GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Waar zijn ze gebleven ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waar zijn ze gebleven ?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Den zevenden Juni 1871 vierde de Nederlairdsche Gereformeerde Kerk van Elberfeld het 25-jaa.'tg jubileum harer „weder-openbaring" (Neugestaltung). .Dit was een heerlijk feest voor Dr Herm'ann Friedrich 'Kohlbrügge. In zijn toespraak tniemoreerde zijn uitnemende vriend en tevens ouderling Von jder Heydt den grooten invloed, in zeer wijden kring geoefend door Kohlbrügge's prediking, Uit deze toespraak wil ik slechts herinneren, dat Von der Heydi sprak van een Schare van jonge mannen, die als b 1 ij d e getuigen dor zuivere waarheid in Duitscihland en elders waren uitgegaan. Deze lofspraak was niet overdreven. In 1871 bezat Duitschlands Gereformeerde kerk dus nog een schare van gelrouwe predikers naar het slag van den onder het ouder geslacht ook hier te lande welbekende 'Wiohelhaus. Doch naast deze schare-min of meer verwant in gedachte aan Kohlbrügge, waren er nog veel n, .'eer andere predikanten, die de Geref. waarheid liefhadden en predikten, getuige de jubileumuitgave bij gelegenheid van het 300-jarig besla; in van den Heidelbergschèn Katechismus, bezorgd door de predikanten der Gereformeerde gemeente te Elberfeld.

Elberfeld en Barmen, het gansch'e Bergsöhe land, is zeer langen tijd een oase geweest in de kerkelijke wereld van Duitschland.

In het midden der vorige eeuw was aldaar o.a. predikant de hier zoo goed bekende en vermaarde Gottfried Daniel Krummacher, 'Sen leeraar, die mij eens doior een man, die niets van de tegenwO'Ordige Gereformeerde predikanten, welk e hij nimmer hoorde of had hooren prediken, nicest hebben, werd aangewezen als nog eens leen echte oude schrijver te zijn, ovoirj aars oh ko.ren — de onkundige man, misschien wel een der zegsmannen van. den veelzij'digen Gereformeerden (? ) medeiwerker van „De R.otterdammer", wist niet, dat Krummacher predikant was geweest voor nog geen halve eeuw in de , , , staande kerk" van Elberfeld.

Het, feit echter, dat er voor een halve eeuw nog zooveel Gereformeerde piredikanten, marmen van groioten naam, in Duitschland waren; mannen van wie in binnen-en buitenland geen geringe invloed uitging, dringt tot de vraajg: is daar niets of slechts weinig van overgebleven? W.aar zijn de leerlingen, de cateehisanten van deze voorgangers ?

Vooral in de Rijn-p; rovincie, in het Bergsche land, i.n Westfalen, ja overal verspreid, van Polen tot de Zwitsersche grens, werden zulke predikers aa, ng€'troffen; te Potsdam!, Stettin, Halle, doch ook in kleinere steden en dorpien.

Is er niets van al dezen arbeid overgebleven? Dal. is niet te veronderstellen. Dat is ook metterdaad niet het geval. Do'ch voor wat er nog rest aan Gereformeerd bielijden en beleven, dreigt in Duitschland een bizonder groot gevaar, het gevaar van het sectartsme. Een gev, aar, dat in alle die landen groot is, waar de „staande kerk" 'steeds micer afwijkt in belijden en beleven van der • vaderen voetspoor, zonder dat zulk een kerk toe reformatie komt. Als refor'miatie achterwege blijft, keeren zeer velen der vromen in tot de tent en de zaal der „Gemeiirschaften", der „Sundcrkirchen".

Dit verschijnsel is schier nergens sterker waar te nenien. dan in Duitschland. Dit is hat grooto gevaar voor het kerkelijk leven in dit groote land. Moge de vroomheid in zulke vergaderingen voor eön ilijd nog bewaard blijven, straks ontaardt zij in allerlei drooinerijen en er gaat van haar geen wederbarende kracht uit tot ontzetting en kerstening eener van God zich vervreemdende natie.

De Heere heeft ook in Duitschland nog zijn duizenden, die nog niet de knie bogen voor de goden 145 der eeuw; deze duizenden vervreemden zich steeds verder van de offieiëele kerk eir leven een halfslachtig leven op' kerkelijk gebied. Zij zelf vermijden de kerk, gebruiken niet meer de sacramenten, of voegen zich bij de vele secton, die voorspoedig zijn in haar groei. Hunno kinderen laten velen toch nog doopen in de kerJc, die zij. zelf niet meier bezoeken, en zij laten hanno kinderen veelal daarin nog „aannemen" op zeer jeugdigen leeftijd, doch de ouders zelf komen er niet meer. Dit werkt en kan ook niet anders dan hoogst verderfl-ij'k werken op die kinderen.

Er komt door den regel van vromie, doch onkerkelijke huisgezinnen niets terecht; ja, uit zulke kringen komen heel vaak de bitterste en "felste tegenstanders van alten godsdienst. Dit is het groote gevaar voor het godsdienstig loven in Duitschland.

En nu mogen wij' niet het eene doen en het andere nalaJjen!

De acitie voor Hongarije zou ik nifeit gaarne zien kw.ijnen. Doch ik zou er mil niet in kunnen vinden, indien - onze acitie en belangstelling daarin opging. Kunnen wij niets doien voor die kringen, en die vromen van G'ereformeerde origine, die : dreigen o-ra te komen in het mioeras van sectarisme en conventikelen-getest ?

Die geest, nog eens, ' is in zijn ontstaan te verklaren; is eeni, gszins te verontschuldigen; is minder schuldig dan in ons land en heeft een andere oorzaak. Nederland behoort tot de weinige landen, 'die rijk zijn gezegend geworden door heerlijke reiformatorische acties, die in den loop van de vorige eeuw hebben geleid tot d© openbaring van krachtige vrije kerken; een verschijnsel, dat weer gunstig reageerde op de „staande of groote kerk".

Dien zegen 'heeft Duitschland niet in die mate genoten.

Uit dankbaarheid voor die goeide gunste - van God moeten wij, nu in zoovele landen de Christenen hunne handen tot ons uitbreiden, vragende om hulp, het onze doien om de Gereforüi'eerden in Duitschland te helpen.

Val hen niet hard, dezö vromen, die zicih afkeeren van de kerk en inkeeren tot de „Gemeinschaften".

Ook in Duitschland zijn naast volslagen ongeloovige marmen op de kansels nog te veel voorgangers van het slag; , waarvan Ibsen in zijn Sp'oken ons zulk 'Cien weenzinwekkend type heeft geschetst. In Eisenach hoioïde ik in een huiselijke godsdienstoefening voor het ontbijt den vader spreken over Psalm 23: de Heere is mijn herder.

't Was uitnemend! Wij kwamen in gesprek.

't Stend hem niets aan, dat ik predikant was; die heeren dienen alleen om' het groote „Gehalt", traktement.

't Was nog voor den oorlog. Ik deelde herh mede, hoe groot miijn traktement wel was.

Nu ja, als hij dan wel kwalijk kon bewexfen, dat in onze kerken de verzoeking der groote trakteünenten haast de ei^gste kon wezen, de werkelijk vrome man wantrouwde toch de offieiëele bedienaren des Woords.

Wij moeten helpen! Kumien wij help'en?

Laat ik u iets mogen mededeelen van .Dr Kohl-

brugge, dan kom' ik meteen tot een tweede zaak, die mi) al lang oip' liet haxt ligt en die er af moet.

Toen, na het Protestanten-patent, waarvan ik in een mijner vorige artikelen scthireeif. Dr E. Böhl, de sclioonzo.on van Dr Kohlbrügge, staatsprofessor werd in de Giereformeerde Dogmaitiek aan de Tlieol. fac'. te Weenen, en ijverig arbeidde aan de herleving van de zoo geplaa; gde en vervallen kerk van Gereformieerde belijdenis in Oostenrijk, kwam Dr Kohlbrügge door zijn schoonzoon in aanralïing : net de Tsecihische en Motravische Gereformeerden. In 1864 deed hij met Dr E. Böhl een rondreis door deze kerken.

Hij was onder haar reieds bekend door zijn preeken.

Kohlbrügge vermaande de broeders, pal te blijven slaan voor de Gereformeerde belijdenis.

Elberfelds genneente noodigde den predikant V o n Tardy op haar kosten uit tot een bezoek.

Met rijke gaven keerde deze terug. Hij vertaalde in 'tTsechisch ^een bundel keursloffen van Kohlbrügge.

Kohlbrügge maakte de Tsedhen en Moraviërs weer bekend met a Lasco's werken, die ook onder zijn Slavische stamgenooten had gewerkt.

Elberfelds fceirkeraad zond een „Sendsclhreiben" aan den superintendent dier kerken.

De gedachte nu aan zulk ©en „Sendschreiben", aan een Wieckruf, uitgaand© van de Gereformeerden tot de kerken en „Genïeinschaffcen" in Duiitschland, cm aan te dringen op Rieiformatiei, is reeds geëmiitteerd.

Dat zij tot uilvoering moge komen! Als hel daartoie komt, zal ik het u mededeelea! Ik vertrouw, dat het daartoe zal komten.

Dan vergete men niet dien roep te doen TOrnemen ook in Weenen, in Praag, in Bielitz, in Lodz, d.w.z. in Oostenrijk, in Bohemen, in Morav-ië, in Poolsch Silezië. Ik heb namelijk op mijn hart de waarschuwing, die kerken om Hongarije niet te vergeteii.

Dat op mijn vraag: Waar zijln zie gebleven? eens het duidelijk antwoord vernomen worde: Daar zijn ze! Hier zijn wö! Dat het kome in dezen ilijd tot de formalie van vrije Gereformeerde kerken, ook in de landen, door mij' genoemd!

Daartoe willen zeer velen bidden en werken!

G. KEIZER

Correspondentie. De B. te Gr.: ik zal trachten! - Kaaï laanleiding van hetgeen ilt schreef voor een paar weken in deze' rubriek over den „Kepler-Bund" deel ik mede, dat men zich gm. inlichtingen enz. en tot de opgave van lid en begunstiger van dezen bond heeft te ^dresseeren aan Ds H. J. Coxivée, predikant te Amerongen,

K.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Waar zijn ze gebleven ?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1922

De Reformatie | 8 Pagina's