GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Zie, nu hebt gij zijn Godslastering gehood”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Zie, nu hebt gij zijn Godslastering gehood”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen verscheurde de hoogepriester zijn kleederen, zeggende: ij heeft God gelasterd; wat hebben wij nog getuigen van noode? Zie, nu hebt gij zijne Godslastering gehoord. Matth. XXVI : 65.

Van alle rechterlijk verhoor, dat onze Heiland in de dagen van zijn lijden ondergaan heeft, is verreweg het meest aangrijpend geweest zijn verhoor in het Sanhedrin.

Ge voelt dit aanstonds aan het karakter van de vragen, die hem achtereenvolgens door Cajaphas, Herodes en Pilatus gesteld werden. Voor Pilatus' rechterstoel was 't meer de worsteling tegen den wilden hoop die op Jezus' doodvonnis aandrong, bij Herodes was het een onheilig spel van het onrustige geweten, maar

in Cajaphas' rechtszaal gold het, bij de worsteling op leven en dood, een strijd tusschen Gods heilig bestel met den Man van Smarte, en de valsche Messiasverwachting, waarin de valsche zelfverheffing van het Sanhedrin zich ten koste van Jezus' leven zocht te verheffen.

Herodes dreef met Jezus niet anders dan een onheilig spel. Pilatus scheen vaak meer zijn pleitbezorger te zijn, dau een rechter, die voor hem over leven én dood beschikte. Maar in het Sanhedrin vergrimde de ingebeelde hoogheid van den Joodschen Raad zich tegen den Zone Gods, wiens gezag men dorst betwisten, om er zijn eigen ^«««'-Goddelijk gezag tegenover te stellen. Herodes doet in wat voorvalt, u vaak meer denken aan een onheilig speler, doch hier in het Sanhedrin gaat 't op leven of dood bij de diepst denkbaar aangrijpende tegenstelling tusschen het heilig-Goddelijke en de onheilige nabootsing van wat tusschen God en Satan beslissen zou.

Met zulk een beslistheid leefde geheel het Sanhedrin in zijn dolende verwachting in, dat er niet maar een oordeel tegen Jezus uitging, maar dat een bittere woede zich van het Sanhedrin en zijn dienaren meester maakte, toen Jezus hun het onheilige masker van het aangezicht aftrok, en zonder aarzeling of bemanteling zijn eigen Goddelijk gezag tegen hun zondige inbeelding over stelde. Op het standpunt waarop het Sanhedrin stond, kon het niet anders, of Jezus randde hun eere en hun gezag op de grievendste wijze aan. Het gold hier van tweeën ééo: óf Jezus moest bukkep voor het gezag dat de mannen van .het Sanhedrin zich aanmatigden, óf, kon 't, gelijk van zelf spreekt, hier niet toe komen, dan lag in Jezus optreden de hen in niets ontziende veroordeehng. En nu 't eenmaal geen aarzeling meer toeliet, maar de Christus zijn Goddelijke Majesteit tegenover den onheiligen Joodschen overmoed moest doen uitkomen, maakte een doodelijke woede tegen Jezus zich aanstonds van heel het Sanhedrin meester, en kon Jezus 'niet anders doen, dan de Joodsche machthebbers aan het door niets af te weren verderf prijsgeven.

De geestelijke beginselstrijd moest op dit oogenblik tusschen den Zone Gods en de Joodsche belagers ten volle uitgestreden worden. Eerst beproefde Cajaphas met zijn manschap dit toen op de gewone manier. Men zocht getuigenis tegen Jezus, om hem van doodzonde tegen den Heiligen Raad aan te klagen. Doch dit hielp niet. Af doende getuigen waren er niet, en Jezus gaf op al zulk rechterlijk geknutsel niet eenmaal antwoord. Jezus zweeg. En juist dat zwijgen deed toen de spanning van den Raad op het hoogste toenemen. Jezus had eenmaal onder de schare en zelfs in den Voorhof zich beroepen op zijn heilig Messiaschap. Veel meer dan al 't overige had juist dit het Sanhedrin tot in zijn diepste wezen geërgerd. Ze konden het met zetten, dat Jezus zich een eigen Goddelijk Gezag had toegeëigend. Dat mocht niet langer geduld. Jezus moest dit, heel hun gezag ten eenenmale verbrekend, beweren zelf terugnemen, en anders moest het op den dood met hem gaan. En dit nu kwam al spoedig tot uiting, toen deHoogepriester, niet langer meester van zich zelf, op eens doordrong om het tusschen Jezus en het Sanhedrin tot een beslissing te brengen. Jezus moest zijn hoog beweren van den Messias te zijn terugnemen, of zijn doodvonnis lag gereed en was gewis. Vandaar dan ook die ontzettende vraag, die Cajaphas plotseling aan Jezus dorst stellen: »Ik bezweer u bij den levenden God, dat gij ons zegt of gij zijt de Christus, de Zone Gods!" En die vraag nu brengt op eenmaal het geheel eenig geding tot beslissing. Op die vraag toch antwoordde de Christus zoo doordringend mogelijk: »Gij hebt 't gezegd. Doch ik zeg ulieden, van nu aan zult gij zien den Zoon des menschen zittende ter rechterhand der kracht Gods en komende op de wolken des hemels”.

Bij deze alle aarzeling nederwerpende betuiging van Jezus, slaat nu de geestesstemming in het Sanhedrin als met één slag geheel in haar tegendeel om. Nu Jezus het aan had gedurfd om zulk een allen twijfel buitensluitende betuiging af te leggen, slaat der Joden aarzeling in een woede over, die niets meer ontziet, en die, had men gedurfd, er toe zou geleid hebben, dat ze Jezus op staanden voet aangrepen en van zijn leven beroofden. Om de Romeinen dorsten ze dit niet, maar wat men tergend, hoonend en krenkend hem aan kon doen, dat spaarden ze Jezus in geen enkel opzicht. Priesters en Dienaren saam konden geen weerstand bieden aan den helschen lust, om hun slachtoffer te grieven en te kwellen. Ze spuwden hem in 't aangezicht, ze sloegen •hem met vuisten, en weer anderen gaven Jezus kinnebakslagen, zeggende : Profeteer ons, Christus, wie is 't die u geslagen heeft!" Maar wat-boven dit alles uitging, en de zaak besliste, was de kreet van den Hoogepriester, van uit zijn rechterstoel, om het des doods schuldig over Jezus uit te roepen. Hij deed daarbij, wat alleen in de ernstigste gevallen meer was gezien, hij greep eerst .zich zelf aan, en verscheurde zich zijn kleed, en eerst toen dit heel den Raad den aangrijpenden ernst van het ontzettend oogenblik gevoelen deed, sprak hij 't doodvonnis over Jezus in dezer voege uit: »Hij heeft God gelasterd, wat hebben wij nog getuigen van noode ? Zie, nu hebt gij zijn Godslastering gehoord. Wat dunkt ulieden ? " En toen nu op deze vraag het vonnis door den Raad moest worden uitgesproken, toen weerklonk door de raadzaal van allen kant de eenparige slotsom: »Hij is des doods schuldig!" Moge allicht een enkele nog geaarzeld hebben, dit kon niet meer meetellen. Het ging om dood of leven niet alleen, maar om de ontzettendste Godslastering of-te wel om de Goddelijke vereering afvergende belijdenis van den Zone Gods.

Slechts eenmaal in de geheele historie der wereld zou 't tot de keuze tusschen deze beiden komen moeten. Jezus was wat hij beleed te zijn, doch dan bleef er ook geen keuze, maar vergreep zich op de meest Godslasterlijke wijze aan den Heiligen God, wie niet aanstonds voor Jezus de knie boog en hem in zijn majesteit eerde. Er waren ook vroeger misleiden de geesten, er waren openlijke bedriegers geweest, die zich voor Messias hadden uitgegeven, en al 't volk bedrogen. Doch eenmaal zou de ware, zou de echte Messias verschijnen, maar dan zóó, dat al wie behoudenis ten leven zocht, zich aan hem te onderwerpen, in hem te gelooven en hem zich toe te wijden had. Dit geheel eenig oogenblik was nu in de Raadzaal van het Sanhedrin aangebroken. In deze Raadzaal waren de mannen en priesters gezeten, die zich het recht aanmatigden, om over de toekomst van het Godsrijk te beslissen, en voor hen verscheen nu de eenige waarachtige Messias, de Zone Gods die de verloren wereld verlossen zou. En het feit zelf, dat men in het Sanhedrin Jezus niet doorzag en niet begreep, maar in zijn bittere woede al ware 't ook maar de mogelijkheid nog kon aannemen, dat die Jezus die daar voor hen stond, en sprak gelijk hij sprak, een misleider en bedrieger van het volk zou zijn, gaf hetvoldingendst bewijs, dat het geestelijk oog van het Sanhedrin geheel verdonkerd was. Jezus voor zich te zien staan op zulk een alles beslissend oogeiiblik, en dan nog te kunnen aarzelen, en na wat Jezus zoo plechtig sprak, nog aan geestelijk zelfbedrog van Jezus ook maar te kunnen denken, verried zulk een demonisch geestelijke inzinking, dat heel het Sanhedrin als een belichaming van de leugen tegen Jezus als het vleeschgeworden Woord overstond. Noch daarvoor noch daarna spande het ooit op gelijke wijze tusschen waarheid en leugen. En daarom is het 't Sanhedrin dat hier zich zelf veroordeelt, en is het Jezus aan wien de kroon der eere door den Vader wordt toegèreikt. Jezus zag zich zelf reeds aan de rechterhand des Vaders gezeten, en het was uit dit zalig, allesbeheerschend besef, dat hij het Sanhedrin in zijn geestelijken ondergang neerwierp.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 maart 1919

De Heraut | 4 Pagina's

„Zie, nu hebt gij zijn Godslastering gehood”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 maart 1919

De Heraut | 4 Pagina's