GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Beginsel en norm in de literatuur - pagina 14

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beginsel en norm in de literatuur - pagina 14

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

10 in waarheid den dichter karakteriseeren, zeggen ons toch niet wat het overal gelijke en blijvende, wat het beginsel is, waaruit de poëzie in het bijzonder en de literatuur in 't algemeen opkomen. Dat beginsel ligt niet in de ziel van den dichter alleen, ligt ook niet in de inspiratie op zich zelf Daar is geen poëzie, daar leeft geen dichter, die niet spreekt menschentaal, die niet in klanken uitdrukt de gedachten en de stemming eener menschenziel, opgewekt door eene wereld buiten haar. De dichter is mensch, zijne gaven zijn menschelijke gaven. Wat hem onderscheidt is dat hij fijner en dieper de realiteit van het ideëele in de wereld aanschouwt en gevoelt dan gewone stervelingen, en dat ideëele weergeeft in woorden, die het uitdragen in de zinnelijke realiteit 13). De wereld, die onze zinnen waarnemen, bestaat geen oogenblik in en door zich zelf Alle dingen worden gedragen door den almachtigen wil van den eeuwigen Logos; in hun individueele zijn, zoowel als in hun worden en in hunne onderlinge betrekkingen en verhoudingen, zijn zij elk oogenblik alleen door Hem; zijne wijsheid, zijne gedachten bepalen hun wezen. De zinnelijke wereld is niet, zooals PLATO beweerde, eene wereld van schijn; zij heeft realiteit, zij ts. Maar zij is in haren zinlijken vorm voortdurend aan wisseling en verandering onderworpen; en al is het mogelijk, ja waarschijnlijk, dat onder al die wisseling een iets is, 'twelk wij niet kennen, maar dat wij stof of aether noemen, en dat onveranderlijk blijft, toch heeft ook dit iets niet een absoluut en in zich zelven eeuwig, maar een af hankeiijk bestaan. IVIeer reëel dan de zinlijke wereld is de wereld der ideeën, der onzienlijke dingen, die de zienlijke beheerschen. In den mensch komen deze twee werelden samen. Geschapen naar het beeld van Hem, die vóór deze zinlijke wereld was en haar schiep, die zijne majesteit en heerlijkheid in haar openbaarde, en. daardoor boven deze wereld staande, is hij-door zijn Hchaam een deel er van, harer schoonheid, maar ook harer wisseling en vergankelijkheid deelachtig. Zoo kan hij niet alleen die wereld kennen in hare zinlijk-reëele schoonheid, maar ook in de ideeën, de gedachten Gods, die uit haar hem toespreken. Naar het beeld zijns Scheppers geschapen, heeft de mensch ook, binnen de grenzen van zijn schepsel-zijn, scheppingskracht ontvangen: de goddelijke gave der verbeelding geeft hem de

'

macht zijn te En schijns zelfstal heid \ baren ' Uit het w noemd op. Is die hij tuur ir en zu: en ge wat h: Zóó God 1 geschf duiste wat e Toe verbee van v erkem Wa nog, mensc slecht mensc verha: velds Hij d als A zijn. / het g (Gen. stuk derzo

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 28 oktober 1901

Rectorale redes | 46 Pagina's

Beginsel en norm in de literatuur - pagina 14

Bekijk de hele uitgave van maandag 28 oktober 1901

Rectorale redes | 46 Pagina's