GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Toen begon men den naam des Heeren aan te roepen”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Toen begon men den naam des Heeren aan te roepen”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Methüsalah leefde, nada hij Lémech gewonnen had, zeven honderd en twee en tachtig jaar En hij gewon zonen en dochteren Genesis IV:26.

Toen Abel wegviel, en KaÏQ met zijn nasleep afviel, schonk God de Heere aan Adam een nieuwen nakomeling in Seth, en met Seth begon, als we 't zoo mogen uitdrukken, het houden van - kerk. Er staat toch in Gen, IV:26: gt; Toen begon men den naam des Heeren aan te roepen." Dit kan uiteraard niet beteekenen, dat men thans voor het eerst begon te bidden, maar zegt, dat onder Seth's leiding voor het eerst de publieke en gezamenlijke vereering van den Heere God een aanvang nam. Natuurlijk was er ook, eer Seth hiertoe het veelbeteekenend initiatief nam, gebeden, maar gemeenlijk was dit een bidden van een ieder op zichzelf, of een bidden van ieder gezinshoofd met vrouw en kroost, zoodat geheel het denkbeeld van het saamkomen van een geheele schare in gemeentelijke aanbidding nog uitbleef. Toch is men reeds onder Seth hiertoe gekomen. Niet aanstonds, noch zoodra Seth een gezin gewon, maar blijkbaar eerst in het later verloop van zijn leven. Hierbij houde nu men wel in 't oog, dat Seth reeds iSO jaren oud was, toen hij Enos gewon, en dat hij, nadat hij Enos gewqnnen had, nog 807 jaren voort bleef leven, ea ook in die latere jaren, gelijk er in vs. 7 van hoofdstuk V staat, zonen en dochteren gewon. Hoevelen wordt ons niet bericht, doch in elk geval blijkt duidelijk, dat onze oudste voorvaders nog tot op een leeftijd van 2 é. 300 jaren kinderen verwekten. Men mag daarom onderstellen, dat na verloop van 4 é. 500 jaren het-getal levende zielen, dat uit Adam en Seth sproot, reeds vrij hoog kon geloopen zijn, en dat tal van gezinnen reeds uit Seth nog bij zijn leven moeten ontsproten zijn. Vermoedelijk was alzoo nog bij Seth's leven het aantal van de kinderen der menschen in vrij aanzienlijk aantal opgetreden. En juist hieruit verklaart het zich, dat reeds bij Seth, eer hij stierf, de drang en de behoefte opkwam, om geheel het geslacht op heilige vier-dagen in godsdienstige bijeenkomsten te verzamelen. Eerst was het enkel het gebed van den eenling geweest, toen was uit het gezin het gemeenschappelijk gebed uitgegaan, doch nu voegden zich de bidders uit onderscheidene gezinnen en familiën saam, en begon men in gemeenschappelijk gebed en lied saS.tn den Naam des Heeren aan te roepen; iets wat zich bij een levensduur van het toenmalig geslacht van negenhonderd en meer jaren uitnemend wel denken laat. Heeft Seth eerst zelfs alleen zijn God in het gebed aangeroepen, en is men daarna tot het gemeenschappelijk gebed in een gezin gekomen, dan was het niet widers dan een natuurlijk verschijnsel, dat men nu ten slotte ook uit de onderscheidene gezinnen bijeenkomsten saam riep, en dat van dit oogenblikaf betuigd kon worden: Toen begon men saam en in 't openbaar den Naam des Heeren aan te roepen."

Uiterst ons hieromtrent belangriik een zou meer 't geweest omstandig ziin, bericht mdien gegund ware. Reeds op zichzelf is 't ons zoo moeUijk, ons een juist denkbeeld te vormen van de toenmalige geslachtsontwikkeling. Tien, twaalf geslachten voor 't minst konden in een geslacht dat over de negen a tien eeuwen liep, ondersteld worden. Daar nu deze geslachten ook zijwaarts uitwiesen, konden mannen als Adam, Seth en Enos, eer ze stierven, allicht het achtereenvolgens opkomen van een geheele reeks geslachten doorleefd en meegemaakt hebben. Geleidelijk nu kon het hierbij zijn voorgekomen, zoodat eerst niet meer dan drie, vier geslachten naast elkaar optraden, doch dat na verloop van twee, drie, vier eeuwen het geslacht zich steeds uitbreidde, zoodat elk dezer oud-vaders, eer hij stierf, geheel een reeks van geslachten uit zijn . eigen kring zag opgroeien. Hieruit nu verklaart het zich gereedelijk, dat er in den aanvang van een gemeenschappelijk gebed geen sprake was, daar een ieder op zichzelf leefde, doch dat in den loop der J||negen a tien eeuwen almeer 'de geslachten zich uitbreidden, en dat zoo ten slotte de heilige drang gevoeld werd, om niet alleen een persoonlijk leven en een gezinsleven, maar ook een breed vertakt geestesleven te kunnen genieten. Hieraan nu danken we de belangrijke mededeeling, dat nog bij Seth's leven de religie van heel het menschelijk geslacht eenpariglijk uiting zocht, zoodat men uit allerlei gezinnen saam den Naam des Heeren in publieke saamkomsten begon aan te roepen. Vroeger was 't niet zoo, want, zoo staat er, toen eerst begon het, maar de aanroeping was eenparig. Van verschil van religie was nog geen sprake. Toen van Seth tenslotte de oproeping was uitgegaan, gaf elk geslacht aan deze oproeping gehoor, en zoo begon men toen voor 't eerst met alle geslachten saam den Naam des Heeren aan te roepen.

Van afval in ongeloof geschiedt hierbij nog geen melding. Veeleer ontvangt men den indruk, dat al wie 't geloof verzaakte, naar Kains afgedoold geslacht trok. Immers, ook dit geslacht spreidde zich schier terstond in breede geslachtsvermenigvuldiging uit. Toch valt hieruit niet de slotsom te trekken, dat al wie de Kain's meed, tot de Abel's kon gerekend worden. De zondvloed toont ons, hoe spoedig reeds het eerste menschelijk geslacht van zijn God vervreemdde, en in Noach slechts één enkel gezin aanbood, waarin de vreeze des Heeren zich nog kon voortplanten, en in die ééne familie zelfs niet dan zeer gemengd. Noach zelf heeft Cham vervloekt, Japhet een bewoner van Sera's tente genoemd, en alleen aan Sem de heilige belofte geschonken, dat in zijn tente de aanbidding des Heeren stand zou houden. Men misleidt daarom zich zelf, zoo men waant, dat 't Seth gelukte, heel het toenmalige menschelijke geslacht in den dienst des Heeren saam te voegen en eenparig aan den Heere te verbinden. Zoo moge het bedoeld geweest zijn, doch zoo is 't nimmer geworden, en ook thans nog misleidt zich-zelf wie op een menschelijk geslacht rekent, dat in zijn geheel God zou vreezen. Dit is nimmer zoo geweest, en is ook nu niet zoo, en wie de profetie van Johannes' Openbaringen vergelijkt met wat hier in Gen. IV heet: »dat men ^e^^« den Naam des Heeren aan te roepene, gevoelt aanstonds hoe van meet af de vervalsching van de aanbidding reeds in den eersten tempeldienst moet zijn ingeslopen. Het was een schrede vooruit, waarvan men de beteekenis nauwelijks onder woorden kon brengen, dat hier zoo plotling de algemeene eeredienst der aanbidding intreedt, maar 't zou geheel de Schrift en alle ervaring der eeuwen miskennen, indien men hieruit de conclusie trok, alsof van die ure af geheel ons menschelijk geslacht in stille aanbidding met zijn God verzoend was. De poging tot algemeer: e aanbidding, en zulks in gemeenschappelijken eeredienst, was er en sprak in een heilige trekking van Gods liefde, maar van een overgang tot dzijdige en gemeenschappelijke aanbidding was geen sprake. Dan zou heel het geslacht in heilige orde moeten zijn omgezet.

De machtige schrede vooruit, waarvan ons hier het bezielend bericht bereikt, is dan ook eeniglijk dat het overgaan van de aanbidding van Jehovah, die van den enkele tot het Gezinsleven reeds had plaats gehad, nu ook de groote overgang werd, om uit het gezinsleven zich op te heffen tot de eenheid van ons menschelijk geslacht. De aanbidding is niet eeniglijk een persoonlijk particuliere levensuiting. En ook mag de aanbidding niet aan den huiselijken samenhang blijven hangen. Ongetwijfeld hoort de gezamenlijke aanbidding ook in het huiselijk leven thuis, en een gezinsleven, waarin niet gebeden en niet saam uit de Schrift gelezen wordt, mist het God gewijde stempel. Maar toch mag de Godsdienstige saambinding bij de religie van het huiselijk leven niet blijven. De gezinnen en geslachten hangen door een nog veel ruimer band ten slotte allen naar Gods bestel saam. Daarom zondigt wie, lijnrecht tegen Gods bestel ingaande, van geen religie-gemeenschap met zijn omgeving weten wil en geheel op zichzelf drijft, maar zondigt evenzoo wie in zijn huisgezin de saamleving voor Gods heilig aangezicht verzaakt, om in éénzelfde gezin elk op zijn eigen manier, zoo hij waant, zijn God te vereeren. Doch zelfs al is 't ook in 't Gezinsleven tot godsdienstige aaneensluitmg gekomen, ook hiermede is nog niet bereikt wat Gods ordinantie wil. Zal 't naar Gods heilige ordinantie gaan, dan moet ook de tempel op Sion al wie Gode zal toebehooren, in één heilige aanbidding uit alle gezin en geslacht saambrengen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juli 1920

De Heraut | 4 Pagina's

„Toen begon men den naam des Heeren aan te roepen”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juli 1920

De Heraut | 4 Pagina's