GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Geen gunst maar recht.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen gunst maar recht.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVIII,

Hoewel de Nationale vergadering in 1798 besloten had, dat na drie jaren de betaling van alle tractementen en pensioenen doot den Staat zou ophouden, de geestelijke goederen, waaruit de tractementen betaald werden, in een nationaal fonds vooronderwijs en armverzorging zouden worden overgebracht en de gemeenteleden zelf voor het onderhoud van hun predikanten zouden zorgen, is dit besluit feitelijk een doode letter gebleven en nooit uitgevoerd Laat men een korte onderbreking ondet het I^apoleontisch regement buiten reke. ning, dan zijn de predikantstractementen geregeld op den ouden voet uitbetaald onder de elkaar opvolgende regeeringen.

De vraag is dus, op welken grond is dit geschied? Geschiedde dit op grond van de historisch verkregene rechten der Kerk of wel was dit alleen een gunst van de Overheid? Mr. Van Apeldoorn meent dit laatste, en het slot van zijn betoog dient om dit standpunt te rechtvaardigen, Daarom moet ook dit vraagstuk nog onderzocht worden.

De storm van verontwaardiging die in heel het land opstak tegen de besluiten der Nationale vergadering, het protest van meer dan 2000 predikanten en de practische moeilijkheden aan de uitvoering verbonden, maakten dat de Nationale vergadering, ook na afloop van den fatalen termijn, hare besluiten niet dorst doorzetten, maar de uitvoering telkens uitstelde, totdat eindelijk de Bataafsche republiek ineenstortte en plaats maakte voor het nieuwe regime onder Koning Lodewijk Napoleon, De geestelijke kantoren waren blijven bestaan; de predikantstractementen werden daaruit, en zelfs zeer geregeld, uitbetaald.') Van een overbrengen van de geestelijke goederen in een nationaal fonds voor armenzorg en onderwijs is niets gekomen. Zelfs de verdeeling van de kerkgebouwen, pastoriehuizen en daarbij behoorende goederen gaf tot zooveel strijd aanleiding, dat de staatsregeling van 1801 het besluit der Nationale vergadering weer te niet deed en bepaalde, dat »ieder kerkgenootschap onherroepelijk in het bezit zou blijven van hetgeen met den aanvang dezer eeuw door hetzelve werd bezeten."') Zoo hebben de verschillende en zich zoo spoedig afwisselende staatsregelingen van 1795 tot 1805, wat het kerkelijk vraagstuk betreft, feitelijk weinig invloed gehad en op het bestand der geestelijke kantoren zelfs in het geheel niet. Alles bleef bij het oude, trots de bepalingen van het revolutionair bewind.

Eerst door Koning Lodelijk Napoleon is een nieuwe regeling in het leven geroepen, en aangezien deze regeling, althans ten deele, ten grondslag ligt aan de bepalingen van onze Grondwet, is het vooral van belang na te gaan, wat deze regeling bedoelde en hoe daardoor de rechtspositie der Kerken werd.

Wanneer men gewoonlijk aanneemt, dat deze nieuwe regeling uitging van of zich grondde op de besluiten der Nationale Vergadering van 1789, zoodat deze besluiten ook door het nieuwe bewind nog als van rechtskracht werden beschouwd, dan is dit stellig onjuist. In de nieuwe regeling wordt naar de besluiten der Nationale vergadering nergens verwezen; er wordt van deze besluiten zelfs met geen woord gewag gemaakt; en op het belangrijkste punt, de betaling der tractementen, is deze regeling juist lijnrecht in strijd geweest met de beslissing door de Nationale Vergadering genomen.

Bij decreet van 2 Aug. 1808 bepaalde de Koning, dat de kerkgebouwen en de daarbij behoorende fondsen verdeeld moesten worden onder de aanhangers der verschillende gezindheden op ééne plaats. In dit opzicht heeft de Koning zeer zeker hetzelfde standpunt ingenomen als de Nationale vergadering, die het evenzeer billijk achtte de kerkgebouwen en pastoriehuizen onder de verschillende [gezindheden te verdeden, maar daaruit volgt niet, dat dit Koninklijk besluit zich grondde op of strekte om de uitvoering te zijn van wat de Nationale vergadering te dien opzichte besloten had. Niet alleen, dat daarvan in het Koninklijk besluit met geen woord sprake is, maar ook rechtens zou dit onmogelijk wezen, aangezien het besluit der Nationale vergadering feitelijk reeds was te niet gedaan, gelijk we zagen, door de Staatsregeling van 1808, die de voorgeschreven verdeeling had opgeheven en bepaald had, dat de verschillende kerkgebouwen enz. onherroepelijk in het bezit zouden blijven van wat zij bij den aanvang dezer eeuw hadden bezeten. Waaraan de Koning de bevoegdheid ontleende om desniettegenstaande toch de verdeeling der kerkgoederen onder de verschillende gezindheden te gelasten, moge twijfelachtig zijn 3), maar in geen geval kan die grond ontleend worden aan de besluiten der Nationale vergadering van 1789, die te niet waren gedaan.

Hetzelfde geldt evenzeer ten opzichte van het tweede besluit van den Koning om de goederen, die dusver bij de geestelijke kantoren in bewaring waren, over te brengen naar 's Lands kas en in de amortisatiekas te storten. Wanneer Mr. Van Apeldoorn beweert, dat de Koning ook hierbij niet anders deed dan de in 1798 getrokken consequentie van het standpunt van scheiding tusschen Staat en Kerk vast te houden; dat deze goederen door de Nationale vergadering reeds nationaal waren verklaard en de Koning ze nu eenvoudig naar 's Lands' kas overbracht, ••) dan is ook dit niet juist. In heel de correspondentie, die tusschen deo Minister en den Koning

over dit onderwerp gevoerd is en die aan het Koninklijk besluit is voorafgegaan, wordt wederom over het besluit der Nationale vergadering om deze goederen nationaal te verklaren, geen woord gerept en nog veel minder aan dit besluit het recht ontleend om nu deze goederen rnetterdaad naar 's Lands kas over te brengen. Ware het de bedoeling geweest, om thans het besluit van de Nationale vergadering uit te voeren, dan hadden deze goederen in een apart fonds saamgevoegd en voor armenzorg en onderwijs moeten worden besteed. En juist dat is niet geschied. De grond, waarop deze overbrenging geschiedde, was dan ook een geheel andere. In de voordracht van den Minister wordt er op gewezen, dat het doel van de fioancieele politiek was de verschillende beheeringen van de penningen, welke een overblijfsel waren van het oude foederatieve stelsel van Souvereiniteit der bijzondere gewesten, te doen ophouden en deze beheering aan de publieke schatkist over te dragen. Daarom had hij ook doen informeeren naar den staat der eigendommen van alle de zoogenaamde kerkelijke en geestelijke kantoren, welke te voren onder het gezag van hun voormaligen provincialen Souverein stonden, doch alsnu vanzelf onder de algemeene beheering der financiën staan, en stelde hij daarom voor al deze effecten te converteeren en aan de amortisatiekas van het Rijk toe te voegen.

Van de bedoeling om de goederen te onteigenen en ze van bestemming te doen veranderen, zooals de Nationale vergadering wilde, is hier derhalve geen sprake. Vroeger hadden de souvereine gewesten deze goederen beheerd en daaruit de tractementen betaald. Nu de gewestelijke souvereiniteit had opgehouden en daarvoor in de plaats de Landssouvereiniteit van den Koning was gekomen, behoorde de gewestelijke beheering plaats te maken voor de beheering door het Rijk, en daarom zouden zij naar 's Lands kas worden overgebracht. Het was dus veel meer een verandering van beheer, dat volgens den Minister uit den nieuwen staat van zaken voortvloeide, dan een confiscatie van deze goederen ten bate van het Land.

Geheel in overeenstemming daarmede werd dan ook besloten, dat waar deze goederen nu naar 's Lands schatkist werden overgebracht, daartegenover aan de schatkist de verplichting zou worden opgelegd de tractementen te betalen, die dusver uit de gewestelijke kantoren betaald worden.

Art. 3 van het Kerkelijk besluit, dat deze zaak regelde, zegt dat uitdrukkelijk. Het luidde toch aldus:

»De kerkelijke goederen en fondsen, welke zijn onder de administratie van plaatselijke besturen of andere .publieke beheering en welke goederen en fondsen thans strekken om aan geestelijke personen het tractement, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk, te betalen, zullen aan de publieke schatkist worden ondergebracht, welke daarentegen met de bovengenoemde betalingen worden belast, e)

Er is zooals men ziet in dit besluit geen sprake van, dat deze goederen tot nationaal eigendom worden verklaard om tot een ander doel te worden bestemd, zooals de Nationale vergadering wilde. O eerden eigendom dezer goederen wordt in dit besluit zelfs niet gesproken; alleen over het overbrengen van deze goederen naar 's Lands schatkist. En de verplichtingen die vroeger op de plaatselijke en gewestelijke kantoren rustten, om daaruit, geheel of gedeeltelijk, de tractementen te betalen, wordt nu op 's Lands schatkist gelegd.

Dienovereenkomstig werd dan ook in ditzelfde Kerkelijk besluit bepaald, dat »de predikanten van de Hervormde godsdienst, bij voortduring, in het genot blijven van hun tractement en de inkomsten, welke hun tot nu toe zijn toegezegd geweest." ')

Het verband tusschen dit toekennen van de tractementen aan de Hervormde predikanten en het overbrengen van de goede, ren uit de geestelijke kantoren naar 's Lands schatkist kan dus niet betwijfeld worden. Nog duidelijker blijkt dit, waar in 't volgende artikel bepaald wordt, dat ook de geestelijken van die gezindheden, welker eeredienst tot nu toe ten koste van den Staat niet is onderhouden geweest, bij vervolg zullen betaald worden, maar dat deze betaling zal geschieden naar mate dat de staat van de publieke schatkist zulks zal toelaten.') Er wordt dus een scherp onderscheid gemaakt. Aan de Hervormde predikanten wordt het tractement verzekerd. De schatkist wordt gelast de uitbetalingen te doen. Wat de andere gezindheden betreft, zal dit geschieden, wanneer er geld genoeg voorhanden is. Een onderscheid, dat alleen dan zin heeft, wanneer in het eerste geval sprake is van verkregen rechten, in het tweede geval van een gunst. Het recht, dat de Hervormde predikanten volgens dit besluit hebben, kan alleen daarop berusten, dat de goederen uit de geestelijke kantoren in 's Lands schatkist w^ren overgebracht en de Schatkist daarom verplicht was deze tractementen uitte keeren. Een andere verklaring laat dit Koninklijke besluit niet toe.

Mr. Van Apeldoorn bestrijdt dit echter op grond, dat in de Koninklijke verklaring, die aan de uitvaardiging van dit besluit voorafging, met geen woord gesproken wordt van een ondersteuning der Kerken krachtens verkregen recht of op grond van onteigening der geestelijke goederen. Grond voor den Koning was alleen, zegt hij, het belang, dat de maatschappij heeft bij den godsdienst. Voorts beweert hij, da door 't overbrengen van deze goedpren naar 's Lands schatkist geen onteigening had plaats gevonden, daar deze goederen nooit het eigendom der Kerk zijn geweest en de Kerk de inkomsten dezer goederen alleen genoten had krachtens een gunstige beschikking der Overheid.»)

Wat het laatste argument betreft, zoo hebben we reeds aangetoond, dat dit niet juist is, en behoeven we daarop niet nader in te gaan. Het gaat thans alleen om de vraag, of de opvatting van Mr. Van Apeldoorn van het Besluit van 1808 juist is.

En dan zij hier opgemerkt, dat Mr.. Van Apeldoorn o. i. veel te veel hecht aan deze verklaring, die aan het ttesluit voorafging. De Koning was Roomsch. Dat hij daarom liever zweeg van de historisch verkregene rechten van de Hervormde of Gereformeerde Kerk spreekt van zelf. Zijn doel was om de staatstractementen ook tot de andere gezindheden, met name de Roomsche Kerk, uit te breiden, en waar hiervoor geen historische rechten waren aan te voeren, moest hij wel op den voorgrond stellen, dat deze staatssubsidieering in het belang van het land was. Had de Koning met historisch verkregen rechten geen rekening willen houden, maar alleen, zooals Mr. Van Apeldoorn meent, uit het oogpunt van doelmatigheid de geestelijken willen bezoldigen, dan had hij in dit Besluit een staatstractement aan alle geestelijken moeten toekennen zonder onderscheid. Juist dat echter doet hij niet. Aan de Hervormde predikanten wordt verzekerd, dat Mj bij voortduring in het genot van hun tractement zullen blijven; de geestelijken van andere gezindheden zullen tractement ontvangen als er geld genoeg is. Op welken grond deze onderscheiding gemaakt wordt, geeft Mr. Van Apeldoorn niet aan. Die grond kan niet zijn de doelmatigheid of 's Lands belang, want alle godsdiensten waren nu voor den Staat gelijk. Evenmin kan de grond wezen, dat de Koning zelf een bijzondere voorkeur voor de Hervormde Kerk gevoelde, of deze in 't belang van 't land het hoogst stelde, want de Koning was Roomsch. De grond kan dus alleen zijn, dat bij de Hervormde predikanten sprake was van een recht, dat de bedienaren der andere kerkgenootschappen niet konden doen gelden. En dat recht school juist daarin, dat de geestelijke en kerkelijke goederen, die vroeger voor deze predikanten dienden, in 's Lands schatkist waren overgebracht.

Het is dan ook eigenaardig, dat Mr. van Apeldoorn, die het Koninklijk besluit vrij uitvoerig weergeeft, juist de ééne alles zeggende zinsnede weglaat, n.l.: dat de Schatkist, die deze goederen ontving, daarentegen met de uitbetaling dezer tractementen •werd belast.

1) VAN BEUNINGEN, Het Geestelijk Kantoor van Delft blz. 226.

2) t. a. p. blz. 224.

3) H. H. DE SAVOKNIN LOHMAN a. w. blz. 213.

4) a. w. blz. 21.

5) VAN BEUNINGEN a. w. blz. 301.

6) Van Beuningen a. w. blz. 312 Art. 3.

7) Van Beuningen a. w. blz. 311 Art. 1.

8; Van Beuningen a. w. blz. 312 Art. 2.

9) a. h. w blz. 20.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 mei 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Geen gunst maar recht.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 mei 1920

De Heraut | 4 Pagina's