GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De nood van de rijpere Jeugd.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nood van de rijpere Jeugd.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

III (Slot)

Inhoud eerste artikel: In verband met de geestesgesteldheid onzer dagen ontdekten wij onder de rijpere jeugd in het Gereformeerd leven, geltjk zich dat kerkelijk en in vereenigingsleven openbaart, drie soorten: a. die ethisch denken en gevoelen, gelijk Ds. Netelenbos (zeer klein in getal); b. die vooruit willen, zonder de oude paden daarbij te verlaten; c. die of in radicalisme of in scepticisme ondergaan.

Inhoud tweede artikel: 't Vereenigingsleven der rjjpere jeugd, inzonderheid dat der jongelingen; waarover öeze artikelen meer in het bijzofnder gaan, is nog niet waar het wezen moet, inoch wat het aantal der J. V. betreft, noch wat haar wijze van werken aangaat. Cijfers werden daartoe gegeven van verschillende plaatsen, welke aantoonen, dat hoogstens een 50 pet. georganiseerd is. Dankbaar werd het goede geconstateerd, wat reeds bereikt is, zoowel door Ver-/ eenigingen als deli Bond. De oorzaken werden opgespoord, welke reden geven om ook in deze zaak voort te gaan, zoo noodig te reformeeren. Gewezen werd daartoe op de ouderen, op ae kerk, op de veroeniging ea op de jongelingen zelf.

Wij riepen in ons vorig artikel: „Aan den' arbeid om 'te wianen, wat gewonnen kan woi-den! Aan den arbeid om te herwinnen, wat teruggebracht kan worden." W© willen in dit slotartikel de vraag trachten te beantwoorden: op welke manier ? Want we moeten voortvaren, zoo noodig reformeeren!

’k 'Kan hier slechts eenige richtingslijnen aangeven en wü dan acbtei-eenvolgeas in aansluiting met mijn bebooig ten vorigen male u voorhouden, wat de ouderen hebben te idoen, wat de Kerk zal hebben te verrichten, wat de taak der Jongelingsvereeniging is, wat de jongeren hebben te bedenken.

Wat de ouderen hebben te doen. Zij' moeten meer medeleven bet leven der jongeren, niet zoo spoedig er bij zijn iets voor „iets nieuws" te verklaren, 't welk Idan in den regel synoniem is met „niet

goed”, „niet Crereformeeid". Men klaagt over de rijpere jeugid. Is eir niets meer te prij^zen? Men roemt den „goeden, ouden tij'd." Daarover teb ik echter wel eens heel vreemde dingen hooren vertellen, 't Was toen ook niet al goud, dat er blonk. Een der grondfouten der ouderen is, dat ze vaak de psyche, de zielsigesÈeldheid, dé aspiratiën van de jongeren, ja zelfs van eigen kinderen niet verstaan. Waardoor niet! Hierdoor, omdat men daartoe ztelÊs geen moeite doet, geen poging in bet werk stelt, 't Kan in des jongelings hart soms stormen, 't Kan hem bange zijln daarbinnen, als de vragen der oritiek het hoóld bezwaren, de stormen van den twijfel het hart benauwen. En hoe menig jongeling toiist dan in die periode des levens de veilige gidsien, die hem aanwijlzen het rechte pad. Daarbij, de jongeling wil niet meer „als kinid" behandeld wonden. Roaisiseau sprajy i^'an hem als „1'enfant fait." ïïij wil voor „vol" aangezien worden in het huisgezin, en ooik oj> ' de catechisatie. En de o^uideren hebben hiermede te Bekdnien, al zal het gevoel van zelfstandigheid niet al te zeer gestreeld moeten worden. De refoirm: aitie zal in deze van het huisgezin hebben te beginnen, 'k Wil den jongeling, en evenmin de jongedochter, maar avond aan avonid uit huis hebben naar de vergadering van deze Vereeniiging iof van dat Comité. We verdrinken tegenwoiordig in de Vereenigingen en in de Comité's. Ze 'zijn goed, ze moeten er zijn om de velerlei, belangen van G-ods koninkrijk te behartigen. Maar de uithuizigheid is er door bevorderd, het huiselijk leven heeft er schade door geleden. En nog minder wil ik de rijdere jeugd „de straat" op hebben. Het huis nioet bet middelpunt blijven. Daar moet de gezelligheid wezen. Daar m'oet dö ppvoédende kracht van uitgaan. En wanneer zullen de ouders ook eens toonen, dait ze medeleven met de aoLie der jongeren, door bun vergaideringen eens bij te wonen? Dat woirdt op prijis gesteld. We zijn er niet mede af, door maar als begunstiger elk jaar den traditioneelen : gulden te betalen. Bestaat ^r niet meer zoo iets als .„Ouderlijk Toezicht" op de vereenigingen? Wat wai^en we daar vroeger warm voox! Wat hebben we daarover op de vergaderingen gedebatteerd. Brochure's zijn er ztelfs over geschreven. En 't pracitiscb resultaat! Een mislukking!

Wat de ICierk als instituut zal hebben te verrichten? In de prediking zal de Dienaar des Woords hebben te toonen, dat hij het zaad der Kerk niet vergeet. Voorzeker, het Woord zal „recht" gesneden mo'eten woirden, het woord ider vermaning zal moeten uitgaan, scherp en belij'nid, maar ook anderzijds zal men goed doen hen te laten merken, dat nien hun zielenooden ondericent, en mfet vaste en tegelijk zachte hand hien voert op den weg, waarop alleen ware blijldschap en kraciht gevonden wordt. Een enkele maal eens een „jeugdpreek", die ook goed is voor den grijsaard. Maar overigiens gelooven wij, dat onder G-ods zegen het meest bereikt zal worden door het Woord, dat eiken Rustdag gebracht wiordt, toe te passen ook voor Üe jongeren. Zij' moeten er iets aan hebben. Zij moeten in den prediker een man zien, die' met ben medeleeft, die hun zielsgesteldheiid kent. Daar moet iets frisch, iets krachtigs, iets levends in de prediking zijn.

Daarbij zal uit alle macht het catechetisch onderwijs tot volle hoogte gebracht moeten worden. Ook bier zal men het „ambtelijk karaikter" van dit onderricht naar voren hebben te brengen ©n bet zaad der kerk er van hebben te doordringen, dat dö catechisatie niet maar ©en bijkaak; is, een bagagiewagen, aangehaaikt achter den personentrein. En toch, zoo wordt er dikwerf over gedacht en helaas, soms door ide ouders nog in de hand gewerkt ook. Alles moet voorgaan, bet bezoekten van allerlei avonidscbolen en cursussen, met namie in de steden, bet studeeren voor Idit idipiloma en deze acte, en dan pas wordt aan bet catécheLisch onderwij's gedacht. Men zegt dan in Twente, dat „men het niet kan wachten." Typisdhe uitdrukking. Niet zoo kwaad bedoeld, maar waaraan toch een verkeerd beginsel ten grondslag ligt. Voor den leeraar geldt bet, dat hij' dit londerwijs als een der belangrijkste deelen van zijn ambtelijkien - arbeid heeft te beschouwen. Daarbij zal de vraag m^et ernst onder de oogen moeten gezien worden, of onze oatechisaties niet anders ingericht kunnen worden, dan altoos dat eerste half uur het traditioneel© „vragen en antwoorden." We gaan hierop niet nader in, waar we in een artikelenreeks in het „iGereformeerd Klerkblad voor Overijsel en Drente" onze denkbeelden biero'mtrent uiteenzettefa. Temeer spreken wij hier thans niet verder over, waar wij' inet belangstelling uitzien naar de artikelen, die Prof. Dr. Hoekstra Kal schi'ijven in j, De Reformatie" over: „De reorganisatie van het catechelisob onderwijis.”

Als de leeraar daarbij eenigen tijd kon vinden, zou het ook gewenscht zijn, dat hij de verschillende vraagstukken, die de harten beroeren, met de rijpere jeugd behanidelide, meer speciaal en meer uitvoei-ig. Men wil bij. dit punt wel niet uit bet oog verliezen, dat we hier inzonderheid handelen over de behoeften onder de rijipere jeugd in de steden. Niet, dat het niet zeer goed en zeer nuttig zal wezen deze zaak' ook te behartigen in de kleinere plaatsen. Ook dat, maar de nooden dringen zich vooi'al in de grootere plaatsen met klem aan .ons oip. Daai' komt men meer dan op bet platteland, ia aanraking, met allerlei ^geesten. Men maakt in zijn werkkring kennis met het Socialisme en Anaïchisme. Men hoort van het Buddhiisme en Spiritisme. Men verneemt van de „Genezing op het •gebed" en van „De Stier in het Oosten." En nu gaat het niet aan, zich van dit alles niets aan te ti^kken en zich m: aar bij' Hellenbroek, hoe verdienstelijk ooik, of bij den Catecbismns, welk ©en gouden kleinood overigens, te bepalen. En het ter sprake brengen van deze zaken kan bij het catechetisch londerwijs niet stelselmaJüg, in afgerond geheel geschieden, sledbts zoo nu en dan, wanneer het een en an^der aan de orde komt. Daarbij is d© tijd 'meestal te beperkt, om een meer degelijke, diepgaande bespreking aan deze jdingen te wijden. Zeer vruchtdragend lijken ons daaroiri toe, b.v. twee-of driemaal in het winterseizioen ©en samfenkomst te houden met de rijptere jeugd boven de-16 jaar, zoowel jongelingen als jongedochters, afzonderlijk of gezamenlijk, onder leiding van den predikant, idie , !pchter weinig. spreekt, maar hen laat spreken over die onderwerpen, idie aan de orde moeten komen. Zoo komt de Dienaar des Woords te weten, wat in hoofden en - harten leeft. In mijta gemeente heb ik dezen winter daar een begin mede gemaaM. En: „de perzik smaakt naar m^eer", ook volgens de jongelingen ©n jongedochters. Een 270tal was aanwezig. Een der viienden leidde het onderwerp in: „De Kerk en ide rij'pere jengd" ien besprak de taai der Kerk ten opzichte van de rijpere jeugd, uitkomende in het catechetisch onderwijs, het kerkelijk toezicht, huisbezoek enz. ©na. Een mooie besprekinig badden wjj dien avond en een zeer gezdlig samenzijn. Hierop is gevolgd ©en tweede samenkomst met het onderwerp: „De voorbereiding voor bet Christelijk Huwelijk" (verkeering, verloving, gemengd huwelijk, - enzi.). Straks komt een derde samenkomst met het onderwerp: „Hat boek en de rijpere jeugid'." Zoio klomit er banld Itusschen piiedifcant en rijpere jeugd, en ook tusschen onzfe jongelingen !en jongedochters onderling. Men zial hiertegen inbrengen, dat met name in d© groote steden, de predikanten toch reeds met arbeid overlalden zijh. En nu dat nog? Ik erken, dat dit bezwaar met recht kan gelden. En het is een ong©boorde toestand, in groote gemeenten voorko-rnende, dat id© leeraar, alg^dacbt van d© z'omermaanden, in d© wintercampagn© hoogstens teen 10-k 20-tal avonden (in den huiselijkten kring kan doorbrengen, bezet als hij' is met tal van catecbisaüën en met allerlei vexigaderinigen. Daar zal voorziening in moeten worden getroffen, öf door het tal der predikanten meerder te doen' wonden, of ©en ander© ai'b©idsverdeeling tot 'stand te breng©n, waardoorf ooik het ouderlingen-element meer in deze actief aan den arbeid deelneemt.

Verder zial het „'Berfcelij'k Toezicht" door 'den kerkeraa'd ter baad genomen moeten worden en beter geregeld daai tot dusver. Want dat toezicht is 'Ovér bet algemeen op; e©ne mislukking uitgeloopen. En ten slotte zal bet instituut „jengdoud'erling", dajt nog in zijn eerste stadium van ontwik!ke]In, g is, welücbt goed© diensten kunnen bewijklön. Bij d©n jeugidonderling hangt onz©s inziens bet welslagen geheel af van (dien peïsaon, di© voor deze speciale taak onder Ide rijper© jeugd wordt aïgezonderd. W© hopen over Idit instituut nadör tö handelen ia een reeks van afzonderlijke artikelen in dit blad. Daaroni voor ditmaal hierover deae enlkele opmerking.

Wat de taai: ) der Jongelingsvereeniging is. Op^ houden met .allerlei gewichtige onderwerpen te besp.r©ken, die boven haar macht gaan. Keur aanleggen bij de keuzie dar inleiders van de oinlderweipien. 't Gaat nu maar in den regel naar aKabethische voligonde. Niet mieer zidh warm maken voor .allerlei nietige zakten, idie 'gelen recht van bestaan hebben > m moesten wejgvallen tegenover de groote zaiken, die ons roepen. En de vergaderinigen zullen wal gezelliger mlbeten wotden ingericht, 'k Houd er aan vast, 'dat de Jongelingsvereeniging allereerst ©en vormtende taak beeft. Dat is de eere van den Botód geweest tegenover bet Nederlamdsch Jo> n; g©lingsverbonid. En die ©ere moet de B'onid noO'it .prijlsgeven. Dat pad mioeten onze Vereenigingen nooit verlatten. Anders zal baar kracht wonden gebroken. Maar we zulletni door de ppactijk en ervaring gedrongen, ook wat mieer-naar voren moeten brenjgen in ons Vereenigingsleven de opzoekende 'en bewarende taak, ons toevertrouwd. Prof. Dr. H. BavincK wijlst daarop in zijn boek „De opvoeding der rij'pere jeugd." We mo'éten ons toeleggen op het trekken van die jongelingen, die nog niet toiet ons gaan; we moeten ons toeleggen op het ontwikkelen !en prikkelen van hun ijver. We moeten ook trachten ide vergaiderinigepi gezellig ten, aangenaam te mafcrai, door gelegenheid te geven voor vrij', onderlinig verkeer. Degenen, die no|g „van yerri© staan", moeten niet afgeschrikt worden door stroeve gezichten, oudmannetjes-gedoe, dorre inleidingen, 'gerekte, saaie debatten, afschuwelijifc©, naargeestige en sombere vergaderlokalen. In de groote steden .acht ik daartoe federatief verband voor de geheele Jeugdorgaaisatie noodzakelijk, een Centraal Verband, een Jeugd-aentrale. Daarbij voor de Vereenigingen 'een eigen gebO'UW, w.aar zich de actie tesamenti'ekt, de eledriscbe Centrale. En eindelijk ook gelegenheid voor degenen, die dat willen, _ om een avond in ide week in vrije oo'uversatie met elkander 183 om te gaan. Ik vraag geen technisch© cursussen, muziekavonden, dam-en schaakspelkrimgten enwail dies meer zij', uitjgaande van de Jongelingsvereeniging. Dat is baar taaik niet. Daar kunnen ander© clubs en kringen voor zorgen. Ma^r wel ©en m©t' elkander verkeer en in vrije gedacbtenwiss0ling, met daaraan verbo'nden gelegenheid om kennis té nemen van wat in tijdschriften enz, geschreven wordt omltrent de vtagen van den dag. Dat wteïkt ook karakbervormend en ontwikkelend.

En ten slotte: walt de jongeren hebben te beidenkien. Laat ik .daasrover na al hetgeen ik reeds g©sobreven heb, kort zij'n. Laten onze jongeren van Gereformeerden huize 'eens luisteren voor bun sprelfaen 'en wijfee van doen 'en optreden, naar |d© levensles van ©en Enjgelsch schrijver, welke ik onlanigs in ©en der blad'en las: „Het is eigenaardig op t© mierken, hoe in den loop der jaren d© opinie van iden zioon ten opzicht© van'den vader zich wijlzigt. Ik neem m'ezelf als voorbeeld. Toen ik 10 jaar oud was, meende ik, dat mijn vader alles wist; op 15-jarigen leeftijid was ik ©r van ov©T'tTiigd, idat ik minstens 'evenveel wist; op' 20-jarig©n leeftijd, dat ik tweemaal zooveel wist, ©n op 30jarigen leeftijid vroeg ik hem zelfs nimmer in ©enig dinig om raad. Maar op 40-jarigen leeftijid bemerkt© ik, idat vader zieker evenveel wist als ik; en toen ik 50 jaar was, b©gO'n ik te begrijpen, dat mijn vader de m'eest verstandige en wijlz© man van 'd© wereld is." Daarbij-z, ullen sommi.gen onder hen wat minder hebben te spreken over allerlei „cultureel© vragen", naaar allereerst zich eenS' te beijveren hebben pm de elem-entajire beginselen der Gereformeerde Geloofsleer zich eigen te makien. Want met dit laaijste staat het soms bedroevendl; Eerst de onderbouw goed. En 'dan pas' kan aan den uitbouw begonnen wonden, 't Huis zal dan > vel gefundeerd zijln ©n besüianld teg-en „idien storm" en „ds watervloeden". En laten onzie jongeren voorts, een weinig mander critiseeren en vero'ordeelen, maar meer waard'eeren het vele goede, dat , God nog geeft in onze Gerefarmeerdei huisgezinnen, in pnz© Gereformeerde iKierken ©n in onze Jongelingsvereenigingen op G-ereformeerden g^rondslag, en zich beijveren de iGereformeerde beginselen voor Kerkj, Staat ©n Maatscbappiji meer en mteer te kiemiea en.... te belevien. Voorwaarts 1 EendrachtigI Vaji G-od ikracht ©n 2ïegen verwachtende 1

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

De nood van de rijpere Jeugd.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1921

De Reformatie | 8 Pagina's