Verdienste of genade? - pagina 51
Rede ter gelegenheid van de achtenzeventigste herdenking van de stichting der Vrije Universiteit
de genade Gods nimmer en in geen enkel opzicht viel duidelijk te maken vanuit de een of andere capaciteit, omdat juist deze capaciteit gesloten was, ondanks en in alles wat deze mens bleef in zijn totale afvalligheid. Van hieruit kon zij dan ook geen plaats reserveren voor de verdienste. Zeker niet voor de verdienste als meritum de oongruo, maar dan ook niet voor de verdienste „de condigno", omdat de doorbreking, de opheffing der geslotenheid door de genade als een boog der herinnering gespannen stond over het ganse leven en in de herinnering hieraan sprak men dan van het loon der genade, met een intuïtieve afkeer reeds van het woord meritum, dat als analogie van menselijke verhoudingen voor het besef der Reformatie juist op die herinnering diepe schaduwen wierp ^^®). *
*
*
In nauwe samenhang met het complexe karakter van het verdienste-begrip willen we wijzen op hdt ^^oete-sacrament^ met de daarvoor vereiste dispositie. Het is niet toevallig, dat we hier opnieuw in aanraking komen met een zekere com^^^) Hoezeer Rome in de reactie een bepaald beeld van de Reformatie onderstelt, kan men in bijna alle uitspraken van Trente en dan ook in alle dogmatieken waarnemen. Zeer duidelijk o. a. bij Scheeben in zijn dogmatiek: verwantschap met het manicheïsme, uitwendige rechtvaardigingsleer, enz. Zie Scheeben, Handbuch der Dogmatik VI, 1957, pag. 170 V. Van ingrijpende betekenis is hierbij altijd geweest de interpretatie van de „passiviteit" in de bekering bij de Reformatie. Men interpreteerde deze „passiviteit" als een „overmacht" der genade, die de zelfwerkzaamheid van de mens vernietigde om zo alleen „genade" te zijn. Het is echter duidelijk, dat Luther en Calvijn het genadekarakter van het handelen Gods op het oog hadden en met die „passiviteit" wüden aanduiden het niet uit de mens opkomen van het heü, dus het anti-meritoriale van de genade Gods. Evenmin als men uit Christus' woord, dat niemand tot Hem komen kan, tenzij dat de Vader hem trekke, afleiden kan, dat hier de menselijke activiteit wordt uitgeschakeld (het gaat om het komen), evenmin mag men uit de reformatorische accenten op de „passiviteit" afleiden, dat hier van een uitwendige overmacht sprake was. Toen dan ook Melanchton om der vdlle van de practijk — de moraal — in synergistische banen ging, bleek hij daarmee de diepste intenties van Luther niet meer ten volle te verstaan, althans niet meer in de practijk te verdisconteren. Vgl. Lauri Haikola, Studiën zum Luther und zum Luthertum. Uppsala, 1958, pag. 127 v. 49
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 20 oktober 1958
Rectorale redes | 92 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 20 oktober 1958
Rectorale redes | 92 Pagina's