GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doodstraf en Bekeering.

In de maandelijk'sche pieriodiek „Cijfers en Feiten", die Mj de N. V. Die Graafsohapi te .Aalten uit haar asch is herrezen en een belangwekkende pers-schouw' geeft op politiek' en sociaal gebied en wie wij' daarotm een lang leven vol jubilea toewienschen, kotmt ook een stufcske voor over Dooidstraf .0n de gelegenheid tot bekeering. .Gelijk ipen weet, wordt de wederinvoeringj van de doodstraf sterker bepleit dan een tien jaar geleden. „Cijfers ein Feiten" heeft het dan over een argpm'ent, dat door gevoelige m'enschen, vwen het echter aan doordenken ontbreekt, telkens weer wordt ingetracht.

Het reclasseeringsoollege kreeg van den Minister van Justitie opdracht, voorstellen tot nietawe wettelijke regeling van ons sitrafstelsel in te dienen. Hel vraaigistafc van de 'doodstraf, iz; oo schrijft „D© Rotterdammer" (a.-r.), krijgt dan weer actualiteit en bij de afbakening onzer 'hoiuding tegenover dit probleem, izal het geschrift van Prof. Fabius over de doodstraf goede diensten bewijizen.

'Zoo is ter bestrijding van dit argument, ook wel in Christelijken kring, vernomen, dat de doodstraf dient te worden aifgekeuni, wijl zij de gelegenheid tot bekeering: belemmert.

Do kracht van dit argiament ontgaat ons, izegt het blad.

Reeds kan worden opgiemerkt, dat juist de naderende dood izuLk een krachtige prikkel werkt tot diepe .zielsoverdenkingen.

Eigenaardig is hetgeen wordt medegedeeld in de gedenkschriften van twee biechtvaders, die gedurende dertig jaren te Parijs geestelijken bijstand aan ter dood veroordeelden hadden geboden. Daar Waren er slechts weinigpn, .zoo verklaren zij, die in het gezicïit van den onverbiddelijken dood geen schuld gevoelden en baden om vergiffenis. Van cén verhalen ze, dat hij. ontoeg'fmkelijk bleef voor hunne - woorden en zelfs zioh niet liet verteederen door de herinnering aan eijn vrome moedei". Als dat niet helpt, zoo .zeggen ze, dan is alles dood, maar het gebeurt ^uiterst .zelden, dat dergelijke herinnering haar doel mist.

Wordt dat argument van het afsnijden der bekeering bij de toepassing der doodstraf niet omver geworpen door het bijbelsche verbaal van den moordenaar aan bet kruis, die van Jazias de toezegging ontvangt, dat hij met Hem in het paradijs zal zijn ? Ligt ook geen waarheid in bet woord van Mr Koenen: , .Wanneer Hij door izijn straf bevel den levensdraad des schuldigen afsnijdt, wie zal dan den Allerhoogste rekenschap vragen, meer dan wanneer een plotseling sterven een einde aan dat leven maakt?

Natuurlijk valt ieir nog meer bar onlzenuwing van dit argument aan te voeren.

Uit bouw.

Eveneens is „uitbouw" onder ons adtneel. „Uitbouw" zoo verklaart prof. Grosheide in „Noord-Hollandscih Kerkblad":

Uitbouw izegt, dat er een geböiuw is, een gebouw nog; , zeer wel goed en bruikbaar, maar het wordt te klein. Er komen nieuwe bewoners, de oude worden grooter en geven Ziicih aan meer arbeid, wiaarvoor het oude huis geen ruimte biedt. Uitbouw aegt, dat bet oude huis bewlaard kan blijven, het moet niet afgebroken, maar er moet in den stijl van het oude huis iets bij komen, een paax kamers er naast of een verdieping er op. Uitbouw laat do fundamenten onaangetast, hoogstens worden ook die grondslag'en verlengd, doorgetrokken. iVIaar wat er ligt, wordt niet weggenomen. Dat blijft liggen en wordt evenzeer in waarde g: ehouden als vroeger.. Wanneer nu de vraag geidaan wordt, is er voor een uitboUw van ons kerkelijk leven reden, dan moet geantwoord, daar is altijd reden voor. Roeping blijft jagen naar volkomenheid. Er is ook wel bijizondere reden voor in onzen tijd.

De wereldoorlog en zijn gevolgen beteekenen een buitengewone versnelling van het leven. Men kan niet .zeggen, dat er thans beginselen worden toegepast, die vroeger niet werden gehoord. Maar men kan wel zeggen, dat, wat vroeger, vóór den oorlog stil, beschroomd gemO'mpelid werd, voorgedragen boogistens in kleineren kring, nu in verband met de omstandigjieden vaak gemeen goed is geworden niet alleen, maar uitgevoerd ook. Wat anders in misschien vijftig jaar .zou zijn. geschied, veranderingen, die een halve eeuw noodig, zouden hebben gehad om tot stand te komen, werd nu saamgedrongen in. een vijftal jaren.

Natuurlijfc heeft ook de kerk daarmede rekeningte houden. Het is niet de taak van de kerk op allerlei levensterrein vooraan te g[aan staan, ze heeft een eigen geestelijke taak, , ze moet uitdra.gen en toepassen het Wooird van God. Maar dat heeft ze te doen in verbiand met de tijdsoms.tandiigïieden, ize heeft den nood der menschen in' een bep'ajaiden tijd te onderkennen, .ze heeft de zonde van een tijd te izien-en ze heeft daarover te laten g[aan bet Woord des Heeren. Ze mag niet doen, 'of er nietsveranderd is, als veel .zich wijzigde. - Dan verstaat izo 'baar roeping niet.

Nadat hij. oiveir'het uitbouwen'in verkeerden zin heeft gesproken, omschrijft hij dan den waren uitbouw.

Hier komen we nu aan het ware uitbouwen. En dat ware uitbouwen o^mvat tweeërlei.

De tijden veranderen, de mensch verandert. Zeker, in den grond blijft de mensch izich zelf gelijk en in izooverre hij; zondaar blijft, die altijd noodig heeft de verlossing der izonden door het bloed vtm Christus, heeft de kerk onder alle omstandigheden de plicht het evangelie der gebade izUiver te prediken.

Maar toch is. er veel verschil. De eene tijd is meer 'materialistisch, de andere meer niystiek aangelegd, de eene meer objektief, de andere sub--jektief. In den eenen tij'd is er dorheid en koudheid, in een anderen veel te hoog; gespannen verwachtin, gen. Soms is er politieke beroering', dan weer sociale. De eene' maal is er voorspoed met al de bezwaren van dien, de andere 'keer ellende en armoe. Al die dingjen gaan niet buiten het geestelijk leven om, , ze houden ook bezig; de leden der kerk. Het Woord Gods heeft troost te bieden en heeft te vermanen onder alle omstandigheden. En daarom beeft de kerk te rekenen met den tijd, als ze het woord Gods predikt. Haar vermanen heeft te letten op de .zonden van den tijd, die in de gemeente bmnendringen. De kerk heeft heel het leven te overzien, niet om dat leven te re-gelen of te regeeren, maar om over dat leven te prediken het Woord des Heeren, dat aan de kerk is toebetrouwd.

In dien , zin kunnen we dan ook ze.ggen, dat de taak der kerk elk oogenblik verandert. Laat het waar , zijn, dat het hier g3.at om dingen, die meer aan den omtrek liggen, laat hoofdzaak blijven de prediking van den weg der verlossing, de o-mtrek m.ag niet worden vergeten, alierminst wanneer die omtrek in het leven der menschen een breede plaa.ts bekleedt.

Het kan izijn, dat de menschen van den. omtrek moeten worden teruggeroepen naar het centrum, maar izelfs om dat te doen moet gpweten worden, - wat de menschen bezig houdt Maar toch , als de evenredigheid in bet oog gehouden wordt, als eentrum blijft, wat centrum weizen moet, , dan heeft de prediking te rekenen met en naar het Woord Gods te spreken van 'heel het leven der menschen.. Hier stelt elke tijd eigen eis-chen. En wie maar doet, alsof er niets geschiedt, wie maar liefst een preek hoort, g; elijk ze voor dertig jaar geleden goed waren, die verzuimt 'uit te bouwen, waar uitgebouwd moet worden.

Hebben we dus bij den uitbouw van het kerkelijk leven in de eerste plaats te denken aan het in den goeden ein van het woord blijven op. de hoogte van den tijd, dit is niet het eenig; e. De kerk doet meer dan prediken, ook al wil men, gelijk het geschieden kan, katechisatie en huisbezoek onderbrengen bij de prediking van het Woord. Neem den diakonalen arbeid, een werk, dat op' allerlei

Avij.zen met bet sociale leven in aajxraking komt. Neem het verband met en de verboiiding tot andere levensla-imgen, als de school* en de overheid. Denk 'aan de manier, waarop de kerk werkt in de wereld, .zending en evangelisatie. Hier kan niet ' alles naar dezelfde metbode blijven geschieden. Zeker bet Woord G-ods blijft aan aichzelf gelijk, toch leert - elke tijd in de Schrift nieuwe dingen zien. Ook het andere, wiiarmee in izending-en evangelisatie te rekenen is, de menschen, die bearbeid worden, worden wel in zooverre gelijk, dat bet altijd weer gaat om zondaren, die tot Qod moeten worden bekeerd, maar , ze veranderen in bun denken en gevoelen. Dat - maig niet over 't hoofd worden gezien, of de bearbeiding zal met onvruchtbaarheid worden geslagen.

Er is dus reden tot Uitbouw van het kerkelijk leven, omdat de toestanden telkens veranderen en ook veranderd zijn. Alleen maar, die uitbouw , zal steeds , zoo moeten geschieden, dat het waarlijk uitbouw iis geen nieuwbouw.

Niemand kan een fondament leggen, dan hetgeen gelegd is n.l. Jezus Christus.

Grelijk' men ziet: igebeel in den geest van ons blad.

Onder Kunstbroieders.

Men k'an niet bepaald zieggen, dat de hedendaag-: sc'be literatuur aan uitbouw doet.

Veeleer laten onzie nieuwere scihrijvers, als ze eenigen naam hiebbea verworven, ieder een villatje bouwen, niaken daarvan een soort fort en beginnen dan op ooncujrente auteurs te schieten. "

Het „Gereforimieerd Jongielingsblad" levert bewdjsstuMvem hoie Quérido' klaagt over Kloos en Ernants weer over Quérido:

Neemt b.v. Kloos, de vermaarde criticus, die zijn critieken, geschreven van 1880—1893, verzameld heeft in zijn „Vieei'tian jaren Literatuurgeschiedenis", gevolgd dooT zijn „Nieuwere Literatuur-geschiedenis", gevolgd door zijn „Nieuwere Iiiteratuur-geschiedenis" (1905). En, gedachtig aan de, ze uitgebreide literataur, verrijst dan Kloos voor U als de groote, de w.a.arheidli e v e nde'criticus onzer eeuw! Maar hoort dan Querido, ontegenizeggelijk één der machtigste literatoren der modernen, klagen: „O, die behandeling, die ik heb ondervonden van Kloos, die .... die illustreert mij zijn onvermogen om jonge auteurs, die aan bet uitbotten izijn, te erkennen en te begrijpen. Als ik mij aan hem had moeten storen, dan was ik doodeenvoudig vernietigd geweest! Dan had. ik nooit meer de pen opgenomen! Slechts onder enkele omstandigheden is hij in staat de waarheid te onderscheiden. Jlaiar hij is erg gul in het pluimpjes geven aan zijn vrindjes. En moordend ... moordend is hij opgetreden tegenover jongeren, die niet meededen aan de overdrijving! van zijn kwaliteiten als dichter."

En:

Lijnrecht tegenover den woordkunstenaar Querido staat de pessimist MarceUus Emants, die in „Lililh" heeft willen bewijzen, dat de wellust de werelfi eigenlijk in stand houdt, en wiens moeder, kort voor haar sterven, dit - aanlokkelijk getuigenis van haai' zoon kon geven: „Als Marcellus eens een geestigheid wil vëï'tellen, dan is niets hem te heilig, " Dit_ deelde hijL n.b. zeJlf met eenigen trots mede. Zijn oordeel over wooirdkunst omvatte hij in deze verklai-ing: „Maar ea-is toch' één opizicht waarin ik beelemaal niet met de nieuwe richting mee kan gaan en dat is de ovdrdreven vsreering van de woordkunst, waardoor alles is gereduceerd pp klank, rhytme en ta, alsdioon. Het middel wordt dan doel. De hoofdzaak is toch maar wat je ' Schrijft en het hóe verdwijnt daarbij dikwijls". Zeer juist! voegen wij aan dit laatste toe. "

En elders oordeelt hij: „Ja, de misbniiksn, die •de schrijvers maliën van beschrijvingen en schilderingen in woorden, zijn geheel in strijd met Lessing's voorschi-ift. Je raakt er uit, je krijgt geen indnik. Dat heb ik juist tegen Querido: dat ik uit zijn bescbrijWngen geen indruk , krijig." En na enkele dingen, genoemd te hebben, waarin hij wel met Querido kan meegaan, vervolgt bij: „Maar met zijn wijze' van werken kan' ik ook al weer niet mee: „Nee, dat werkwooixien maken van zelfstandige naamwoorden, o, dat kan ik niet hebben!... Een heel enkele keer kun je zoo'n buitennissigheid w'el gebruiken. Maar als bet regel wordt, dan do'eit •het zeer onaangenaam aan." Quetido — oordeelt Emants elders — is' ©en man, die werkelijk heel veel kan: een zeer begaafd auteur... maar zijb boeken kan ik niet genieten. Die ri^ste-brijberg van woorden, daar kan ik niet doorheen Ik heb altijd wiQen hebben, dat, als ik een boek las, ik zoo min mogelijk van de wooirden, merkte. Ik wil, dat een boek mij de geböurtenissen voor de oogen stelt, dat ik de mensichlen .zie leven, hoor praten Maar ik moet totaal vergeten in welke woorden dit tot mij is" gekomen. Ik moiet niet genieten van elk woord appart.

In de-zie rubriek is een beoordeeling hiervan niet < ip zijm plaats. Alleen iirag ik wel even aanteekenen, dat volgens mij' het gevoelen van Emants veel waars, m'aar ook' veel eeoizlijdigs heeft. Doch waar bet hier om te doen is: wie de tijdscbriften leest merkt alras, , dat er onder onze literatoren •een cluhigeest heerscht. Onder kunstenaars zeer zeker niets ongewoons. Geen enkele categorie van mensohen staat zo» onder den druk van sympathie en antipathie als zij.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 1921

De Reformatie | 8 Pagina's