GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Ethischen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Ethischen.

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Na in het vorig artikel den toestand te hebben geschetst waarin ten onzent de Theologie verkeerde ten tijde van het ontstaan der ethische richting, zal ik het in dit artikel hebben over het »ontstaan € dier richting, " of dier Theologie.

Daarbij is het niet overbodig er ons eerst op te bezinnen, dat »Theologiec nog iets anders is dan »Religiec.

Is toch Religie »de band tusschen den mensch en Godc, Theologie is »kennis van den mensch omtrent God, " en in de tweede plaats is het ook niet overbodig ons er cp te bezinnen, dat de Theologie of kennis omtrent God drieërlei is, en wel een > persoon lij kec, een > kerkelij ket en een »wetenschappelijke«.

Toen, ofn dit aan een voorbeeld te verduidelijken, de gereformeerde Theologie sedert 1750 als > wetenschappelijke Theologiec wèg was, toen door het rationalisme en supra^n& turalisme van de Verlichting zij als »kerkelijke Theologiec bijkans geheel was verdrongen, leefde zij nog als »persoonlijke» Theologie of kennis omtrent God voort ook onder die vromen in het land, welke in 1834, door afscheiding van het in 1816 ingestelde kerkbestuur, de vervormde kerk naar leer en inrichting hebben hervormd.

Waar ik het nu zal hebben over het ontstaan , der ethische richting ten onzent, gaat het daarbij over een nieuwe, van de gereformeerde Theologie verschillende, wetenschappelijke Theologie.

Ook van de, in mijn vorig artikel besproken, groninger richting kan gezegd, dat zij een wetenschappelijke Theologie was. Evenals de ethische had zij haar ontstaansgrond in ontevredenheid met de toenmaals heerschende »gezond-verstands" richting in de kerkelijke en wetenschappelijke Theologie dier dagen. Want wel hadden de latere groninger Godgeleerden reeds te Utrecht, als studenten van hun hoogleeraar in de Wijsbegeerte, van Prof. Ph. W. van Heusde, geleerd, dat het bij philosopheeren aankwam op »eenvoudigheid, goed gezond-verstand en voornamelijk op goede beginselen, die vooral niet met onze Godsdienstleer strijden", maar tevens had Van Heusde in zijn onderwijs naar voren gebracht het »Humanisme, » het woord wat saamhangt met homo, »mensch» en waaronder is te verstaan die denkrichting, welke haar uitgangspunt neemt in den ongerepten mensch. Van Heusde had zijn studenten daarbij ook voorgehouden, dat het Christendom de hoogste openbaring van het Humanisme was. Iets waarvan men den invloed bespeurt bij de Groningers in hun zien van het Christendom als „opleiding van het menschdom door God»; het doen opgaan van > verzoening in opvoeding» en het tegenover > de eeuwige verkiezing» de > humaniteit< stellen. Dit Humanisme als het evenwichtig menschelijke, drong er hen toe, het doen overwegen van het verstand ten koste van het gevoel, dat in de toenmaals heerschende Theologie hun zoo tegenstond, te bestrijden.

Maar verder dan ontevredenheid met deze gezondverstandsrichting, dit vereenzelvigen van logos of »rede» met verstand of »intellect«, gaat de overeenkomst in ontstaansgrond tusschen de groninger en ethische Theologie dan ook niet. Want wel heeft de groninger Theologie, over van Oordt heen, zooals wij straks zullen zien, ook invloed gehad op de la Saussaye, den Vader der ethische Theologie, doch die invloed is maar kort van duur geweest.

Naast de ontevredenheid met het »dor intellectualisme» der toenmaals heerschende TTheologie, dankt de ethische Theologie in onderscheiding van de groninger haar ontstaan aan andere oorzaken.

En voor die andere oorzaken hebben wij het oog te richten naar het buitenland, en wel allereerst naar Duitschland. De groninger Theologie, inheemsch van oorsprong, is, altl\ans in den tijd van haar opkomst en bloei, door het buitenland nietbeïnvloed. Hofstede de Groot raakte eerst later, toen er al wks de TKeologie waaraan zijn naam zoo innig verbonden is, met Schleiermacher bekend.

Maar richten wij nu ons oog op Duitschland en dan zien wij, hoe daar, nog vóór het einde der 18e eeuw, een omzetting plaats greep in het geestesleven der wetenschappelijk gevormden, die ook doorwerkte n de Theologie.

Het is de tijd waarin de Aufklarung of e Verlichting, die in het begin der eeuw as aangebroken, al meer der verdwijning aderbij raakte. De Verlichting met haar emis aan historischen zin of zin voor wat et heden aan het verleden heeft te danen; met haar gemis van het den .mensch ien als een gemeenschapswezen; met haar orre verstandelijkheid, die wat zij niet > begrijpt» ook niet aanneemt als bestaande, n voor wie dan ook omtrent > God, den mensch en alle dingen», omdat zij er alles van begrijpt.jUiets meer te vragen blijft.

De mannen der > opgeklaarde en vrijzinnige denkbeelden» raken in den kring van de kunstenaars en akademisch gevormden al meer van de baan. Hun richting geldt als »dor intellectualisme». Iets wat hun geestverwanten ten onzent, naar wij een vorig maal zagen, aan Voetius' Theologie met zijn trachten te > begrijpen» in den zin van »credo ut intelligam», »ik geloof opdat ik versta, > ten onrechte als een schandmerk opdrukten. Aan dit doen verdwijnen der »Verlichting» in Duitschland zijn verbonden de namen van Kant, de Romantische School of de Romantiker en Schleiermacher,

Van Kant, den wijsgeer, die in 1785 bij zijn onderzoek naar oorsprong en grenzen onzer kennis, »verstand» van > rede» onderscheidend, »het weten beperkt, om plaats te maken «oor het gelooven».

Van de Romantische School of die groep van kunstenaars op het gebied der fraaie letteren, welke zich omstreeks 1792 gevormd had en tegenover de Verlichting weer nadruk legde op het > gevoel» en »de verbeelding». Aanvankelijk vervreemd van de Religie en zich weinig storend aan maatschappelijke zeden en gebruiken, raken deze schrijvers en dichters later bekend met de geschriften van den in 1677 ten onzent gestorven Spinoza. Van den Wijsgeer, die met zijnDeus sineNatura, > God ofNatuur", in zijn denken de grens tusschen Schepper en schepsel had uitgewischt. En door dit Pantheïsme bekoord, verbindt zich dan bij hen, aan wat in natuur en kunst hun schoonheidsgevoel ontroert, de gemoedstemming van den liefdevoUen eerbied, van » vroomheid» of zooals het in de Duitsche taal heet, van iFrömmigkeit» voor het Al-eene.

Maar ook is aan het doen verdwijnen der 18e eeuwsche Aufklarung verbonden, de naam van Schleiermacher en wel door zijn werk uit 1799: »Redevoeringen over de Religie». De schrijver, theoloog en wijsgeer, toenmaals predikant te Berlijn, zelf beïnvloed door Kant, verwant, aan de Romantische School en, als deze, bekoord door het Spinozisme, had dit boek geschreven met het oog op de Romantiker. Wisten zij zich getrokken tot het middeleeuwsch Katholicisme met zijn »mystiek» of verborgen genieten in God en zijn esthetische of het schoonheidsgevoel wekkenden »eeredienst», van dit Katholicisme, ging op Schleiermacher, die in zijn jeugd had verkeerd onder de protestantsche sekte der Herrnhutters, met hun eenzijdige, maar innig enkel op Jezus zich richtende religie, zulk een aantrekking niet uit. Hadden zij, de Romantiker, voor de vroomheid der Aufklarung met haar dorre verstandelijkheid en platvloersche zedelijkheid en evenzoo voor de in de 16e eeuw tot reformatie gekomen, maar thans weer gedeformeerde Kerk een op verachting uitloopende minachting, Schleiermacher wendde zich met zijn hier boven genoemd werk tot deze Verachters. Zijn bedoeling er mee was, deze jonge intellectueelen er van te overtuigen, dat de religie haar > eigen gebied had in het gemoed> ; dat zij »noch weten, noch handelen was, maar gevoel»; dat onder alle religies het Christendom, althans tot op heden, de heerlijkste was, en ook, dat, wijl alle religie en dus ook de Christelijke, gemeenschap stichtend is, zij, de »onkerelijken», de Kerk—en Schleiermacher dacht aarbij aan de kerken der Duitsche reforatie, — niet konden missen. Zelf toenmaals og 'n wasch-echte Spinozist, bracht chleiermacher in dit boek onder woorden at voor de Romantiker > vroomheid» f Frömmigkeit was.

En de woorden waarin hij die vroomheid mschreef als „de gevoelsbeleving" of innerijke ervaring, gewekt door de aanschouwing an het Universum, die ons »middeninde indigheid eens doet worden met hèt Onindige en eeuwig zijn in oogenblik" — ij vonden weerklank bij de Romantiker n vinden dien nog bij alle religieuze antheïsten,

Men kan over de drieërlei reactie of egenwerking, welke ten opzichte van de 8e eeuwsche Verlichting aan de namen an kant, de Romantische School en chleiermacher verbonden is, verschillend oordeelen, maar men kan er niet de verdienste aan ontzeggen, dat zij in Duitschland het geestesleven der meer ontwikkelden heeft vernieuwd door het van zijn verdorring en verstarring te genezen.

Iets wat ook aan ons land ten goede is gekomen.

Deze verandering in het Duitsche geestesleven zien wij ook ten onzent, op het gebied der wetenschappelijke Theologie, het eerst bij het tweetal Theologen aan wier namen het ontstaan der ethische Theologie is verbonden: Daniel Chantepie de la Saussaye en Johannes Hermanus Gunning, door innige vriendschap saam vereenigd en, zooals ik mij kan indenken, op Theologisch gebied, voor hit bewustzijn hunner volgelingen, staande in een verhouding als een Elia tot een Eliza, een Paulus tot een Timotheus,

Eerst dan over die twee.

Saussaye, geboren te 's-Gravenhage in 1818, Gereformeerd opgevoed, en later ook verkeerend in de kringen van den Réveil, studeerde te Leiden Theologie. Onder zijn hoogleeraren vindt hij zich het meest bevredigd door Prof. Van Oordt, die in 1840, toen Muurling hem in Groningen was opgevolgd, naar Leiden was gekomen. Van Oordt's nadruk leggen op het religieus gevoel was hem sympathiek en ook gaf deze hem inzicht in het, bij de menschheid, uit een beginsel opkomen zoo van de natuurlijke als de christelijke Religie, ook inzicht in de Theologie, als niet maar een saamraapsel van verschillende studievakken, maar als een geheel waarin, gelijk bij een levend wezen, een plant, een dier of mensch, de verschillende leden door een levensbeginsel op elkaar en voor het geheel werkten. Dan, zooals reeds boven is gezegd, heeft die invloed van Van Oordt op Saussaye maar kort geduurd.

Zijn gereformeerde opvoeding en zijn later verkeer in den Reveil met haar verdiept zondegevoel, konden hem op den duur in de groninger Theologie geen bevrediging doen vinden.

In 1842, dus op zijn 24e jaar, wordt Saussaye Waalsch predikant te Leeuwarden en onderteekent dan de Belijdenis der Gereformeerde Kerk, maar als »beschrijving van datzelfde leven dat ook hij deelachtig was"; iets wat reeds op een anderen zin duidt dan dien welken deze onderteekending voor Gereformeerden heeft.

Te midden van zijn ambtswerk, zet hij te Leeuwarden zijn wetenschappelijk-Theologische studie voort, Calvijns hoofdwerk, de Institutie, wordt met ijver door hem bestudeerd en tevens neemt hij kennis, zij het ook uit de tweede hand, van de gereformeerde. Theologie nè Calvijn, bepaaldelijk die der 17e eeuw. Uit de tweede hand, waarom dan ook is gezegd, dat > de la Saussaye's studie van de Gereformeerde Theologie nooit diepgaand is geweest, " Ook hij, , met het bestaande niet voldaan, zoekt nu te Leeuwarden naar een vernieuwing der Theologie.

Het is de tijd der voorbereiding.

Onder meer dient hem daartoe de studie van Schleiermacher, wiens werken, nadat hij reeds in 1834 was gestorven, eerst omstreeks 1840 hier bekend waren geworden. En onder die werken zijn het dan bepaaldelijk die, waarin Schleiermachers denkwijze uit 1799 althans is gewijzigd. Maar ook in die latere is de Theologie geen »wetenschap omtrent God», maar Theologie verwisseld met Religie, is daar dan »noch een weten, noch een doen, maar het gevoel van volstrekte onafhankelijkheid van God, " en van Wien wij ons bewust zijn als de volstrekte of de door niets bepaalde oorzaak van alle zijn en gebeuren. In onderscheiding van andere religies is het Christendom hem ook nu die Religie, waarin alles in betrekking staat tot de verlossing, door Christus, En Christus zelf is hem nu van alle andere menschen onderscheiden door de voortdurende sterkte van zijn Godsbewustzijn, hetwelk »een eigen zijn Gods» in hem was. En door de geloovigen op te nemen in dit zijn Godsbewustzijn volbrengt Hij hun verlossing.

De gedachte aan de onmisbaarheid, ook voor de christelijke religie, van gemeenschap èn bepaaldelijk van kerkelijk saameven, reeds naar voren gebracht in 1799, wordt ook in die latere geschriften vastgehouden, maar de kerkelijke dogma's of leerstukken zijn hem niet anders dan beschrijvingen van ^gemoedstoestanden der geloovigen.

Toch was Saussaye een te zelfstandig denker om ditalles onverholen toetestemmen, en zijn Gereformeerde opvoeding werkte ook hier na. Al kon hij ook mèt Schleiermacher de religie zien als een betrekking van afhankelijkheid, hij kan er zich niet in vinden, dat in die betrekking, door haar enkel van 's menschen zijde te zien als afhankelijkheidsgevoel, door Schleiermacher overzien wordt de andere zijde, die van God, v^n Wien wij afhankelijk zijn. Evenzoo kon hij Schleiermacher niet toestemmen, dat men, bij de omschrijving der Religie, moest uitgaan van het Godsbewustzijn in ons en niet, zooals de Gereformeerden, van het wezen Gods, Daarbij was het hem ook een bezwaar, dat Schleiermacher, door de > persoonlijkheid" of onze zelfbepaling tot willen, niet voldoende tot haar recht te doen komen, als Spinoza, onze schuld en verantwoordelijkheid ophief.

Dan, in zijn Leeuwarder tijd diende Saussaye ter voorbereiding tot zijn eigen Theologie ook de studie van Vinet,

Alexander Vinet (1797—1847) predikant te Bazel, later hoogleeraar aan de Theologische School der vrije kerk, > de Schleiermacher van het Fransche Protestantisme", was aanvankelijk beïnvloed door den in Fransch-Zwitserland reeds in 1810 ontstanen Réveil, Later heeft hij zich, onvoldaan met dezen Réveil, die de «Voorbeschikking" en de »Inspiratie of Ingeving" der Schrift vasthield, aan dien invloed onttrokken. Maar evenzeer was hem het Rationalisme dat de verlossende kracht van het Evangelie miskende, onsympathiek, Vinet neemt zijn uitgangspunt in wat hij noemt de »consciëntie" of het »geweten», het zoo veelzinnige en in de ethische Theologie zooveel gebruikte woord.

Het woord waaraan Vinet den zin geeft van : »de eigenlijke zedelijke-godsdiénstige natuur van den mensch». En aan de wezenlijke behoeften van die eigenlijke of die ware menschelijke natuur beantwoordt dan het Evangelie.

In de verbinding van Kerk en Staat zag hij gevaar voor de Kerk, en dat te meer wijl ook de Fransch-Zwitsersche Staatskerk zijner dagen overheerscht werd door het Rationahsme. Toen dan ook onder invloed van den Zwitserschen Reveil, een scheiding opkwam in Geneve, die daar door de Regeering werd tegengegaan, doch in Lausanne doordrong, kwam het, onder de krachtige leiding van Vinet, tot een afscheiding van de Staatskerk en werd hij hoogleeraar aan de> Theologische School van de > église libre» of de vrije Kerk.

Duidelijker nog dan bij Schleiermacher, komt bij Vinet het »ethische» naar voren.

Afgezien ook van den zin dien dit woord heeft, wanneer men van »ethische Theologie» spreekt, heeft dit woord den zin van het «zedelijke» en staat dan als zoodanig K^^J'^ het «natuurlijke». Zoo spreken wij, om dit te verduidelijken, van èlle menschen, ook van 'n Judas en 'n Nero, als van «zedelijke» wezens omdat wij ze een «willen» toekennen, maar van de dieren, omdat wij ze een «willen" ontzeggen, spreken.wij als vaiji nietzedelijke of bloot natuurwezens. Bij den mensch als «zedelijk» of «willend» wezen, spreekt men dan weer van «zedelijk» in tegenstelling^ met «on-zedelijk», al naar zijn willen goed of slecht is; al naar het is zooals het behoort of niet-behoort te wezen. Het laatste kan hier echter blijven rusten, en ik wijs er dan ook maar alleen op om de lezers, voor wie ik hier schrijf, zoo noodig, af te helpen van de glad-verkeerde meening, dat 'n ethische dominé mier »'n zedeprediker» is.

Dan, om nu terug te komen op Vinet, het «ethische», in den zin van het «gewilde» komt daarom bij hem naar voren en ook duidelijker nog dan bij Schleiermacher, omdat hij onder de drie functies «of verrichtingen» van ons ik, — denken, willen en voelen —, niet als Schleiermacher aan het gevoel, maar aan den wil den voorrang toekent.

Den voorrang dus ook op het gebied van de Religie of, om met de Duitschers te spreken, de Frömmigkeit. Het gelooven is dan ook bij hem vóór alles een wilsdaad. In verband hiermee, en ook doordat Vinet meer letterkundige dan Theoloog was, kwam het denkend of verstandelijk bestanddeel in zijn Theologie bij hem niet tot zijn recht. Op de Dogmatiek, de systematische of «stelselmatige» Theologie had hij het niet voorzien. Wij hebben een woord van hem waarin hij spreekt van het «onvruchtbaar vermoeiende in alle systemen of stelsels over Jezus Christus, »

Ten slotte mag ik hier niet verzuimen te wijzen op wat men Vinets' «individualisti^p» heeft genoemd,

Ook dit vereischt toelichting bij de lezers voor wie ik thans schrijf, In het woord I individualisme dat, als de meeste woorden op «-isme, » een slechte beteekenis heeft, zit «individualiteit», het woord waarmee wij het anders-zijn van elk mensch dan alle andere menschen aanduiden, Menschen toch zijn niet, als de uit een vorm gegoten beeldjes in 'n 30-cents bazar, mÏAr exemplaren van hun soort, doch elk mensch heeft iets «eigens» en dat «eigene" is zijn individualiteit of wat men ook wel noemt de persoonlijkheid. Wanneer dan ook twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde, want elk van de twee doet het anders, omdat hij anders is dan de anderen. Zoo is Gods bestel, want ook in de menschenwereld wil Hij niet de één-maar de veelvormigheid. Wij hebben elkanders indivi dualiteit daarom wederzijds te handhaven en te eerbiedigen, ook op het gebied der Religie, Wij mogen en behooren wel onze medemenschen te bewegen, te dringen ons Geloof te gelooven, zooals ook de Samaritaansche het haar stadgenooten deed, maar wij mogen ze daartoe niet dwingen, en terecht zeiden die menschen in Sichar, toen zij, na eerst haar woord'te hebben vernomen, het woord van den Heer zelf hadden gehoord, „wij gelooven niet meer om uws zeggens wil, maar wij zelven hebben hem gehoord, en weten, dat deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld.» Dan, de mensch is een gemeenschapswezen, en hij moet daarom met andere menschen saamleven. De Religie of de betrekking tusschen mensch en God, hoe persoonlijk ook, is gemeenschapstichtend. Wie nu de grens die alle gemeenschapsleven, en dus ook het kerkelijke, aan de individualiteit stelt, overschrijdt en niet ènders, maar iets anders gelooft dan het Geloof der gemeenschap, diens individualiteit wordt «individualisme.»

De la Saussaye, gelijk ik reeds zei, zelfstandig denker, had, bij alle waardeering voor Vinet, ook tegen hem bezwaren. In diens individuaHsme zag bij, hoe ook prijs stellend op de handhaving der individualiteit, miskenning van wat wij, ook op kerkelijk gebied, aan het verleden hebben te danken en tevens miskennig van het opvoedend karakter der Kerk, Daarbij kwam, dat hij, vasthoudend aan de «Autoriteit» of het Gezag der Schrift, . verschilde van Vinet, voor wien, met de Inspiratie of de Ingeving, dat Gezag was weggevallen. En eindelijk overzag Vinet, met diens, door den Réveil gewekte «soif des 4mes» of dorst der zielen, de redding der eenlingen, voor de redding van wat onze Catechismus noemt, «het gansche menschelijke geslacht» en voor de redding van den «Kosmos» of de wereld in de «Toekomst van Christus»,

In den tijd zijner voorbereiding tot vernieuwing der Theologie, waarmee hij blijkens zijn uitspraak «Calvinist ben ik van afkomst en geestesrichting», niet anders bedoelde dan de Theologie van dezen Reformator in «nieuwe banen» te leiden, maar ook later toen de Leeuwarder periode, — sedert Saussaye in 1848 als Waalsch predikant te Leiden was gekomen vanwaar hij, in 1862, naar Rotterdam ging, waar hij, tot hij in 1872, Professor in Groningen werd, predikant der Ned, Herv. Gemeente is geweest, — was afgesloten, heeft hij, die niet alleen de Theologie, maar ook de wijsbegeerte beoefende, zich bij voorkeur gewijd aan de studie der werken van Schelling, den Duitschen, in 1854 gestorven wijsgeer. Wat toch Saussaye met zijn voorrang toekennen aan het ethische, )het zedelijke of de wilsverrichting van ons ik, bij Schleiermacher, die, met Spinoza, naar wij zagen, voor het willen en daarmee voor schuld en verantjvoordelijkheidgeen plaats liet —tegenstond, dat was ook bestreden door Schelling, Deze, die óok aan het willen den voorrang toekende, had, hoewel vroeger zelf Spinozist, later ingezien, dat Spinoza «het kwadewel ontkent maar niet verklaart».

En op 't laatst van zijn leven voelde Saussaye zich, in verband en met het oog op de «Eschatologie», de «Leer der laatste dingen » of der Voleinding, weer aangetrokken tot Schelliog's Theosophie, — van «Theos» God en «Sophia» wijsheid — en waarin de wijsgeer, bij al meer toenadering tot hetChristendom.zijngedachten uitspreekt over verloop en toekomst der wereld. Een Theosophie, die niet moet worden verward met wat in onze dagen, onder dien zelfden naam, uit de Indische heidenwereld, als een zooveel hoogere wereld-en levensbeschouwing dan de christelijke, wordt ingevoerd en ook ten onzent de zielen vergiftigt.

En nu ook naast de la Saussaye, Gunning, van wien meê de stoot tot de ethische richting in de Theologie is uitgegaan.

Geboren in 1829 te Vlaardingen, waar zijn vader Hervormd predikant was, bezocht hij, als deze in 1832 predikant te Leeuwarden is geworden, aldaar het Gymnasium en wordt, na dat te hebben afgeloopen, student in de Theologie te Utrecht. In 18S1 tot proponent bevorderd, is hij, zoon van een rationalistischen vader, liberaal. Maar als hulpprediker te Antwerpen, komt hij, door den omgang met een geloovigen kunstschilder, weldra tot verandering van denkwijze. Daarna predikant te Heusden, straks te Blauwkapel, later ook te Hilversum, is hij van 1861—1883 predikant in Den Haag. Kerkelijk hoogleeraar te Amsterdam van 1883 tot 1889 en sedert dat jaar hoogleeraar aan de Rijks-Universiteit te Leiden, woont hij als emeritus te Arnhem, waar hij in 190S sterft. Met een driemaal Amen antwoordde de stervende op de door een der zijnen hem toegesproken woorden: sWie in den Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven en zal den dood niet zien eeuwiglijkl"

Aanvankelijk beïnvloed door de lezing van Spinoza, maar daaraan al spoedig ontkomen en nog op later leeftijd diens stelsels weerleggend met zijn, in 1876 verschenen, thans herdrukte boek; > Spinoza en de idee der Persoonlijkheid, " wordt hij reeds vroeg een trouw, maar zelfstandig leerling vanChantepie de la Saussaye. Aan Schleiermacher, verwant, meer nog aan de latere Duitsche Theologen, kent ook hij aan het willen of het ethische den voorrang toe. God heeft niet een, door het verstand kenbare leer, maar Zich zelf geopenbaard en voor ons heeft die Openbaring daarom een »ethisch" karakter. Wij kennen God niet door ons verstand, maar door ons zelf aan Hem gewillig overtegeven, gelijk Hij zich in Christus, wiens eeuwige Godheid door Gunning werd erkend en wat hij dan beleed door te zeggen, dat hij »Hem aanbad als zijn Heer en zijn God", — aan ons heeft willen geven. Tegenover het individualisme legt Gunning nadruk op den gemeenschapszin met de bekende uitdrukking: »het geloof der Gemeente"; pleitte hij voor het belijdend karakter der Hervormde Kerk en drong reeds in 1863 en 1882, maar vooral sedert 1903, op haar reorganisatie aan.

Theosoof in den zooeven genoemden zin, als Saussaye, en niet alleen Godgeleerde, maar ook Wijsgeer, had hij bijzondere voorliefde niet alleen voor Schelling, maar ook voor Jacob Böhme en v. Baader. Daarbij thuis in de letterkunde, met name in de Duitsche, heeft hij, zoo door zijn geschriften, maar vooral door zijn prediking en zijn persoon in de hoogere kringen, door zijn herderlijke zorg in den volkskring, invloed geoefend.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 november 1920

De Heraut | 4 Pagina's

De Ethischen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 november 1920

De Heraut | 4 Pagina's