GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Beginsel en norm in de literatuur - pagina 29

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beginsel en norm in de literatuur - pagina 29

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

25 is, in dit opzicht, voor den dichter, wat de fijne instrumenten, die de waarneming verscherpen, voor den onderzoeker zijn. Van den anderen kant is er in de poëzie inderdaad een subjectief element, in zooverre hetgeen de dichter ziet zich voor hém, een mensch met die gaven, levende in dat geslacht, onder dat volk, in dien tijd, verkeerende in die stemming, sprekende die taal, zóó en zóó vertoont. Wanneer Maria, de gezegende onder de vrouwen, en Zacharias, de priester, bij de verwachte geboorte van het kind Jezus, de eene haar Magnificat: „Mijne ziel maakt groot den Heere", de ander zijn Benedictus: „Geloofd zij de Heere", zingt, dan is het objectief ideëele gelegen in wat het kind, dat verwacht wordt, volgens de belofte zijn zal. Dat is objectief, want de inhoud van die belofte hangt niet af van het geloof van Maria of Zacharias. Subjectief daarentegen is, dat Maria, de vrouw van geringen staat, dat Christuskind als haar kind, zich zelf als zijne moeder gevoelt, Zacharias echter, als priester, de verlossing van zijn volk en zijn leven in heiligheid en gerechtigheid, als vrucht van de geboorte van dat kindeke, ziet. Zoo splitst zich van zelf de norm in de poëzie voor ons denken in de norm voor het subjectieve en de norm voor het objectieve, waarbij dan de norm der poëzie zelf komt. Laat mij over deze laatste het eerst mogen spreken. De groote criticus LESSING, zelf dichter, zegt ergens: „Ein Gedicht ist eine vollkommene sinnliche Rede." 29) Over dat vollkommene zou heel wat te zeggen zijn, wat we hier echter ter zijde kunnen laten. De norm voor de poëzie ligt voor LESSING klaarblijkelijk in het zinlijke. Zinlijk staat bij hem tegenover metaphysisch. De metaphysicus is voor hem de wijsgeer, die uit nauwkeurig bepaalde begrippen een sluitend systeem opbouwt. De systematicus en de dichter zijn tegenvoeters. 't Komt mij voor dat het bewijs dezer stelling niet zoo gemakkelijk te leveren zou zijn, daar het begrip philosophic niet altijd even scherp bepaald is. Niet moeilijk is het tusschen den dichter en den wijsgeer vele punten van overeenstemming aan te toonen. Ik ga echter met LESSING mee: het zinlijke is de norm voor de poëzie. Het zinlijke: edoch niet in materialistischen zin, alsof wat door de zinnen waargenomen wordt in en door zich zelf bestaan zou. Het zinlijke zonder ideeën is minder dan een chaos, is absoluut

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 28 oktober 1901

Rectorale redes | 46 Pagina's

Beginsel en norm in de literatuur - pagina 29

Bekijk de hele uitgave van maandag 28 oktober 1901

Rectorale redes | 46 Pagina's