensdagen tot Weken uit te breiden, en hieraan had onze menschelijke beperktheid behoefte. Be, paalde toch Christus' Kerk zich bij deze opzettelijke indenking van Christus lijden tot de uren die van Gethsemané tot aan het Kruis verliepen, zoo zou de Kerk de geestelijke zeltbeheersching niet bezitten, om in nog geen twee volle dagen opnieuw zoo diep in het lijden van den Man van Smarten in te leven, dat er in heel Christus' Kerk opnieuw een volle, rijke indruk van uitging Dat men nu zezjen weken hiervoor afzonderde, was enkel om het zevental. Op zich zelf had men ook zes of acht weken kunnen afzonderen, doch dit zou den geloovigen niet hebben toegesproken. Voor het Heilige zijn we nu eenmaal aan het zevental gewend, en ook bij het lijden van den Christus heeft opnieuw het zevental Kruiswoorden er ons als ingeweven. Het ware daarom zelfs geen letterknechterij geweest, indien tot in onze Liturgie deze zevenweeksche lijdensherdenking ware ingevlochten. Slechts tegen één gevaar zij men op zijn hoede. De zeven lijdensweken mogen ons geen oogenblik het schier overhaaste in de tragedie van Gethsemané en Golgotha doen voorbijzien. Moge onze herdenking al van zevenweekschen duur zijn, het lijden zelf, met het Kruis als middenpunt, was in nog geen twee dagen doorworsteld, om na het sterven aan het Kruis, door het nieuwe drietal dagen van het Kruis tot de Opstanding van Immanuel te leiden.

Aanstonds hierbij trekt het nu ten zeerste onze aandacht, dat al bracht eerst op den eersten Paaschmorgen de Verrijzenis den triomf, toch reeds bij den eersten inzet door den Christus zelf naar het Pascha wordt heengewezen. Zoo toch luidde de last dien Jezus bij den ingang van zijn lijden aan zijn jongeren gaf: „Gaat henen en bereidt het Pascha, opdat wij het eten mogen." Wij kunnen er ons indenken, wat er in 't gemoed van onzen Heiland moet zijn omgegaan, toen hij die order gaf. Het is dan ook niet toevallig, dat deze last niet in 't gemeen aan de twaalven, maar geheel jn 'tbijzonder aan Petrus en Johannes werd gegeven. Niet alsof dan toch deze twee jongeren het ontzettende zouden gevoeld hebben van het oogenblik, toen Jezus hun dezen last gaf. Wat er op dit aangrijpende oogenblik in Jezus hart moet hebben omgegaan, begreep zoomin Petrus als Johannes. Dat wist en doorzag Jezus zelf alleen. Het is daarom zoo opmerkelijk, hoe Jezus bij het geven van dezen last zijn twee jongeren nogmaals als inleidt in zijn Goddelijke alwetenschap. Aanstonds toch, na Jezus aanzegging, dat ze het Pascha bereiden zouden, vroegen de discipelen: Waar wilt gij dat wij het bereiden zullen? En nu geeft Jezus niet den naam van den huisheer bij wien hij zóu inkeeren, noch den naam van wijk of straat waar het huis stond, maar Jezus zegt: „Zie, als ge in de stad zult gegaan zijn, zoo zult gij een mensch ontmoeten, dragende een kruik water; volgt hem in het huis waar hij ingaat, f

Dit wonderbare zeggen moest de twee jongeren wel aangrijpen. Jezus' aanwijzing toch getuigde van zoo wondere kennis van wat te gebeuren stond. Jezus had in zichzelf uiteraard bepaald, bij wien hij in zou keeren, en de man dien Jezus hiertoe verkoor, zal bijna zeker een discipel geweest zijn. Maar het wondere is nu, dat Jezus tot in de kleinste nauwkeurigheid vooruit weet, en 't zijn jongeren aanzegt, hoe juist op dat oogenblik die niet eenmaal met name genoemde man, met' een kruik water op den schouder huiswaarts zou keeren; en dat zijn twee jongeren, zoo ze nu er op uitgingen, als ware het op hem stooten zouden, en aan de kruik waters hem konden herkennen. Dit moet Petrus en Johannes wel hebben aangegrepen, te meer waar de spanning die in Jerusalem en in den Tempel reeds tegen Jezus uitging, ook hen moest doen gevoelen, dat er bange gebeurtenissen komende waren.

Het was nu de dag »der ongehevelde bföüden, " de Donderdag die aan den Sabbath van het Pascha voorafging, en gelijk Luther erbijvoegt: tevens de dag, waarop het Paaschlam moest geslacht worden. In zoo verre was er alzoo niets dat Petrus of Johannes bevreemden kon, en zoo voldeden ze aan hun last, en waarschuwden den huisheer. Bij dezen huisheer vonden ze dan ook geen zweem van bedenking. Aanstonds wees hij aan de jongeren een opperzaal van grooten omvang, en hier is toen door Petrus en Johannes alles in gereedheid gebracht, zoo-, dat, toen Jezus straks met de overige discipelen binnentrad, het Paaschmaal gereed stond en aanstonds volgen kon wat Jezus met dit bijzonder maal voor had. Uitdrukkelijk zelfs voegt Jezus erbij, dat Petrus en Johannes niet enkel het Paaschmaal gereed zouden maken als symbool, maar dat het ajles zijn volle realiteit moest bezitten, want zoo zegt Jezus: z «Bereidt het, opdat we het eten mogen*.. En wel nu reeds, iets wat anders vaak naar den Sabbath verschoven werd. Men gevoelt dan ook, hoe Petrus en Johannes toen reeds onder den indruk moesten geraken, dat er iets gewichtigs te gebeuren stond, ook al hield toch ook voor hen het mysterie nog aan. Voor Jezus moet de spanning, die zich in zijn gemoed verdrong, hierdoor des te machtiger geworden zijn, gelijk dit straks in Gethsemané uitkwam, vooral daar Judas mee aan zou zitten. Doch de jongeren zelve begonnen eerst van lieverlee onder den indruk te komen; en dit ging door toen Jezus tot de instelling van het Avondmaal overging.

t Voor ons viel die spanning weg. Ons toch staat met volle klaarheid voor den geest, wat er nu volgde. Van der jeugd af werd ons in de Lijdensweken als voorgeteekend, waartoe dit Pascha slechts de inleiding was, en al wat volgde werd ons tot in de fijnste trekken voorgeteekend. Bij ons is het daarom de vraag, of we duidelijk genoeg in het Lijden van onzen Heiland weten in té dringen, om al wat dat Lijden omringde en er bij voorviel, zoo opnieuw mee te doorleven, dat we het aangrijpende karakter ervan metterdaad gevoelen. Wordt in de zeven Lijdensweken dit doel niet bij ons bereikt, dan gevoelen we ons teleurgesteld. En toch, het gevaar hiervoor neemt steeds toe. Door den afval van den Man van Smarten, dien we om ons heen, helaas, gedurig zien toenemen, wordt het eigenlijke karakter van Jezus lijden zoo vaak voor ons verbleekt, en we ondergaan dan niet meer den vollen, rijken indruk van wat zijn lijden in Geihsemané en op Golgotha, tot hij het Volbracht slaakte, èn centraal voor de wereld, èn persoonlijk voor ons eigen zieleleven geweest is. Zelfs merkt men maar al te vaak, hoe de Lijdensprediking de Gemeente veel minder boeit dan voorheen, en hoe 't meeleven en meelijden in dit lijden van Jezus van zwakker gehalte wordt. Iets wat er vanzelf zoo licht toe leidt, om ook den prediker minder te bezielen. Juist tegen deze verslapping van den geest nu moet ingegaan. Wil de Gemeente straks op Paschen dankend bij Golgotha neerknielen, dan moet ze de geestkracht bezitten, om zich" voor deze zeven lijdensweken uit de verstrooiing van het wereldleven terug te trekken, " en eiken morgen en eiken avond, en met name op eiken Sabbath, zich weer geheel in het lijden van den Man van Smarten verliezen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 maart 1919

De Heraut | 4 Pagina's

„Gaat henen en bereidt ons het Pascha”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 maart 1919

De Heraut | 4 Pagina's