Innerlijk beleven en kennen in de structuur der opvoeding - pagina 52
Rede ter gelegenheid van de 56e herdenking van de stichting der Vrije Universiteit
48 begripsmatige wordt b.v. door Dilthey en Bergson onderscheiden beoordeeld. Voor Bergson is veel meer dan voor Dilthey het begrip een noodzakelijk kwaad. 85 Cf. noot 69 en 70. 86 Natuurlijk zeggen we hiermede niets over de waarde van de phaenomenologie als methode. Wel stellen we voorop, dat het noodzakelijk is de „begrippen" uit de phaenomenologische school, door deze school zelf langs den phaenomenologischen weg omschreven, langs eenzelfden weg te omschrijven en te „deuten". Trouwens juist 1 bij de begripsbepaling en de zinbepaling omtrent een in den mensch I zich afspelend geestelijk proces is de phaenomenologie een methode, I die mede met andere toepassing verdient. Dat deze methode steeds , een subjectief karakter heeft, is waar; maar ten opzichte van de geestelijke wetenschappen geldt dit bezwaar steeds; (Cf. A. Kuyper, ,,EncycI. der H. Godgeleerdheid", II, 41, 46) al gaan in deze subjectieve elementen de geestelijke wetenschappen niet óp (cf. A. Kuyper, a.w. II pag. 4 9 ) . Het is dan ook onbillijk, om met Brunner van de phaenomenologische methode te spreken als volgt: „Auch die Episode Hegel macht darin keine Ausnahme. 1st doch seine Phanomenologie nichts anderes als gleichsam der Seelenroman, I die Autobiographic des Menschengeistes als Ganzen. Die Romantik 'mit ihrem geschichtlichen und psychologischen Interesse bot auch der Theologie und durch sie der Religion die Möglichkeit, dem Ansturm naturalistischen und empiristischen Denkens im letzten Jahrhundert standzuhalten." E. Brunner, a.w. pag. 17. 87 In hoofdzaak kunnen we ons ten dezen aansluiten bij de meergenoemde studie van Neuhert. De bezwaren door W. Lehmann in zijn „Der Erlebnisgedanke und seine padagogische Auswertung", 1927, tegen deze opvatting ingebracht, schijnen ons niet steekhoudend. Immers nimmer mag een phaenomenologische benadering eener belevingsrealiteit beschouwd worden als een totale begripsmatige uitputting dezer realiteit; het woord phaenomenologie zegt het zelf reeds; bovendien kan het ontdekken van méér zijden aan een zaak belangwekend zijn, maar daarmede worden vorige ontdekkingen niet te niet gedaan. 88 Cf. W. Dilthey, „Ges. Schriften", Bnd. VI, pag. 313 sqq. 89 Cf. W. Dilthey, „Der Aufbau der geschichtlichen Welt in den Geisteswissenschaften", 1910, pag. 47 sqq. D. noemt hier „die Begriffe": „Abkömmlinge von Erleben und Verstehen". 90 Cf. W. Dilthey, „Ges. Schriten", VI, pag. 314. 91 Dat Stern de philosooph van de Indps. wordt genoemd, is dan ook juist. Zie hier verder Bavinck-Kuypers „Inleiding in de Zielkunde"^, 1935, pag. 331 sqq., R. Dreikurs, „Alfred Adler's Individualpsychologie" (Ned. vert.) z.j., pag. 25 sqq. 92 W. Dilthey, „Ges. Schr.", VI pag. 314. 93 W. Dilthey, „Ges. Schr.", V pag. 203. 94 W. Dilthey, „Ges. Schr." V pag. 172, VI pag. 117.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 oktober 1936
Rectorale redes | 64 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 oktober 1936
Rectorale redes | 64 Pagina's