Innerlijk beleven en kennen in de structuur der opvoeding - pagina 50
Rede ter gelegenheid van de 56e herdenking van de stichting der Vrije Universiteit
46 53 54
55 56
57
58 59 60 61 62
63 64
65
66 6y 68
69
A. Jensen und W. Lamszus, „Unser Schulaufsatz ein verkappter Schundliterat", pag. i6 sqq. Cf. R. Kroner, „Von Kant bis Hegel" (Grundr. d. phil. Wissensch. herausg. Fr. Medicus I) 1921. £. Cassirer, „Das Erkenntnisproblem in der Philosophie und Wissenschaft der neueren Zeit" (Band III Die nach-Kantischen Systeme), ze dr. 1923; cf. ook ƒ. Ebbinghaus, „Relativer und absoluter Idealismus", 1910, en N, Scholz, „Die Bedeutung der Philosophie Kegels fur das philosophische Denken der Gegenwart", 1921. Cf. W. Windelband, „Die Erneuerung des Hegelianismus", 1910. „Geschichte" 519 sqq. Cf. H. Rickert, „Die Philosophie des Lebens", 1920, pag. 47. Cf. 00k Zeitschr. f. Theol. u. Kirche 1921 I (Scfmltz, „Wesen und Begründung der Religion bei Dilthey"). W. Dilthey, „"Wesen .dei" Philosophie", 1907, pag. 39. „Weltanschauung und Analyse des Menschen seit Renaissance und Reformation", 1914, pag. 243, 497. W. Dilthey, „Weltanschauung" 499; „Einleitung in die Geisteswissenschaften", 1883, pag. 39 sqq., 170 sqq., ,,Typen" 10 sqq. W. Dilthey, „Wesen der Phil." pag. 47. Cf. Schultz, a.w. 23. Cf. verder mijn „Inl. t. d. theor. paed.", I 63 sqq. Heinz Heimsoeth, „Die sechs grossen Themen der abendlandischen Metaphysik", cf. 00k: Auberlen, „Die Theosophie Oetingers", 1847, speciaal pag. 43 sqq. „Gottesreich und Bund in der alteren protest. Theol., insbesondere bei Coccejus", 1922. In een bespreking van het boek van H. Grimm: „Goethe" onder den titel: „Ueber die Einbildungskraft der Dichter", Zeitschr. fur Völkerpsychologie, Bd. X, 1878, pag. 43. H. Bergson, „Essais sur les données immédiates de la conscience", 1899; „Matière et mémoire", essai sur la relation du corps a I'esprit", 1898; „Evolution créatrice", 1907. G. Simmel, „Der Konflikt der modernen Kultur", 1918. Cf. Neubert, a.w. 11. Volledigheidshalve merken we op, dat er tegen de „Erlebnis"-gedachte en de „Lebensphilosophie" ook wel zeer duidelijke stemmen zich verhieven. We wijzen b.v. op het daareven geciteerde werk van H. Rickert, „Die Philosophie des Lebens", 1920, 2e dr. 1921, en P. Münch, „Erlebnis und Geltung", Erg.-Hefte zur Kantstudien, 1913. W. Stern „System des kritischen Personalismus" (1906—1924); cf. ook: A. Messer, „Deutsche Wertphilosophie der Gegenwart", pag. 190.
70 71
Cf. A. Messer, a.w. pag. 190, 198. Cf. vooral Bnd. III van het daareven genoemde werk „Wertphilosophie", 1924.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 oktober 1936
Rectorale redes | 64 Pagina's
![Innerlijk beleven en kennen in de structuur der opvoeding - pagina 50](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/rectorale-redes/innerlijk-beleven-en-kennen-in-de-structuur-der-opvoeding/1936/10/20/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 oktober 1936
Rectorale redes | 64 Pagina's